UMMATUN WAHIDA
وَ اِنَّ ہٰذِہٖۤ اُمَّتُکُمۡ اُمَّۃً وَّاحِدَۃً وَّ اَنَا رَبُّکُمۡ فَاتَّقُوۡنِ ۵۲﴾
Wa-inna hathihi ommatukum ommatan wahidatan waana rabbukum faittaqooni

En voorwaar, deze godsdienst (de Islam) is jullie godsdienst, de enigste. En Ik ben jullie Heer, vreest Mij daarom.
{Qs al Muminun ayah 52}
UMMATUN WAHIDA
وَ اِنَّ ہٰذِہٖۤ اُمَّتُکُمۡ اُمَّۃً وَّاحِدَۃً وَّ اَنَا رَبُّکُمۡ فَاتَّقُوۡنِ ۵۲﴾
Wa-inna hathihi ommatukum ommatan wahidatan waana rabbukum faittaqooni

En voorwaar, deze godsdienst (de Islam) is jullie godsdienst, de enigste. En Ik ben jullie Heer, vreest Mij daarom.
{Qs al Muminun ayah 52}
UMMATUN WAHIDA
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

UMMATUN WAHIDA

Wa-inna hathihi ommatukum UMMATUN WAHIDATAN waana rabbukum faittaqooni En voorwaar, deze godsdienst (de Islam) is jullie godsdienst, de enigste. En Ik ben jullie Heer, vreest Mij daarom.
 
IndexLaatste afbeeldingenZoekenRegistrerenInloggen

 

 Al-Baqarah

Ga naar beneden 
AuteurBericht
Ummatun_wahida
Admin
Ummatun_wahida


Aantal berichten : 419
Registratiedatum : 09-12-12

Al-Baqarah Empty
BerichtOnderwerp: Al-Baqarah   Al-Baqarah Emptyza jan 12, 2013 11:13 am

بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ

الٓـمّٓ ۚ﴿۱﴾

002.001 Alif-lam-meem

2:1 Alif Lam Mim.


ذٰلِکَ الۡکِتٰبُ لَا رَیۡبَ ۚۖۛ فِیۡہِ ۚۛ ہُدًی لِّلۡمُتَّقِیۡنَ ۙ﴿۲﴾

002.002 Thalika alkitabu la rayba feehi hudan lilmuttaqeena

2:2 Dit is het Boek (de Kuran) waaraan geen twijfel is, een leidraad voor de Moettaqoen.


الَّذِیۡنَ یُؤۡمِنُوۡنَ بِالۡغَیۡبِ وَ یُقِیۡمُوۡنَ الصَّلٰوۃَ وَ مِمَّا رَزَقۡنٰہُمۡ یُنۡفِقُوۡنَ ۙ﴿۳﴾

002.003 Allatheena yu/minoona bialghaybi wayuqeemoona alssalata wamimma razaqnahum yunfiqoona

2:3 Degenen die in het onwaarneembare geloven en de shalat onderhouden en die bijdragen geven van waar Wij hun mee hebben voorzien.


وَ الَّذِیۡنَ یُؤۡمِنُوۡنَ بِمَاۤ اُنۡزِلَ اِلَیۡکَ وَ مَاۤ اُنۡزِلَ مِنۡ قَبۡلِکَ ۚ وَ بِالۡاٰخِرَۃِ ہُمۡ یُوۡقِنُوۡنَ ؕ﴿۴﴾

002.004 Waallatheena yu/minoona bima onzila ilayka wama onzila min qablika wabial-akhirati hum yooqinoona

2:4 En degenen die geloven in wat aan jou (O Mohammed) is neergezonden (de Kuran) en in wat vóór jou is neergezonden en die van het (bestaan van het) Hiernamaals overtuigd zijn.


اُولٰٓئِکَ عَلٰی ہُدًی مِّنۡ رَّبِّہِمۡ ٭ وَ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُفۡلِحُوۡنَ ﴿۵﴾

002.005 Ola-ika AAala hudan min rabbihim waola-ika humu almuflihoona

2:5 Zij zijn degenen die Leiding van hun Heer ontvangen en zij zijn degenen die welslagen.


اِنَّ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا سَوَآءٌ عَلَیۡہِمۡ ءَاَنۡذَرۡتَہُمۡ اَمۡ لَمۡ تُنۡذِرۡہُمۡ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۶﴾

002.006 Inna allatheena kafaroo sawaon AAalayhim aanthartahum am lam tunthirhum la yu/minoona

2:6 Voorwaar, voor degenen die niet geloven, maakt het geen verschil of jij hen waarschuwt of dat jij hen niet waarschuwt: zij zullen niet geloven.


خَتَمَ اللّٰہُ عَلٰی قُلُوۡبِہِمۡ وَ عَلٰی سَمۡعِہِمۡ ؕ وَ عَلٰۤی اَبۡصَارِہِمۡ غِشَاوَۃٌ ۫ وَّ لَہُمۡ عَذَابٌ عَظِیۡمٌ ﴿۷﴾

002.007 Khatama Allahu AAala quloobihim waAAala samAAihim waAAala absarihim ghishawatun walahum AAathabun AAatheemun

2:7 Allah heeft hun harten en hun gehoor verzegeld en over hun ogen ligt een bedekking en voor hen is er een geweldige bestraffing.


وَ مِنَ النَّاسِ مَنۡ یَّقُوۡلُ اٰمَنَّا بِاللّٰہِ وَ بِالۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ وَ مَا ہُمۡ بِمُؤۡمِنِیۡنَ ۘ﴿۸﴾

002.008 Wamina alnnasi man yaqoolu amanna biAllahi wabialyawmi al-akhiri wama hum bimu/mineena

2:8 En er zijn er onder de mensen die zeggen: "Wij geloven in Allah en in de Laatste Dag", terwijl zij geen gelovigen zijn.


یُخٰدِعُوۡنَ اللّٰہَ وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا ۚ وَ مَا یَخۡدَعُوۡنَ اِلَّاۤ اَنۡفُسَہُمۡ وَ مَا یَشۡعُرُوۡنَ ؕ﴿۹﴾

002.009 YukhadiAAoona Allaha waallatheena amanoo wama yakhdaAAoona illa anfusahum wama yashAAuroona

2:9 Zij trachten Allah en degenen die geloven te bedriegen, maar zij bedriegen niemand dan zichzelf, terwijl zij het niet beseffen.


فِیۡ قُلُوۡبِہِمۡ مَّرَضٌ ۙ فَزَادَہُمُ اللّٰہُ مَرَضًا ۚ وَ لَہُمۡ عَذَابٌ اَلِیۡمٌۢ ۬ۙ بِمَا کَانُوۡا یَکۡذِبُوۡنَ ﴿۱۰﴾

002.010 Fee quloobihim maradun fazadahumu Allahu maradan walahum AAathabun aleemun bima kanoo yakthiboona

2:10 In hun hart is een ziekte (twijfel en huichelarij) en Allah heeft deze ziekte doen verergeren, en voor hen is er een pijnlijke bestraffing vanwege wat zij plachten te loochenen.


وَ اِذَا قِیۡلَ لَہُمۡ لَا تُفۡسِدُوۡا فِی الۡاَرۡضِ ۙ قَالُوۡۤا اِنَّمَا نَحۡنُ مُصۡلِحُوۡنَ ﴿۱۱﴾

002.011 Wa-itha qeela lahum la tufsidoo fee al-ardi qaloo innama nahnu muslihoona

2:11 En als er tot hen wordt gezegd: "Zaait geen verderf op aarde", dan zeggen zij: "Voorwaar, wij zijn slechts verbeteraars" (van de juiste normen en waarden).


اَلَاۤ اِنَّہُمۡ ہُمُ الۡمُفۡسِدُوۡنَ وَ لٰکِنۡ لَّا یَشۡعُرُوۡنَ ﴿۱۲﴾

002.012 Ala innahum humu almufsidoona walakin la yashAAuroona

2:12 Weet: voorwaar, zij zijn de verderfzaaiers, maar zij beseffen het niet.


وَ اِذَا قِیۡلَ لَہُمۡ اٰمِنُوۡا کَمَاۤ اٰمَنَ النَّاسُ قَالُوۡۤا اَنُؤۡمِنُ کَمَاۤ اٰمَنَ السُّفَہَآءُ ؕ اَلَاۤ اِنَّہُمۡ ہُمُ السُّفَہَآءُ وَ لٰکِنۡ لَّا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۳﴾

002.013 Wa-itha qeela lahum aminoo kama amana alnnasu qaloo anu/minu kama amana alssufahao ala innahum humu alssufahao walakin la yaAAlamoona

2:13 En als er tot hen wordt gezegd: "Gelooft zoals de mensen geloven", dan zeggen zij: "Zullen wij geloven zoals de dwazen geloven"? Voorwaar, zij zijn de dwazen, maar zij weten het niet.


وَ اِذَا لَقُوا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا قَالُوۡۤا اٰمَنَّا ۚۖ وَ اِذَا خَلَوۡا اِلٰی شَیٰطِیۡنِہِمۡ ۙ قَالُوۡۤا اِنَّا مَعَکُمۡ ۙ اِنَّمَا نَحۡنُ مُسۡتَہۡزِءُوۡنَ ﴿۱۴﴾

002.014 Wa-itha laqoo allatheena amanoo qaloo amanna wa-itha khalaw ila shayateenihim qaloo inna maAAakum innama nahnu mustahzi-oona

2:14 En als zij degenen die geloven ontmoeten, dan zeggen zij: "Wij geloven". Maar wanneer zij terugkeren naar hun Satans (die hun leiders zijn) dan zeggen zij: "Voorwaar, wij staan aan jullie kant. Voorwaar, wij zijn slechts spotters".


اَللّٰہُ یَسۡتَہۡزِئُ بِہِمۡ وَ یَمُدُّہُمۡ فِیۡ طُغۡیَانِہِمۡ یَعۡمَہُوۡنَ ﴿۱۵﴾

002.015 Allahu yastahzi-o bihim wayamudduhum fee tughyanihim yaAAmahoona

2:15 Allah spot met hen en laat hen rusteloos in hun overtredingen verkeren.


اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ اشۡتَرَوُا الضَّلٰلَۃَ بِالۡہُدٰی ۪ فَمَا رَبِحَتۡ تِّجَارَتُہُمۡ وَ مَا کَانُوۡا مُہۡتَدِیۡنَ ﴿۱۶﴾

002.016 Ola-ika allatheena ishtarawoo alddalalata bialhuda fama rabihat tijaratuhum wama kanoo muhtadeena

2:16 Zij zijn degenen die de Leiding voor de dwaling hebben verruild, daarom levert hun handel geen winst op, en zij zijn geen rechtgeleidenen.


