Het bevel van Allah om te vechten:

De profeet [صلى الله عليه وسلم] had voor het eerste verdrag van Al-’Aqabah geen toestemming van Allah [سبحانه وتعالى] te vechten tegen de ongelovigen, maar hij had de opdracht de mensen uit te nodigen tot de islam op een vredige, geduldige en vergevingsgezinde manier. Qoeraysh pijnigde al zijn volgelingen door Moslims uit Mekka te verbannen [zij migreerden naar Ethiopië [Al-Habasha]. En ze deden hun best de moslims weg te houden van de Islam. De volgelingen van de profeet [صلى الله عليه وسلم] konden kiezen uit twee dingen; lijden of Mekka verlaten.

Qoeraysh voelde zich machtig, zij waren tegen de Boodschap van Allah [سبحانه وتعالى] en geloofden de profeet [صلى الله عليه وسلم] niet. Na dit alles gaf Allah [سبحانه وتعالى] toestemming aan de profeet voor Jihad Fi Sabili Allah [Strijden voor de Zaak van Allah] tegen de stam Qoeraysh en hen te overwinnen. Allah [سبحانه وتعالى] zegt: “Toestemming om te vechten is gegeven aan degenen tegen die gevochten wordt, omdat hun onrecht is aangedaan, voorzeker Allah heeft de macht hen bij te staan. Degenen die ten onrechte uit hun huizen werden verdreven alleen omdat zij zeiden: ‘Onze heer is Allah.’ En indien Allah sommige mensen niet met behulp van anderen tegenhield, zouden ongetwijfeld kloosters, kerken, synagogen en moskeeën, waarin dikwijl de naam van Allah wordt herdacht, afgebroken zijn. Allah zal ongetwijfeld degene ondersteunen die Hem helpen Allah is inderdaad Sterk, Almachtig.” [Surat Al-Hajj 41-42]

‘Orwa ibn Az-Zubayr en anderen geleerden zeggen dat dit het eerste vers is welke de profeet [صلى الله عليه وسلم] toestemming gaf te vechten tegen de ongelovigen en hen te doden.