مَثَلُہُمۡ کَمَثَلِ الَّذِی اسۡتَوۡقَدَ نَارًا ۚ فَلَمَّاۤ اَضَآءَتۡ مَا حَوۡلَہٗ ذَہَبَ اللّٰہُ بِنُوۡرِہِمۡ وَ تَرَکَہُمۡ فِیۡ ظُلُمٰتٍ لَّا یُبۡصِرُوۡنَ ﴿۱۷﴾

002.017 Mathaluhum kamathali allathee istawqada naran falamma adaat ma hawlahu thahaba Allahu binoorihim watarakahum fee thulumatin la yubsiroona

2:17 Hun gelijkenis is als de gelijkenis van degene die een vuur ontsteekt: wanneer het (vuur) zijn omgeving verlicht, dan neemt Allah hun licht weg en laat Hij hen in de duisternissen achter. Zij zien niet.


صُمٌّۢ بُکۡمٌ عُمۡیٌ فَہُمۡ لَا یَرۡجِعُوۡنَ ﴿ۙ۱۸﴾

002.018 Summun bukmun AAumyun fahum la yarjiAAoona

2:18 (Zij zijn) doof, stom, en blind (van hart), daarom keren zij niet terug.


اَوۡ کَصَیِّبٍ مِّنَ السَّمَآءِ فِیۡہِ ظُلُمٰتٌ وَّ رَعۡدٌ وَّ بَرۡقٌ ۚ یَجۡعَلُوۡنَ اَصَابِعَہُمۡ فِیۡۤ اٰذَانِہِمۡ مِّنَ الصَّوَاعِقِ حَذَرَ الۡمَوۡتِ ؕ وَ اللّٰہُ مُحِیۡطٌۢ بِالۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۱۹﴾

002.019 Aw kasayyibin mina alssama-i feehi thulumatun waraAAdun wabarqun yajAAaloona asabiAAahum fee athanihim mina alssawaAAiqi hathara almawti waAllahu muheetun bialkafireena

2:19 Of als (de gelijkenis, met) een regenstorm uit de hemel met daarin duisternissen, donder en bliksem. Zij stoppen hun vingers in hun oren voor de donderslagen, uit doodsangst. En Allah omvat de ongelovigen.


یَکَادُ الۡبَرۡقُ یَخۡطَفُ اَبۡصَارَہُمۡ ؕ کُلَّمَاۤ اَضَآءَ لَہُمۡ مَّشَوۡا فِیۡہِ ٭ۙ وَ اِذَاۤ اَظۡلَمَ عَلَیۡہِمۡ قَامُوۡا ؕ وَ لَوۡ شَآءَ اللّٰہُ لَذَہَبَ بِسَمۡعِہِمۡ وَ اَبۡصَارِہِمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۲۰﴾

002.020 Yakadu albarqu yakhtafu absarahum kullama adaa lahum mashaw feehi wa-itha athlama AAalayhim qamoo walaw shaa Allahu lathahaba bisamAAihim waabsarihim inna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun

2:20 Bijna rukt de bliksem hun gezicht weg. Telkens wanneer deze hen verlicht, dan lopen zij in (het licht), maar wanneer hij hen in de duisternis laat, dan blijven ze staan. En als Allah het had gewild, dan had Hij hun gehoor en hun gezicht weggenomen. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle zaken.


یٰۤاَیُّہَا النَّاسُ اعۡبُدُوۡا رَبَّکُمُ الَّذِیۡ خَلَقَکُمۡ وَ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِکُمۡ لَعَلَّکُمۡ تَتَّقُوۡنَ ﴿ۙ۲۱﴾

002.021 Ya ayyuha alnnasu oAAbudoo rabbakumu allathee khalaqakum waallatheena min qablikum laAAallakum tattaqoona

2:21 O mensen, aanbid jullie Heer, Degenen Die jullie heeft geschapen en degenen vóór jullie. Hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.


الَّذِیۡ جَعَلَ لَکُمُ الۡاَرۡضَ فِرَاشًا وَّ السَّمَآءَ بِنَآءً ۪ وَّ اَنۡزَلَ مِنَ السَّمَآءِ مَآءً فَاَخۡرَجَ بِہٖ مِنَ الثَّمَرٰتِ رِزۡقًا لَّکُمۡ ۚ فَلَا تَجۡعَلُوۡا لِلّٰہِ اَنۡدَادًا وَّ اَنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۲۲﴾

002.022 Allathee jaAAala lakumu al-arda firashan waalssamaa binaan waanzala mina alssama-i maan faakhraja bihi mina alththamarati rizqan lakum fala tajAAaloo lillahi andadan waantum taAAlamoona

2:22 Degene Die de aarde voor jullie heeft gemaakt tot een tapijt en de hemel tot een gewelf en Hij zendt water uit de hemel neer, waarmee Hij vervolgens vruchten voortbrengt als voorziening voor jullie. Ken daarom geen deelgenoten toe aan Allah, terwijl jullie (het) weten.


وَ اِنۡ کُنۡتُمۡ فِیۡ رَیۡبٍ مِّمَّا نَزَّلۡنَا عَلٰی عَبۡدِنَا فَاۡتُوۡا بِسُوۡرَۃٍ مِّنۡ مِّثۡلِہٖ ۪ وَ ادۡعُوۡا شُہَدَآءَکُمۡ مِّنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۲۳﴾

002.023 Wa-in kuntum fee raybin mimma nazzalna AAala AAabdina fa/too bisooratin min mithlihi waodAAoo shuhadaakum min dooni Allahi in kuntum sadiqeena

2:23 En als jullie in twijfel verkeren over wat Wij hebben neergezonden aan Onze dienaar (Mohammed), brengt dan een gelijkwaardige Soerah voort, en roept jullie getuigen buiten Allah op, als jullie waarachtig zijn.


فَاِنۡ لَّمۡ تَفۡعَلُوۡا وَ لَنۡ تَفۡعَلُوۡا فَاتَّقُوا النَّارَ الَّتِیۡ وَقُوۡدُہَا النَّاسُ وَ الۡحِجَارَۃُ ۚۖ اُعِدَّتۡ لِلۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۲۴﴾

002.024 Fa-in lam tafAAaloo walan tafAAaloo faittaqoo alnnara allatee waqooduha alnnasu waalhijaratu oAAiddat lilkafireena

2:24 Als jullie dan daartoe niet in staat zijn, en jullie zullen er nooit toe in staat zijn, vreest dan de Hel; haar brandstof bestaat uit mensen en stenen, (zij is) gereedgemaakt voor de ongelovigen.


وَ بَشِّرِ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ اَنَّ لَہُمۡ جَنّٰتٍ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ ؕ کُلَّمَا رُزِقُوۡا مِنۡہَا مِنۡ ثَمَرَۃٍ رِّزۡقًا ۙ قَالُوۡا ہٰذَا الَّذِیۡ رُزِقۡنَا مِنۡ قَبۡلُ ۙ وَ اُتُوۡا بِہٖ مُتَشَابِہًا ؕ وَ لَہُمۡ فِیۡہَاۤ اَزۡوَاجٌ مُّطَہَّرَۃٌ ٭ۙ وَّ ہُمۡ فِیۡہَا خٰلِدُوۡنَ ﴿۲۵﴾

002.025 Wabashshiri allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati anna lahum jannatin tajree min tahtiha al-anharu kullama ruziqoo minha min thamaratin rizqan qaloo hatha allathee ruziqna min qablu waotoo bihi mutashabihan walahum feeha azwajun mutahharatun wahum feeha khalidoona

2:25 En geef (O Mohammed) goede tijdingen aan degenen die geloven en goede werken verrichten: dat er voor hen Tuinen (in het Paradijs) zijn waar onder door de rivieren stromen. Telkens wanneer hun daaruit een vrucht wordt gegeven als voorziening, zeggen zij: "Dit is waarmee wij vroeger zijn voorzien". En het soortgelijke zal hun gegeven worden en er zijn daarin reine echtgenoten voor hen, en zij zijn daarin eeuwig levenden.


اِنَّ اللّٰہَ لَا یَسۡتَحۡیٖۤ اَنۡ یَّضۡرِبَ مَثَلًا مَّا بَعُوۡضَۃً فَمَا فَوۡقَہَا ؕ فَاَمَّا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا فَیَعۡلَمُوۡنَ اَنَّہُ الۡحَقُّ مِنۡ رَّبِّہِمۡ ۚ وَ اَمَّا الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا فَیَقُوۡلُوۡنَ مَا ذَاۤ اَرَادَ اللّٰہُ بِہٰذَا مَثَلًا ۘ یُضِلُّ بِہٖ کَثِیۡرًا ۙ وَّ یَہۡدِیۡ بِہٖ کَثِیۡرًا ؕ وَ مَا یُضِلُّ بِہٖۤ اِلَّا الۡفٰسِقِیۡنَ ﴿ۙ۲۶﴾

002.026 Inna Allaha la yastahyee an yadriba mathalan ma baAAoodatan fama fawqaha faamma allatheena amanoo fayaAAlamoona annahu alhaqqu min rabbihim waamma allatheena kafaroo fayaqooloona matha arada Allahu bihatha mathalan yudillu bihi katheeran wayahdee bihi katheeran wama yudillu bihi illa alfasiqeena

2:26 Voorwaar, Allah acht het niet beneden Zich om een mug tot gelijkenis te stellen, of iets dat nietiger is dan dat. Wat betreft degenen die geloven, zij weten dat het de Waarheid van hun Heer is. En wat degenen betreft die niet geloven, zij zeggen: "Wat bedoelt Allah met deze gelijkenis"? Hij (Allah) doet er velen mee dwalen en Hij leidt er velen mee, en Hij doet er niemand door dwalen dan de grote zondaren.


الَّذِیۡنَ یَنۡقُضُوۡنَ عَہۡدَ اللّٰہِ مِنۡۢ بَعۡدِ مِیۡثَاقِہٖ ۪ وَ یَقۡطَعُوۡنَ مَاۤ اَمَرَ اللّٰہُ بِہٖۤ اَنۡ یُّوۡصَلَ وَ یُفۡسِدُوۡنَ فِی الۡاَرۡضِ ؕ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡخٰسِرُوۡنَ ﴿۲۷﴾

002.027 Allatheena yanqudoona AAahda Allahi min baAAdi meethaqihi wayaqtaAAoona ma amara Allahu bihi an yoosala wayufsidoona fee al-ardi ola-ika humu alkhasiroona

2:27 (Zij zijn) degenen die het verbond met Allah verbreken na de bekrachtiging ervan, en die verbreken wat Allah bevolen heeft om te verbinden en die verderf op aarde zaaien. Zij zijn degenen die de verliezers zijn.


کَیۡفَ تَکۡفُرُوۡنَ بِاللّٰہِ وَ کُنۡتُمۡ اَمۡوَاتًا فَاَحۡیَاکُمۡ ۚ ثُمَّ یُمِیۡتُکُمۡ ثُمَّ یُحۡیِیۡکُمۡ ثُمَّ اِلَیۡہِ تُرۡجَعُوۡنَ ﴿۲۸﴾

002.028 Kayfa takfuroona biAllahi wakuntum amwatan faahyakum thumma yumeetukum thumma yuhyeekum thumma ilayhi turjaAAoona

2:28 Hoe kunnen jullie niet in Allah geloven, terwijl jullie levenloos waren en Hij jullie toen tot leven bracht; waarop Hij jullie deed sterven, daarna doet Hij jullie herleven, en ten slotte zullen jullie tot hem terugkeren.


ہُوَ الَّذِیۡ خَلَقَ لَکُمۡ مَّا فِی الۡاَرۡضِ جَمِیۡعًا ٭ ثُمَّ اسۡتَوٰۤی اِلَی السَّمَآءِ فَسَوّٰىہُنَّ سَبۡعَ سَمٰوٰتٍ ؕ وَ ہُوَ بِکُلِّ شَیۡءٍ عَلِیۡمٌ ﴿۲۹﴾

002.029 Huwa allathee khalaqa lakum ma fee al-ardi jameeAAan thumma istawa ila alssama-i fasawwahunna sabAAa samawatin wahuwa bikulli shay-in AAaleemun

2:29 Hij is het Degene Die voor jullie alles wat op aarde is geschapen heeft, daarna wendde Hij Zich tot de hemel en vormde deze tot zeven hemelen. En Hij is Alwetend over alle zaken.


وَ اِذۡ قَالَ رَبُّکَ لِلۡمَلٰٓئِکَۃِ اِنِّیۡ جَاعِلٌ فِی الۡاَرۡضِ خَلِیۡفَۃً ؕ قَالُوۡۤا اَتَجۡعَلُ فِیۡہَا مَنۡ یُّفۡسِدُ فِیۡہَا وَ یَسۡفِکُ الدِّمَآءَ ۚ وَ نَحۡنُ نُسَبِّحُ بِحَمۡدِکَ وَ نُقَدِّسُ لَکَ ؕ قَالَ اِنِّیۡۤ اَعۡلَمُ مَا لَا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۳۰﴾

002.030 Wa-ith qala rabbuka lilmala-ikati innee jaAAilun fee al-ardi khaleefatan qaloo atajAAalu feeha man yufsidu feeha wayasfiku alddimaa wanahnu nusabbihu bihamdika wanuqaddisu laka qala innee aAAlamu ma la taAAlamoona

2:30 En toen jouw Heer tot de Engelen zei: "Voorwaar, Ik zal op aarde een gevolmachtigde aanstellen", zeiden zij: "Gaat U daarop iemand aanstellen die verderf zal zaaien en bloed zal vergieten, terwijl wij U roemen met de lofprijzing die U toekomt en wij U heiligen"? Hij zei: "Voorwaar, Ik weet wat jullie niet weten".


وَ عَلَّمَ اٰدَمَ الۡاَسۡمَآءَ کُلَّہَا ثُمَّ عَرَضَہُمۡ عَلَی الۡمَلٰٓئِکَۃِ ۙ فَقَالَ اَنۡۢبِـُٔوۡنِیۡ بِاَسۡمَآءِ ہٰۤؤُلَآءِ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۳۱﴾

002.031 WaAAallama adama al-asmaa kullaha thumma AAaradahum AAala almala-ikati faqala anbi-oonee bi-asma-i haola-i in kuntum sadiqeena

2:31 En Hij onderwees Adam de namen van alle dingen en vervolgens toonde Hij deze aan de Engelen en zei: "Noem Mij de namen van deze (dingen), als jullie waarachtig zijn".


قَالُوۡا سُبۡحٰنَکَ لَا عِلۡمَ لَنَاۤ اِلَّا مَا عَلَّمۡتَنَا ؕ اِنَّکَ اَنۡتَ الۡعَلِیۡمُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۳۲﴾

002.032 Qaloo subhanaka la AAilma lana illa ma AAallamtana innaka anta alAAaleemu alhakeemu

2:32 Zij zeiden: "Heilig bent U, wij hebben geen kennis, behalve wat U ons onderwezen hebt: voorwaar, U bent de Alwetende, de Alwijze".


قَالَ یٰۤاٰدَمُ اَنۡۢبِئۡہُمۡ بِاَسۡمَآئِہِمۡ ۚ فَلَمَّاۤ اَنۡۢبَاَہُمۡ بِاَسۡمَآئِہِمۡ ۙ قَالَ اَلَمۡ اَقُلۡ لَّکُمۡ اِنِّیۡۤ اَعۡلَمُ غَیۡبَ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ۙ وَ اَعۡلَمُ مَا تُبۡدُوۡنَ وَ مَا کُنۡتُمۡ تَکۡتُمُوۡنَ ﴿۳۳﴾

002.033 Qala ya adamu anbi/hum bi-asma-ihim falamma anbaahum bi-asma-ihim qala alam aqul lakum innee aAAlamu ghayba alssamawati waal-ardi waaAAlamu ma tubdoona wama kuntum taktumoona

2:33 Hij zei: "O Adam, noem hun de namen ervan". En toen hij hun de namen ervan had genoemd, zei Hij: "Zei Ik jullie niet, dat Ik het onwaarneembare van de hemelen en de aarde ken, en weet wat jullie openlijk doen en wat jullie plachten te verbergen"?


وَ اِذۡ قُلۡنَا لِلۡمَلٰٓئِکَۃِ اسۡجُدُوۡا لِاٰدَمَ فَسَجَدُوۡۤا اِلَّاۤ اِبۡلِیۡسَ ؕ اَبٰی وَ اسۡتَکۡبَرَ ٭۫ وَ کَانَ مِنَ الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۳۴﴾

002.034 Wa-ith qulna lilmala-ikati osjudoo li-adama fasajadoo illa ibleesa aba waistakbara wakana mina alkafireena

2:34 En toen Wij tot de Engelen zeiden: "Buigt jullie voor Adam", toen bogen zij, behalve Iblis (de Satan). Hij weigerde en was hooghartig en hij werd één van de ongelovigen.


وَ قُلۡنَا یٰۤاٰدَمُ اسۡکُنۡ اَنۡتَ وَ زَوۡجُکَ الۡجَنَّۃَ وَ کُلَا مِنۡہَا رَغَدًا حَیۡثُ شِئۡتُمَا ۪ وَ لَا تَقۡرَبَا ہٰذِہِ الشَّجَرَۃَ فَتَکُوۡنَا مِنَ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۳۵﴾

002.035 Waqulna ya adamu oskun anta wazawjuka aljannata wakula minha raghadan haythu shi/tuma wala taqraba hathihi alshshajarata fatakoona mina alththalimeena

2:35 En Wij zeiden: "O Adam, verblijft in het Paradijs, jij en je vrouw, en eet daaruit overvloedig, zoals jullie willen, maar nadert deze boom niet, anders zullen jullie tot de onrechtplegers behoren".


فَاَزَلَّہُمَا الشَّیۡطٰنُ عَنۡہَا فَاَخۡرَجَہُمَا مِمَّا کَانَا فِیۡہِ ۪ وَ قُلۡنَا اہۡبِطُوۡا بَعۡضُکُمۡ لِبَعۡضٍ عَدُوٌّ ۚ وَ لَکُمۡ فِی الۡاَرۡضِ مُسۡتَقَرٌّ وَّ مَتَاعٌ اِلٰی حِیۡنٍ ﴿۳۶﴾

002.036 Faazallahuma alshshaytanu AAanha faakhrajahuma mimma kana feehi waqulna ihbitoo baAAdukum libaAAdin AAaduwwun walakum fee al-ardi mustaqarrun wamataAAun ila heenin

2:36 Satan deed hen misstappen begaan, waardoor zij eruit geraakten en hij deed hen verdrijven van de plaats waar zij zich bevonden. En Wij zeiden: "Daalt af, een deel van jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie is er op de aarde een verblijfplaats en een genieting, tot een bepaald tijdstip (de dood)".


فَتَلَقّٰۤی اٰدَمُ مِنۡ رَّبِّہٖ کَلِمٰتٍ فَتَابَ عَلَیۡہِ ؕ اِنَّہٗ ہُوَ التَّوَّابُ الرَّحِیۡمُ ﴿۳۷﴾

002.037 Fatalaqqa adamu min rabbihi kalimatin fataba AAalayhi innahu huwa alttawwabu alrraheemu

2:37 Toen ontving Adam van zijn Heer Woorden. Daarop aanvaardde Hij zijn berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.


قُلۡنَا اہۡبِطُوۡا مِنۡہَا جَمِیۡعًا ۚ فَاِمَّا یَاۡتِیَنَّکُمۡ مِّنِّیۡ ہُدًی فَمَنۡ تَبِعَ ہُدَایَ فَلَا خَوۡفٌ عَلَیۡہِمۡ وَ لَا ہُمۡ یَحۡزَنُوۡنَ ﴿۳۸﴾

002.038 Qulna ihbitoo minha jameeAAan fa-imma ya/tiyannakum minnee hudan faman tabiAAa hudaya fala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona

2:38 Wij zeiden: "Daalt allen af uit haar (het Paradijs). En zodra er van Mij Leiding tot jullie komt; wie dan Mijn Leiding volgen: er zal geen vrees over hen komen en zij zullen niet treuren".


وَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا وَ کَذَّبُوۡا بِاٰیٰتِنَاۤ اُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ النَّارِ ۚ ہُمۡ فِیۡہَا خٰلِدُوۡنَ ﴿۳۹﴾

002.039 Waallatheena kafaroo wakaththaboo bi-ayatina ola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona

2:39 Maar degenen die niet geloven en Onze Verzen loochenen, diegenen zijn de bewoners van de hel, zij zijn daarin eeuwig levenden.


یٰبَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ اذۡکُرُوۡا نِعۡمَتِیَ الَّتِیۡۤ اَنۡعَمۡتُ عَلَیۡکُمۡ وَ اَوۡفُوۡا بِعَہۡدِیۡۤ اُوۡفِ بِعَہۡدِکُمۡ ۚ وَ اِیَّایَ فَارۡہَبُوۡنِ ﴿۴۰﴾

002.040 Ya banee isra-eela othkuroo niAAmatiya allatee anAAamtu AAalaykum waawfoo biAAahdee oofi biAAahdikum wa-iyyaya fairhabooni

2:40 O Kinderen van Israël! Gedenkt Mijn gunst die Ik jullie geschonken heb en houdt jullie aan het verbond met Mij, dan zal Ik Mij houden aan het verbond met jullie. En vreest daarom alleen Mij.


وَ اٰمِنُوۡا بِمَاۤ اَنۡزَلۡتُ مُصَدِّقًا لِّمَا مَعَکُمۡ وَ لَا تَکُوۡنُوۡۤا اَوَّلَ کَافِرٍۭ بِہٖ ۪ وَ لَا تَشۡتَرُوۡا بِاٰیٰتِیۡ ثَمَنًا قَلِیۡلًا ۫ وَّ اِیَّایَ فَاتَّقُوۡنِ ﴿۴۱﴾

002.041 Waaminoo bima anzaltu musaddiqan lima maAAakum wala takoonoo awwala kafirin bihi wala tashtaroo bi-ayatee thamanan qaleelan wa-iyyaya faittaqooni

2:41 En gelooft in wat Ik aan jullie heb neergezonden (de Kuran), als bevestiging van wat bij jullie is (de Taurat en de Zaboer), en wees niet de eersten die daarin niet geloven. En verruilt Mijn Verzen niet voor een geringe prijs. En vreest daarom alleen Mij.


وَ لَا تَلۡبِسُوا الۡحَقَّ بِالۡبَاطِلِ وَ تَکۡتُمُوا الۡحَقَّ وَ اَنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۴۲﴾

002.042 Wala talbisoo alhaqqa bialbatili wataktumoo alhaqqa waantum taAAlamoona

2:42 En vermengt de Waarheid niet met de valsheid en verbergt de Waarheid niet terwijl jullie het weten.


وَ اَقِیۡمُوا الصَّلٰوۃَ وَ اٰتُوا الزَّکٰوۃَ وَ ارۡکَعُوۡا مَعَ الرّٰکِعِیۡنَ ﴿۴۳﴾

002.043 Waaqeemoo alssalata waatoo alzzakata wairkaAAoo maAAa alrrakiAAeena

2:43 En onderhoudt de shalat en geeft de zakat en buigt samen met hen die buigen.


اَتَاۡمُرُوۡنَ النَّاسَ بِالۡبِرِّ وَ تَنۡسَوۡنَ اَنۡفُسَکُمۡ وَ اَنۡتُمۡ تَتۡلُوۡنَ الۡکِتٰبَ ؕ اَفَلَا تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۴۴﴾

002.044 Ata/muroona alnnasa bialbirri watansawna anfusakum waantum tatloona alkitaba afala taAAqiloona

2:44 Roepen jullie de mensen op tot vroomheid en vergeten jullie jezelf, terwijl jullie de Schrift (Taurat) voorlezen? Begrijpen jullie dan niet?


وَ اسۡتَعِیۡنُوۡا بِالصَّبۡرِ وَ الصَّلٰوۃِ ؕ وَ اِنَّہَا لَکَبِیۡرَۃٌ اِلَّا عَلَی الۡخٰشِعِیۡنَ ﴿ۙ۴۵﴾

002.045 WaistaAAeenoo bialssabri waalssalati wa-innaha lakabeeratun illa AAala alkhashiAAeena

2:45 En vraagt (Allah) om hulp door middel ven geduld en de Shalat. En voorwaar, dat is zwaar, behalve voor de ootmoedige.


الَّذِیۡنَ یَظُنُّوۡنَ اَنَّہُمۡ مُّلٰقُوۡا رَبِّہِمۡ وَ اَنَّہُمۡ اِلَیۡہِ رٰجِعُوۡنَ ﴿۴۶﴾

002.046 Allatheena yathunnoona annahum mulaqoo rabbihim waannahum ilayhi rajiAAoona

2:46 (Zij zijn) degenen die ervan overtuigd zijn dat zij hun Heer zullen ontmoeten en dat zij tot hem zullen terugkeren.


یٰبَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ اذۡکُرُوۡا نِعۡمَتِیَ الَّتِیۡۤ اَنۡعَمۡتُ عَلَیۡکُمۡ وَ اَنِّیۡ فَضَّلۡتُکُمۡ عَلَی الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۴۷﴾

002.047 Ya banee isra-eela othkuroo niAAmatiya allatee anAAamtu AAalaykum waannee faddaltukum AAala alAAalameena

2:47 O Kinderen van Israël, gedenkt Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken, en dat Ik jullie heb bevoorrecht boven de (andere) volkeren.


وَ اتَّقُوۡا یَوۡمًا لَّا تَجۡزِیۡ نَفۡسٌ عَنۡ نَّفۡسٍ شَیۡئًا وَّ لَا یُقۡبَلُ مِنۡہَا شَفَاعَۃٌ وَّ لَا یُؤۡخَذُ مِنۡہَا عَدۡلٌ وَّ لَا ہُمۡ یُنۡصَرُوۡنَ ﴿۴۸﴾

002.048 Waittaqoo yawman la tajzee nafsun AAan nafsin shay-an wala yuqbalu minha shafaAAatun wala yu/khathu minha AAadlun wala hum yunsaroona

2:48 En vreest de Dag waarop geen ziel een andere ziel ergens mee kan bijstaan, en er geen voorspraak van haar aanvaard wordt en er geen losprijs van haar aangenomen wordt en zij niet geholpen zullen worden.


وَ اِذۡ نَجَّیۡنٰکُمۡ مِّنۡ اٰلِ فِرۡعَوۡنَ یَسُوۡمُوۡنَکُمۡ سُوۡٓءَ الۡعَذَابِ یُذَبِّحُوۡنَ اَبۡنَآءَکُمۡ وَ یَسۡتَحۡیُوۡنَ نِسَآءَکُمۡ ؕ وَ فِیۡ ذٰلِکُمۡ بَلَآ ءٌ مِّنۡ رَّبِّکُمۡ عَظِیۡمٌ ﴿۴۹﴾

002.049 Wa-ith najjaynakum min ali firAAawna yasoomoonakum soo-a alAAathabi yuthabbihoona abnaakum wayastahyoona nisaakum wafee thalikum balaon min rabbikum AAatheemun

2:49 En (gedenkt) toen Wij jullie van Farao's volgelingen redden, zij kwelden jullie met de zwaarste foltering; zij slachtten jullie zonen af en lieten jullie dochters in leven. Daarin was een geweldige beproeving van jullie Heer.


وَ اِذۡ فَرَقۡنَا بِکُمُ الۡبَحۡرَ فَاَنۡجَیۡنٰکُمۡ وَ اَغۡرَقۡنَاۤ اٰلَ فِرۡعَوۡنَ وَ اَنۡتُمۡ تَنۡظُرُوۡنَ ﴿۵۰﴾

002.050 Wa-ith faraqna bikumu albahra faanjaynakum waaghraqna ala firAAawna waantum tanthuroona

2:50 En (gedenkt) toen Wij voor jullie de zee kliefden waarmee Wij jullie redden en Farao's volgelingen deden verdrinken, terwijl jullie toekeken.
Terug naar boven Ga naar beneden
https://ummatun-wahida.1forum.biz
Ummatun_wahida
Admin
Ummatun_wahida


Aantal berichten : 419
Registratiedatum : 09-12-12

Al-Baqarah Empty
BerichtOnderwerp: Re: Al-Baqarah   Al-Baqarah Emptyza jan 12, 2013 11:15 am

بَعۡدِہٖ وَ اَنۡتُمۡ ظٰلِمُوۡنَ ﴿۵۱﴾

002.051 Wa-ith waAAadna moosa arbaAAeena laylatan thumma ittakhathtumu alAAijla min baAAdihi waantum thalimoona

2:51 En (gedenkt) toen Wij Mozes veertig nachten beloofden, toen namen jullie het kalf aan (ter aanbidding) na zijn vertrek, en jullie waren onrechtplegers.


ثُمَّ عَفَوۡنَا عَنۡکُمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ ذٰلِکَ لَعَلَّکُمۡ تَشۡکُرُوۡنَ ﴿۵۲﴾

002.052 Thumma AAafawna AAankum min baAAdi thalika laAAallakum tashkuroona

2:52 Vervolgens vergaven Wij jullie daarna, hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.


وَ اِذۡ اٰتَیۡنَا مُوۡسَی الۡکِتٰبَ وَ الۡفُرۡقَانَ لَعَلَّکُمۡ تَہۡتَدُوۡنَ ﴿۵۳﴾

002.053 Wa-ith atayna moosa alkitaba waalfurqana laAAallakum tahtadoona

2:53 En (gedenkt) toen Wij Mozes de Schrift (de Taurat) en de Foerqan gaven, hopelijk zullen jullie de leiding volgen.


وَ اِذۡ قَالَ مُوۡسٰی لِقَوۡمِہٖ یٰقَوۡمِ اِنَّکُمۡ ظَلَمۡتُمۡ اَنۡفُسَکُمۡ بِاتِّخَاذِکُمُ الۡعِجۡلَ فَتُوۡبُوۡۤا اِلٰی بَارِئِکُمۡ فَاقۡتُلُوۡۤا اَنۡفُسَکُمۡ ؕ ذٰلِکُمۡ خَیۡرٌ لَّکُمۡ عِنۡدَ بَارِئِکُمۡ ؕ فَتَابَ عَلَیۡکُمۡ ؕ اِنَّہٗ ہُوَ التَّوَّابُ الرَّحِیۡمُ ﴿۵۴﴾

002.054 Wa-ith qala moosa liqawmihi ya qawmi innakum thalamtum anfusakum biittikhathikumu alAAijla fatooboo ila bari-ikum faoqtuloo anfusakum thalikum khayrun lakum AAinda bari-ikum fataba AAalaykum innahu huwa alttawwabu alrraheemu

2:54 En (gedenkt) toen Mozes tot zijn volk zei: "O mijn volk! Voorwaar, jullie hebben jezelf onrecht aangedaan doordat jullie het kalf (ter aanbidding) hebben genomen, wendt jullie daarom in berouw tot jullie Schepper en doodt dan uzelf, dat is beter voor jullie bij jullie Schepper". Toen aanvaardde Hij jullie berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.


وَ اِذۡ قُلۡتُمۡ یٰمُوۡسٰی لَنۡ نُّؤۡمِنَ لَکَ حَتّٰی نَرَی اللّٰہَ جَہۡرَۃً فَاَخَذَتۡکُمُ الصّٰعِقَۃُ وَ اَنۡتُمۡ تَنۡظُرُوۡنَ ﴿۵۵﴾

002.055 Wa-ith qultum ya moosa lan nu/mina laka hatta nara Allaha jahratan faakhathatkumu alssaAAiqatu waantum tanthuroona

2:55 En (gedenkt) toen jullie zeiden: "O Mozes, wij zullen jou niet geloven totdat wij Allah duidelijk (in Zijn ware gestalte) zien", waarop de bliksem jullie greep, terwijl jullie toekeken.


ثُمَّ بَعَثۡنٰکُمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ مَوۡتِکُمۡ لَعَلَّکُمۡ تَشۡکُرُوۡنَ ﴿۵۶﴾

002.056 Thumma baAAathnakum min baAAdi mawtikum laAAallakum tashkuroona

2:56 Vervolgens wekken Wij jullie op na jullie dood, hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.


وَ ظَلَّلۡنَا عَلَیۡکُمُ الۡغَمَامَ وَ اَنۡزَلۡنَا عَلَیۡکُمُ الۡمَنَّ وَ السَّلۡوٰی ؕ کُلُوۡا مِنۡ طَیِّبٰتِ مَا رَزَقۡنٰکُمۡ ؕ وَ مَا ظَلَمُوۡنَا وَ لٰکِنۡ کَانُوۡۤا اَنۡفُسَہُمۡ یَظۡلِمُوۡنَ ﴿۵۷﴾

002.057 Wathallalna AAalaykumu alghamama waanzalna AAalaykumu almanna waalssalwa kuloo min tayyibati ma razaqnakum wama thalamoona walakin kanoo anfusahum yathlimoona

2:57 En wij gaven jullie schaduw door middel van de wolk en Wij deden Manna en kwartels voor jullie neerdalen. Eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien. Zij deden Ons geen onrecht aan, maar zij deden zichzelf onrecht aan.


وَ اِذۡ قُلۡنَا ادۡخُلُوۡا ہٰذِہِ الۡقَرۡیَۃَ فَکُلُوۡا مِنۡہَا حَیۡثُ شِئۡتُمۡ رَغَدًا وَّ ادۡخُلُوا الۡبَابَ سُجَّدًا وَّ قُوۡلُوۡا حِطَّۃٌ نَّغۡفِرۡ لَکُمۡ خَطٰیٰکُمۡ ؕ وَ سَنَزِیۡدُ الۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۵۸﴾

002.058 Wa-ith qulna odkhuloo hathihi alqaryata fakuloo minha haythu shi/tum raghadan waodkhuloo albaba sujjadan waqooloo hittatun naghfir lakum khatayakum wasanazeedu almuhsineena

2:58 En (gedenkt) toen Wij zeiden: "Gaat deze stad binnen en eet daarvan (het land) van de overvloed, zoveel als jullie willen". Ga buigend de poort binnen en zegt: "Vergeving!" Wij zullen jullie, jullie fouten vergeven, en Wij zullen vermeerden voor de weldoeners".


فَبَدَّلَ الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا قَوۡلًا غَیۡرَ الَّذِیۡ قِیۡلَ لَہُمۡ فَاَنۡزَلۡنَا عَلَی الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا رِجۡزًا مِّنَ السَّمَآءِ بِمَا کَانُوۡا یَفۡسُقُوۡنَ ﴿۵۹﴾

002.059 Fabaddala allatheena thalamoo qawlan ghayra allathee qeela lahum faanzalna AAala allatheena thalamoo rijzan mina alssama-i bima kanoo yafsuqoona

2:59 Daarna verwisselden degenen die onrecht pleegden het Woord met iets anders dan wat tot hen gezegd was en daarom deden Wij op degenen die onrecht pleegden een plaag uit de hemel neerkomen, vanwege de grote zonden die zij plachten te bedrijven.


وَ اِذِ اسۡتَسۡقٰی مُوۡسٰی لِقَوۡمِہٖ فَقُلۡنَا اضۡرِبۡ بِّعَصَاکَ الۡحَجَرَ ؕ فَانۡفَجَرَتۡ مِنۡہُ اثۡنَتَاعَشۡرَۃَ عَیۡنًا ؕ قَدۡ عَلِمَ کُلُّ اُنَاسٍ مَّشۡرَبَہُمۡ ؕ کُلُوۡا وَ اشۡرَبُوۡا مِنۡ رِّزۡقِ اللّٰہِ وَ لَا تَعۡثَوۡا فِی الۡاَرۡضِ مُفۡسِدِیۡنَ ﴿۶۰﴾

002.060 Wa-ithi istasqa moosa liqawmihi faqulna idrib biAAasaka alhajara fainfajarat minhu ithnata AAashrata AAaynan qad AAalima kullu onasin mashrabahum kuloo waishraboo min rizqi Allahi wala taAAthaw fee al-ardi mufsideena

2:60 En (gedenkt) toen Mozes water vroeg voor zijn volk, waarop Wij zeiden: "Sla met je staf op de rots". Toen ontsprongen daaruit twaalf bronnen. Waarlijk, elke stam kende zijn drinkplaats. Eet en drinkt van Allah's voorzieningen. En doet geen kwaad op aarde als verderfzaaiers.


وَ اِذۡ قُلۡتُمۡ یٰمُوۡسٰی لَنۡ نَّصۡبِرَ عَلٰی طَعَامٍ وَّاحِدٍ فَادۡعُ لَنَا رَبَّکَ یُخۡرِجۡ لَنَا مِمَّا تُنۡۢبِتُ الۡاَرۡضُ مِنۡۢ بَقۡلِہَا وَ قِثَّآئِہَا وَ فُوۡمِہَا وَ عَدَسِہَا وَ بَصَلِہَا ؕ قَالَ اَتَسۡتَبۡدِلُوۡنَ الَّذِیۡ ہُوَ اَدۡنٰی بِالَّذِیۡ ہُوَ خَیۡرٌ ؕ اِہۡبِطُوۡا مِصۡرًا فَاِنَّ لَکُمۡ مَّا سَاَلۡتُمۡ ؕ وَ ضُرِبَتۡ عَلَیۡہِمُ الذِّلَّۃُ وَ الۡمَسۡکَنَۃُ ٭ وَ بَآءُوۡ بِغَضَبٍ مِّنَ اللّٰہِ ؕ ذٰلِکَ بِاَنَّہُمۡ کَانُوۡا یَکۡفُرُوۡنَ بِاٰیٰتِ اللّٰہِ وَ یَقۡتُلُوۡنَ النَّبِیّٖنَ بِغَیۡرِ الۡحَقِّ ؕ ذٰلِکَ بِمَا عَصَوۡا وَّ کَانُوۡا یَعۡتَدُوۡنَ ﴿۶۱﴾

002.061 Wa-ith qultum ya moosa lan nasbira AAala taAAamin wahidin faodAAu lana rabbaka yukhrij lana mimma tunbitu al-ardu min baqliha waqiththa-iha wafoomiha waAAadasiha wabasaliha qala atastabdiloona allathee huwa adna biallathee huwa khayrun ihbitoo misran fa-inna lakum ma saaltum waduribat AAalayhimu alththillatu waalmaskanatu wabaoo bighadabin mina Allahi thalika bi-annahum kanoo yakfuroona bi-ayati Allahi wayaqtuloona alnnabiyyeena bighayri alhaqqi thalika bima AAasaw wakanoo yaAAtadoona

2:61 En (gedenkt) toen jullie zeiden: "O Mozes! Wij verdragen het niet om van één soort voedsel te leven, roep daarom voor ons jouw Heer aan, opdat Hij voor ons voortbrengt van wat de aarde doet groeien van haar groenten, haar komkommers, haar knoflook, haar linzen en haar uien". Hij zei: "Willen jullie dat wat minderwaardig is, nemen in plaats van het betere? Gaat naar een ander land, en voorwaar, voor jullie zal er zijn wat jullie vroegen". En er werd over hen vernedering en ellende gebracht en zij keerden terug onder de toorn van Allah. Dat was omdat zij voortdurend Allah's Tekenen verwierpen en de Profeten doodden, zonder het recht te hebben. Dit was omdat zij opstandig waren en overtredingen plachten te begaan.


اِنَّ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ الَّذِیۡنَ ہَادُوۡا وَ النَّصٰرٰی وَ الصّٰبِئِیۡنَ مَنۡ اٰمَنَ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ وَ عَمِلَ صَالِحًا فَلَہُمۡ اَجۡرُہُمۡ عِنۡدَ رَبِّہِمۡ ۪ۚ وَ لَا خَوۡفٌ عَلَیۡہِمۡ وَ لَا ہُمۡ یَحۡزَنُوۡنَ ﴿۶۲﴾

002.062 Inna allatheena amanoo waallatheena hadoo waalnnasara waalssabi-eena man amana biAllahi waalyawmi al-akhiri waAAamila salihan falahum ajruhum AAinda rabbihim wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona

2:62 Voorwaar, degenen die geloven, en degenen die het Jodendom belijden en de Christenen en de Sabiërs; (zij allen) geloven in Allah en in de Laatste Dag, en zij verrichten goede werken: voor hen is hun beloning bij hun Heer en geen vrees zal er over hen zijn noch zullen zij treuren.


وَ اِذۡ اَخَذۡنَا مِیۡثَاقَکُمۡ وَ رَفَعۡنَا فَوۡقَکُمُ الطُّوۡرَ ؕ خُذُوۡا مَاۤ اٰتَیۡنٰکُمۡ بِقُوَّۃٍ وَّ اذۡکُرُوۡا مَا فِیۡہِ لَعَلَّکُمۡ تَتَّقُوۡنَ ﴿۶۳﴾

002.063 Wa-ith akhathna meethaqakum warafaAAna fawqakumu alttoora khuthoo ma ataynakum biquwwatin waothkuroo ma feehi laAAallakum tattaqoona

2:63 En (gedenkt) toen Wij jullie belofte aanvaardden en de (berg) Thoer boven jullie verhieven, (zeggend:) "Houdt stevig vast aan wat Wij aan jullie gegeven hebben en gedenkt wat er in staat, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen".


ثُمَّ تَوَلَّیۡتُمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ ذٰلِکَ ۚ فَلَوۡ لَا فَضۡلُ اللّٰہِ عَلَیۡکُمۡ وَ رَحۡمَتُہٗ لَکُنۡتُمۡ مِّنَ الۡخٰسِرِیۡنَ ﴿۶۴﴾

002.064 Thumma tawallaytum min baAAdi thalika falawla fadlu Allahi AAalaykum warahmatuhu lakuntum mina alkhasireena

2:64 Vervolgens wendden jullie je af, en als er niet de gunst van Allah over jullie en Zijn Barmhartigheid was geweest, dan zouden jullie zeker tot de verliezers behoren.


وَ لَقَدۡ عَلِمۡتُمُ الَّذِیۡنَ اعۡتَدَوۡا مِنۡکُمۡ فِی السَّبۡتِ فَقُلۡنَا لَہُمۡ کُوۡنُوۡا قِرَدَۃً خٰسِئِیۡنَ ﴿ۚ۶۵﴾

002.065 Walaqad AAalimtumu allatheena iAAtadaw minkum fee alssabti faqulna lahum koonoo qiradatan khasi-eena

2:65 En voorzeker, jullie kennen degenen die in overtreding waren onder jullie (volk) betreffende de Sabbat, Wij zeiden immers tot hen: "Wees verachte apen".


فَجَعَلۡنٰہَا نَکَالًا لِّمَا بَیۡنَ یَدَیۡہَا وَ مَا خَلۡفَہَا وَ مَوۡعِظَۃً لِّلۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۶۶﴾

002.066 FajaAAalnaha nakalan lima bayna yadayha wama khalfaha wamawAAithatan lilmuttaqeena

2:66 Zo maakten Wij deze (bestraffing) tot een waarschuwing voor die tijd en de tijd erna en een vermaning voor de Moettaqoen.


وَ اِذۡ قَالَ مُوۡسٰی لِقَوۡمِہٖۤ اِنَّ اللّٰہَ یَاۡمُرُکُمۡ اَنۡ تَذۡبَحُوۡا بَقَرَۃً ؕ قَالُوۡۤا اَتَتَّخِذُنَا ہُزُوًا ؕ قَالَ اَعُوۡذُ بِاللّٰہِ اَنۡ اَکُوۡنَ مِنَ الۡجٰہِلِیۡنَ ﴿۶۷﴾

002.067 Wa-ith qala moosa liqawmihi inna Allaha ya/murukum an tathbahoo baqaratan qaloo atattakhithuna huzuwan qala aAAoothu biAllahi an akoona mina aljahileena

2:67 En (gedenkt) toen Mozes tot zijn volk zei: "Voorwaar, Allah beveelt jullie dat jullie een koe slachten". Zij zeiden: "Maak jij ons tot (onderwerp van) bespotting"? Hij antwoordde: "Ik zoek bescherming bij Allah dat ik tot de dommen zou behoren".


قَالُوا ادۡعُ لَنَا رَبَّکَ یُبَیِّنۡ لَّنَا مَا ہِیَ ؕ قَالَ اِنَّہٗ یَقُوۡلُ اِنَّہَا بَقَرَۃٌ لَّا فَارِضٌ وَّ لَا بِکۡرٌ ؕ عَوَانٌۢ بَیۡنَ ذٰلِکَ ؕ فَافۡعَلُوۡا مَا تُؤۡمَرُوۡنَ ﴿۶۸﴾

002.068 Qaloo odAAu lana rabbaka yubayyin lana ma hiya qala innahu yaqoolu innaha baqaratun la faridun wala bikrun AAawanun bayna thalika faifAAaloo ma tu/maroona

2:68 Zij zeiden: "Roep voor ons jouw Heer aan, op dat Hij ons duidelijk maakt wat voor koe het moet zijn". Hij zei: "Voorwaar, Hij zegt: Het is een koe die niet oud is en niet jong, maar van een leeftijd daartussen'. Doe dan wat jullie bevolen is".


قَالُوا ادۡعُ لَنَا رَبَّکَ یُبَیِّنۡ لَّنَا مَا لَوۡنُہَا ؕ قَالَ اِنَّہٗ یَقُوۡلُ اِنَّہَا بَقَرَۃٌ صَفۡرَآءُ ۙ فَاقِعٌ لَّوۡنُہَا تَسُرُّ النّٰظِرِیۡنَ ﴿۶۹﴾

002.069 Qaloo odAAu lana rabbaka yubayyin lana ma lawnuha qala innahu yaqoolu innaha baqaratun safrao faqiAAun lawnuha tasurru alnnathireena

2:69 Zij zeiden: "Roep voor ons jouw Heer aan, opdat Hij ons duidelijk maakt wat haar kleur is. Hij zei: "Hij zegt dat het een koe met een heldere gele kleur is, die de toeschouwers verheugt".


قَالُوا ادۡعُ لَنَا رَبَّکَ یُبَیِّنۡ لَّنَا مَا ہِیَ ۙ اِنَّ الۡبَقَرَ تَشٰبَہَ عَلَیۡنَا ؕ وَ اِنَّاۤ اِنۡ شَآءَ اللّٰہُ لَمُہۡتَدُوۡنَ ﴿۷۰﴾

002.070 Qaloo odAAu lana rabbaka yubayyin lana ma hiya inna albaqara tashabaha AAalayna wa-inna in shaa Allahu lamuhtadoona

2:70 Zij zeiden: "Roep voor ons jouw Heer aan, opdat Hij ons duidelijk maakt wat voor koe het moet zijn. Voorwaar, voor ons lijken alle koeien op elkaar. En voorwaar, wij zullen, als Allah het wil, tot de rechtgeleiden behoren".


قَالَ اِنَّہٗ یَقُوۡلُ اِنَّہَا بَقَرَۃٌ لَّا ذَلُوۡلٌ تُثِیۡرُ الۡاَرۡضَ وَ لَا تَسۡقِی الۡحَرۡثَ ۚ مُسَلَّمَۃٌ لَّا شِیَۃَ فِیۡہَا ؕ قَالُوا الۡـٰٔنَ جِئۡتَ بِالۡحَقِّ ؕ فَذَبَحُوۡہَا وَ مَا کَادُوۡا یَفۡعَلُوۡنَ ﴿۷۱﴾

002.071 Qala innahu yaqoolu innaha baqaratun la thaloolun tutheeru al-arda wala tasqee alhartha musallamatun la shiyata feeha qaloo al-ana ji/ta bialhaqqi fathabahooha wama kadoo yafAAaloona

2:71 Hij (Mozes) zei: "Hij zegt dat het een koe is die niet bestemd is om de aarde om te ploegen of de akkers te bevloeien, een gave, zonder vlek". Zij zeiden: "Nu ben je met de ware beschrijving gekomen". Daarop slachtten zij haar, maar bijna hadden zij het niet gedaan.


وَ اِذۡ قَتَلۡتُمۡ نَفۡسًا فَادّٰرَءۡتُمۡ فِیۡہَا ؕ وَ اللّٰہُ مُخۡرِجٌ مَّا کُنۡتُمۡ تَکۡتُمُوۡنَ ﴿ۚ۷۲﴾

002.072 Wa-ith qataltum nafsan faiddara/tum feeha waAllahu mukhrijun ma kuntum taktumoona

2:72 En (gedenkt) toen jullie een mens doodden en met elkaar daarover redetwistten (over wie de moordenaar was), en Allah is de Onthuller van wat jullie plachten te verbergen.


فَقُلۡنَا اضۡرِبُوۡہُ بِبَعۡضِہَا ؕ کَذٰلِکَ یُحۡیِ اللّٰہُ الۡمَوۡتٰی ۙ وَ یُرِیۡکُمۡ اٰیٰتِہٖ لَعَلَّکُمۡ تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۷۳﴾

002.073 Faqulna idriboohu bibaAAdiha kathalika yuhyee Allahu almawta wayureekum ayatihi laAAallakum taAAqiloona

2:73 Toen zeiden Wij: "Slaat hem (de dode) met een deel van haar (de koe)". Zo doet Allah de doden herleven en toont Hij jullie Zijn Tekenen, hopelijk zullen jullie begrijpen.


ثُمَّ قَسَتۡ قُلُوۡبُکُمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ ذٰلِکَ فَہِیَ کَالۡحِجَارَۃِ اَوۡ اَشَدُّ قَسۡوَۃً ؕ وَ اِنَّ مِنَ الۡحِجَارَۃِ لَمَا یَتَفَجَّرُ مِنۡہُ الۡاَنۡہٰرُ ؕ وَ اِنَّ مِنۡہَا لَمَا یَشَّقَّقُ فَیَخۡرُجُ مِنۡہُ الۡمَآءُ ؕ وَ اِنَّ مِنۡہَا لَمَا یَہۡبِطُ مِنۡ خَشۡیَۃِ اللّٰہِ ؕوَ مَا اللّٰہُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۷۴﴾

002.074 Thumma qasat quloobukum min baAAdi thalika fahiya kaalhijarati aw ashaddu qaswatan wa-inna mina alhijarati lama yatafajjaru minhu al-anharu wa-inna minha lama yashshaqqaqu fayakhruju minhu almao wa-inna minha lama yahbitu min khashyati Allahi wama Allahu bighafilin AAamma taAAmaloona

2:74 Toen verhardden jullie harten zich daarna, zodat zij als steen werden of zelfs harder dan dat, want voorwaar, er zijn stenen waaruit rivieren ontspringen en voorwaar, er zijn stenen die splijten zodat er water uitstroomt, en er zijn er die neervallen uit vrees voor Allah. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.


اَفَتَطۡمَعُوۡنَ اَنۡ یُّؤۡمِنُوۡا لَکُمۡ وَ قَدۡ کَانَ فَرِیۡقٌ مِّنۡہُمۡ یَسۡمَعُوۡنَ کَلٰمَ اللّٰہِ ثُمَّ یُحَرِّفُوۡنَہٗ مِنۡۢ بَعۡدِ مَا عَقَلُوۡہُ وَ ہُمۡ یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۷۵﴾

002.075 AfatatmaAAoona an yu/minoo lakum waqad kana fareequn minhum yasmaAAoona kalama Allahi thumma yuharrifoonahu min baAAdi ma AAaqaloohu wahum yaAAlamoona

2:75 Hopen jullie dan nog dat zij (de Joden) in jullie (godsdienst) zullen geloven, terwijl er waarlijk een groep onder hen is, die het Woord van Allah heeft gehoord, en die het verdraaiden nadat zij het begrepen hadden, terwijl zij het weten?


وَ اِذَا لَقُوا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا قَالُوۡۤا اٰمَنَّا ۚۖ وَ اِذَا خَلَا بَعۡضُہُمۡ اِلٰی بَعۡضٍ قَالُوۡۤا اَتُحَدِّثُوۡنَہُمۡ بِمَا فَتَحَ اللّٰہُ عَلَیۡکُمۡ لِیُحَآجُّوۡکُمۡ بِہٖ عِنۡدَ رَبِّکُمۡ ؕ اَفَلَا تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۷۶﴾

002.076 Wa-itha laqoo allatheena amanoo qaloo amanna wa-itha khala baAAduhum ila baAAdin qaloo atuhaddithoonahum bima fataha Allahu AAalaykum liyuhajjookum bihi AAinda rabbikum afala taAAqiloona

2:76 En wanneer zij degenen die geloven ontmoeten, zeggen zij: "Wij geloven", maar wanneer zij onder elkaar zijn, dan zeggen zij: "Zullen jullie hun vertellen wat Allah aan jullie openbaar heeft gemaakt, zodat zij het als argument tegen jullie zullen gebruiken bij jullie Heer"? Begrijpen jullie dan niet?


اَ وَ لَا یَعۡلَمُوۡنَ اَنَّ اللّٰہَ یَعۡلَمُ مَا یُسِرُّوۡنَ وَ مَا یُعۡلِنُوۡنَ ﴿۷۷﴾

002.077 Awa la yaAAlamoona anna Allaha yaAAlamu ma yusirroona wama yuAAlinoona

2:77 En weten zij niet dat Allah weet wat zij verbergen en wat zij openlijk doen?


وَ مِنۡہُمۡ اُمِّیُّوۡنَ لَا یَعۡلَمُوۡنَ الۡکِتٰبَ اِلَّاۤ اَمَانِیَّ وَ اِنۡ ہُمۡ اِلَّا یَظُنُّوۡنَ ﴿۷۸﴾

002.078 Waminhum ommiyyoona la yaAAlamoona alkitaba illa amaniyya wa-in hum illa yathunnoona

2:78 En er zijn ongeletterde onder hen die de Schrift (de Taurat) niet kennen, behalve door kletspraat en zij vermoeden slechts.


فَوَیۡلٌ لِّلَّذِیۡنَ یَکۡتُبُوۡنَ الۡکِتٰبَ بِاَیۡدِیۡہِمۡ ٭ ثُمَّ یَقُوۡلُوۡنَ ہٰذَا مِنۡ عِنۡدِ اللّٰہِ لِیَشۡتَرُوۡا بِہٖ ثَمَنًا قَلِیۡلًا ؕ فَوَیۡلٌ لَّہُمۡ مِّمَّا کَتَبَتۡ اَیۡدِیۡہِمۡ وَ وَیۡلٌ لَّہُمۡ مِّمَّا یَکۡسِبُوۡنَ ﴿۷۹﴾

002.079 Fawaylun lillatheena yaktuboona alkitaba bi-aydeehim thumma yaqooloona hatha min AAindi Allahi liyashtaroo bihi thamanan qaleelan fawaylun lahum mimma katabat aydeehim wawaylun lahum mimma yaksiboona

2:79 Wee dan degenen die de Schrift met hun eigen handen schrijven en vervolgens zeggen: "Dit komt van Allah". Om het te verruilen voor iets van geringe waarde. Wee dan hen vanwege wat hun handen geschreven hebben en wee hen vanwege wat zij verrichtten.


وَ قَالُوۡا لَنۡ تَمَسَّنَا النَّارُ اِلَّاۤ اَیَّامًا مَّعۡدُوۡدَۃً ؕ قُلۡ اَتَّخَذۡتُمۡ عِنۡدَ اللّٰہِ عَہۡدًا فَلَنۡ یُّخۡلِفَ اللّٰہُ عَہۡدَہٗۤ اَمۡ تَقُوۡلُوۡنَ عَلَی اللّٰہِ مَا لَا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۸۰﴾

002.080 Waqaloo lan tamassana alnnaru illa ayyaman maAAdoodatan qul attakhathtum AAinda Allahi AAahdan falan yukhlifa Allahu AAahdahu am taqooloona AAala Allahi ma la taAAlamoona

2:80 En zij zeiden: "De Hel zal ons niet aankraken, behalve een beperkt aantal dagen", Zeg (O Mohammed): "Hebben jullie een belofte van Allah ontvangen"? Dan zal Allah Zijn belofte niet verbreken. Of zeggen jullie over Allah iets wat jullie niet weten"?


بَلٰی مَنۡ کَسَبَ سَیِّئَۃً وَّ اَحَاطَتۡ بِہٖ خَطِیۡٓــَٔتُہٗ فَاُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ النَّارِ ۚ ہُمۡ فِیۡہَا خٰلِدُوۡنَ ﴿۸۱﴾

002.081 Bala man kasaba sayyi-atan waahatat bihi khatee-atuhu faola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona

2:81 Welzeker, degenen die slechte daden verrichten, en door hun zonden omsloten zijn, diegenen dan, zijn de bewoners van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden.


وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ اُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ الۡجَنَّۃِ ۚ ہُمۡ فِیۡہَا خٰلِدُوۡنَ ﴿۸۲﴾

002.082 Waallatheena amanoo waAAamiloo alssalihati ola-ika as-habu aljannati hum feeha khalidoona

2:82 Maar degenen die geloven en goede werken verrichten, zij zijn degenen die de bewoners van het Paradijs zijn. Zij zijn daarin eeuwig levenden.


وَ اِذۡ اَخَذۡنَا مِیۡثَاقَ بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ لَا تَعۡبُدُوۡنَ اِلَّا اللّٰہَ ۟ وَ بِالۡوَالِدَیۡنِ اِحۡسَانًا وَّ ذِی ‌الۡقُرۡبٰی وَ الۡیَتٰمٰی وَ الۡمَسٰکِیۡنِ وَ قُوۡلُوۡا لِلنَّاسِ حُسۡنًا وَّ اَقِیۡمُوا الصَّلٰوۃَ وَ اٰتُوا الزَّکٰوۃَ ؕ ثُمَّ تَوَلَّیۡتُمۡ اِلَّا قَلِیۡلًا مِّنۡکُمۡ وَ اَنۡتُمۡ مُّعۡرِضُوۡنَ ﴿۸۳﴾

002.083 Wa-ith akhathna meethaqa banee isra-eela la taAAbudoona illa Allaha wabialwalidayni ihsanan wathee alqurba waalyatama waalmasakeeni waqooloo lilnnasi husnan waaqeemoo alssalata waatoo alzzakata thumma tawallaytum illa qaleelan minkum waantum muAAridoona

2:83 En (gedenkt) toen Wij het verbond van de Kinderen van Israël aanvaardden (zeggent): "Aanbidt niets dan Allah, en betracht goedheid jegens de ouders, en de verwant, en de wees, en de behoeftige, en spreekt het goede tot de mensen en onderhoudt de shalat en geeft de zakat". Vervolgens ontrokken jullie je er aan, behalve een klein aantal van jullie, terwijl jullie je afwendden.


وَ اِذۡ اَخَذۡنَا مِیۡثَاقَکُمۡ لَا تَسۡفِکُوۡنَ دِمَآءَکُمۡ وَ لَا تُخۡرِجُوۡنَ اَنۡفُسَکُمۡ مِّنۡ دِیَارِکُمۡ ثُمَّ اَقۡرَرۡتُمۡ وَ اَنۡتُمۡ تَشۡہَدُوۡنَ ﴿۸۴﴾

002.084 Wa-ith akhathna meethaqakum la tasfikoona dimaakum wala tukhrijoona anfusakum min diyarikum thumma aqrartum waantum tashhadoona

2:84 En (gedenkt) toen Wij jullie verbond aanvaardden: "Vergiet elkaars bloed niet en verdrijft elkaar niet uit jullie woonplaatsen". Daarop bevestigden jullie (dat) en jullie getuigden (daarvan).


ثُمَّ اَنۡتُمۡ ہٰۤـؤُلَآءِ تَقۡتُلُوۡنَ اَنۡفُسَکُمۡ وَ تُخۡرِجُوۡنَ فَرِیۡقًا مِّنۡکُمۡ مِّنۡ دِیَارِہِمۡ ۫ تَظٰہَرُوۡنَ عَلَیۡہِمۡ بِالۡاِثۡمِ وَ الۡعُدۡوَانِ ؕ وَ اِنۡ یَّاۡتُوۡکُمۡ اُسٰرٰی تُفٰدُوۡہُمۡ وَ ہُوَ مُحَرَّمٌ عَلَیۡکُمۡ اِخۡرَاجُہُمۡ ؕ اَفَتُؤۡمِنُوۡنَ بِبَعۡضِ الۡکِتٰبِ وَ تَکۡفُرُوۡنَ بِبَعۡضٍ ۚ فَمَا جَزَآءُ مَنۡ یَّفۡعَلُ ذٰلِکَ مِنۡکُمۡ اِلَّا خِزۡیٌ فِی الۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا ۚ وَ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ یُرَدُّوۡنَ اِلٰۤی اَشَدِّ الۡعَذَابِ ؕ وَ مَا اللّٰہُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۸۵﴾

002.085 Thumma antum haola-i taqtuloona anfusakum watukhrijoona fareeqan minkum min diyarihim tathaharoona AAalayhim bial-ithmi waalAAudwani wa-in ya/tookum osara tufadoohum wahuwa muharramun AAalaykum ikhrajuhum afatu/minoona bibaAAdi alkitabi watakfuroona bibaAAdin fama jazao man yafAAalu thalika minkum illa khizyun fee alhayati alddunya wayawma alqiyamati yuraddoona ila ashaddi alAAathabi wama Allahu bighafilin AAamma taAAmaloona

2:85 Daarna zijn jullie (Joden) degenen geworden die elkaar doden en een deel van jullie eigen volk uit hun woonplaatsen verdrijven, jullie steunen elkaar in zondigheid en vijandschap. En wanneer zij (andere Joden) tot jullie komen als gevangenen, dan kopen jullie hen vrij, terwijl het jullie verboden is hen te verdrijven. Geloven jullie in een gedeelte van de Schrift en in een ander gedeelte niet? Er is geen beloning voor wie van jullie zo handelen, maar vernedering in het aardse leven en op de Dag der Opstanding zullen zij worden teruggevoerd tot de zwaarste bestraffing. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.


اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ اشۡتَرَوُا الۡحَیٰوۃَ الدُّنۡیَا بِالۡاٰخِرَۃِ ۫ فَلَا یُخَفَّفُ عَنۡہُمُ الۡعَذَابُ وَ لَا ہُمۡ یُنۡصَرُوۡنَ ﴿۸۶﴾

002.086 Ola-ika allatheena ishtarawoo alhayata alddunya bial-akhirati fala yukhaffafu AAanhumu alAAathabu wala hum yunsaroona

2:86 Zij zijn degenen die het aardse leven voor het Hiernamaals hebben verruild. De bestraffing zal voor hen niet verlichts worden en zij zullen niet geholpen worden.


وَ لَقَدۡ اٰتَیۡنَا مُوۡسَی الۡکِتٰبَ وَ قَفَّیۡنَا مِنۡۢ بَعۡدِہٖ بِالرُّسُلِ ۫ وَ اٰتَیۡنَا عِیۡسَی ابۡنَ مَرۡیَمَ الۡبَیِّنٰتِ وَ اَیَّدۡنٰہُ بِرُوۡحِ الۡقُدُسِ ؕ اَفَکُلَّمَا جَآءَکُمۡ رَسُوۡلٌۢ بِمَا لَا تَہۡوٰۤی اَنۡفُسُکُمُ اسۡتَکۡبَرۡتُمۡ ۚ فَفَرِیۡقًا کَذَّبۡتُمۡ ۫ وَ فَرِیۡقًا تَقۡتُلُوۡنَ ﴿۸۷﴾

002.087 Walaqad atayna moosa alkitaba waqaffayna min baAAdihi bialrrusuli waatayna AAeesa ibna maryama albayyinati waayyadnahu biroohi alqudusi afakullama jaakum rasoolun bima la tahwa anfusukumu istakbartum fafareeqan kaththabtum wafareeqan taqtuloona

2:87 En Wij hebben Mozes voorzeker het Boek gegeven en Wij deden na hem de Boodschappers volgen. En Wij gaven isa, de zoon van Maryam, de duidelijke bewijzen. En Wij versterkten hem met de heilige Geest (Djibril). Is het dan zo dat telkens wanneer er een Boodschapper tot jullie kwam met wat niet in overeenstemming was met jullie begeerten, jullie hooghartig werden en jullie een aantal van hen loochenden en anderen doodden?


وَ قَالُوۡا قُلُوۡبُنَا غُلۡفٌ ؕ بَلۡ لَّعَنَہُمُ اللّٰہُ بِکُفۡرِہِمۡ فَقَلِیۡلًا مَّا یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۸۸﴾

002.088 Waqaloo quloobuna ghulfun bal laAAanahumu Allahu bikufrihim faqaleelan ma yu/minoona

2:88 En zij zeggen: "Onze harten zijn bedekt". Nee! Allah heeft hen vervloekt vanwege hun ongeloof. Weinigen zijn het daarom die geloven.


وَ لَمَّا جَآءَہُمۡ کِتٰبٌ مِّنۡ عِنۡدِ اللّٰہِ مُصَدِّقٌ لِّمَا مَعَہُمۡ ۙ وَ کَانُوۡا مِنۡ قَبۡلُ یَسۡتَفۡتِحُوۡنَ عَلَی الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا ۚۖ فَلَمَّا جَآءَہُمۡ مَّا عَرَفُوۡا کَفَرُوۡا بِہٖ ۫ فَلَعۡنَۃُ اللّٰہِ عَلَی الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۸۹﴾

002.089 Walamma jaahum kitabun min AAindi Allahi musaddiqun lima maAAahum wakanoo min qablu yastaftihoona AAala allatheena kafaroo falamma jaahum ma AAarafoo kafaroo bihi falaAAnatu Allahi AAala alkafireena

2:89 En wanneer er een boek tot hen komt van Allah, bevestigend wat zich bij hen bevindt, terwijl zij daarvoor om hulp hadden gevraagd tegen degenen die niet geloven: toen dan tot hen kwam wat zij al wisten, geloofden zij er niet in. De vloek van Allah vloek rust daarom op de ongelovigen.


بِئۡسَمَا اشۡتَرَوۡا بِہٖۤ اَنۡفُسَہُمۡ اَنۡ یَّکۡفُرُوۡا بِمَاۤ اَنۡزَلَ اللّٰہُ بَغۡیًا اَنۡ یُّنَزِّلَ اللّٰہُ مِنۡ فَضۡلِہٖ عَلٰی مَنۡ یَّشَآءُ مِنۡ عِبَادِہٖ ۚ فَبَآءُوۡ بِغَضَبٍ عَلٰی غَضَبٍ ؕ وَ لِلۡکٰفِرِیۡنَ عَذَابٌ مُّہِیۡنٌ ﴿۹۰﴾

002.090 Bi/sama ishtaraw bihi anfusahum an yakfuroo bima anzala Allahu baghyan an yunazzila Allahu min fadlihi AAala man yashao min AAibadihi fabaoo bighadabin AAala ghadabin walilkafireena AAathabun muheenun

2:90 Slecht is het, waarvoor zij hun zielen verkocht hebben; dat zij niet geloven in wat Allah heeft neergezonden; uit afgunst, dat Allah zijn gunst neerzendt tot wie hij wil van zijn dienaren. Zo wenden zij zich van toorn tot toorn. En voor de ongelovigen is er een vernederende bestraffing.


وَ اِذَا قِیۡلَ لَہُمۡ اٰمِنُوۡا بِمَاۤ اَنۡزَلَ اللّٰہُ قَالُوۡا نُؤۡمِنُ بِمَاۤ اُنۡزِلَ عَلَیۡنَا وَ یَکۡفُرُوۡنَ بِمَا وَرَآءَہٗ ٭ وَ ہُوَ الۡحَقُّ مُصَدِّقًا لِّمَا مَعَہُمۡ ؕ قُلۡ فَلِمَ تَقۡتُلُوۡنَ اَنۡۢبِیَآءَ اللّٰہِ مِنۡ قَبۡلُ اِنۡ کُنۡتُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۹۱﴾

002.091 Wa-itha qeela lahum aminoo bima anzala Allahu qaloo nu/minu bima onzila AAalayna wayakfuroona bima waraahu wahuwa alhaqqu musaddiqan lima maAAahum qul falima taqtuloona anbiyaa Allahi min qablu in kuntum mu/mineena

2:91 En als er tot hen gezegd wordt: "Gelooft in wat Allah heeft neergezonden", zeggen zij: "Wij geloven in wat aan ons is neergezonden". En zij geloven niet in wat erna is (neergezonden), terwijl het de waarheid is, bevestigend wat zich bij hen bevindt. Zeg (O Mohammed): "Waarom hebben jullie dan vroeger de profeten van Allah gedood, als jullie gelovigen zijn"?


وَ لَقَدۡ جَآءَکُمۡ مُّوۡسٰی بِالۡبَیِّنٰتِ ثُمَّ اتَّخَذۡتُمُ الۡعِجۡلَ مِنۡۢ بَعۡدِہٖ وَ اَنۡتُمۡ ظٰلِمُوۡنَ ﴿۹۲﴾

002.092 Walaqad jaakum moosa bialbayyinati thumma ittakhathtumu alAAijla min baAAdihi waantum thalimoona

2:92 en voorzeker, Mozes is tot jullie gekomen met de duidelijk bewijzen, waarop jullie het half (ter aanbidding) namen nadat hij was weggegaan. En jullie waren onrechtplegers.


وَ اِذۡ اَخَذۡنَا مِیۡثَاقَکُمۡ وَ رَفَعۡنَا فَوۡقَکُمُ الطُّوۡرَ ؕ خُذُوۡا مَاۤ اٰتَیۡنٰکُمۡ بِقُوَّۃٍ وَّ اسۡمَعُوۡا ؕ قَالُوۡا سَمِعۡنَا وَ عَصَیۡنَا ٭ وَ اُشۡرِبُوۡا فِیۡ قُلُوۡبِہِمُ الۡعِجۡلَ بِکُفۡرِہِمۡ ؕ قُلۡ بِئۡسَمَا یَاۡمُرُکُمۡ بِہٖۤ اِیۡمَانُکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۹۳﴾

002.093 Wa-ith akhathna meethaqakum warafaAAna fawqakumu alttoora khuthoo ma ataynakum biquwwatin waismaAAoo qaloo samiAAna waAAasayna waoshriboo fee quloobihimu alAAijla bikufrihim qul bi/sama ya/murukum bihi eemanukum in kuntum mu/mineena

2:93 En (gedenkt) toen Wij jullie verbond aanvaardden den Wij de (berg) Thoer boven jullie verhieven, (zeggend:) "Houdt jullie stevig vast aan wat Wij jullie gegeven hebben en luistert". Zij zeiden: "Wij hebben geluisterd, maar wij gehoorzamen niet". En hun harten waren doordrenkt met (liefde voor) het kalf vanwege hun ongeloof. Zeg (O Mohammed): "Slecht is het waartoe jullie (vervalste) geloof jullie oproept, als jullie gelovigen zijn (in de Taurat geloven)".


قُلۡ اِنۡ کَانَتۡ لَکُمُ الدَّارُ الۡاٰخِرَۃُ عِنۡدَ اللّٰہِ خَالِصَۃً مِّنۡ دُوۡنِ النَّاسِ فَتَمَنَّوُا الۡمَوۡتَ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۹۴﴾

002.094 Qul in kanat lakumu alddaru al-akhiratu AAinda Allahi khalisatan min dooni alnnasi fatamannawoo almawta in kuntum sadiqeena

2:94 Zeg: "Als het Huis van het Hiernamaals zij Allah alleen maar voor jullie is, met uitzondering van de andere mensen: wenst dan de dood, als jullie waarachtig zijn".


وَ لَنۡ یَّتَمَنَّوۡہُ اَبَدًۢا بِمَا قَدَّمَتۡ اَیۡدِیۡہِمۡ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌۢ بِالظّٰلِمِیۡنَ ﴿۹۵﴾

002.095 Walan yatamannawhu abadan bima qaddamat aydeehim waAllahu AAaleemun bialththalimeena

2:95 Maar zij zullen hem (de dood) nooit wensen, vanwege wat hun handen (aan zonden) hebben voortgebracht. En Allah kent de onrechtplegers.


وَ لَتَجِدَنَّہُمۡ اَحۡرَصَ النَّاسِ عَلٰی حَیٰوۃٍ ۚۛ وَ مِنَ الَّذِیۡنَ اَشۡرَکُوۡا ۚۛ یَوَدُّ اَحَدُہُمۡ لَوۡ یُعَمَّرُ اَلۡفَ سَنَۃٍ ۚ وَ مَا ہُوَ بِمُزَحۡزِحِہٖ مِنَ الۡعَذَابِ اَنۡ یُّعَمَّرَ ؕ وَ اللّٰہُ بَصِیۡرٌۢ بِمَا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۹۶﴾

002.096 Walatajidannahum ahrasa alnnasi AAala hayatin wamina allatheena ashrakoo yawaddu ahaduhum law yuAAammaru alfa sanatin wama huwa bimuzahzihihi mina alAAathabi an yuAAammara waAllahu baseerun bima yaAAmaloona

2:96 En jij zult hen zeker bevinden als de mensen die het meest begerig zijn naar het (wereldse) leven, meer nog dan degenen die deelgenoten (aan Allah) toekennen. Elk van hen zou wel een leeftijd van duizend jaren gegeven willen worden. Maar hij zou daardoor niet (kunnen) vluchten voor de bestraffing, door de verlenging van zijn leeftijd. En Allah ziet toe op wat zij doen.


قُلۡ مَنۡ کَانَ عَدُوًّا لِّجِبۡرِیۡلَ فَاِنَّہٗ نَزَّلَہٗ عَلٰی قَلۡبِکَ بِاِذۡنِ اللّٰہِ مُصَدِّقًا لِّمَا بَیۡنَ یَدَیۡہِ وَ ہُدًی وَّ بُشۡرٰی لِلۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۹۷﴾

002.097 Qul man kana AAaduwwan lijibreela fa-innahu nazzalahu AAala qalbika bi-ithni Allahi musaddiqan lima bayna yadayhi wahudan wabushra lilmu/mineena

2:97 Zeg (O Mohammed): "Wie een vijand van Djibril is: voorwaar, hij heeft hem (de Kuran) in jouw hart neergezonden, met toestemming van Allah, als een bevestiging van wat er vóór (geopenbaard) was, en als Leiding en als een verheugende tijding voor de gelovigen".


مَنۡ کَانَ عَدُوًّا لِّلّٰہِ وَ مَلٰٓئِکَتِہٖ وَ رُسُلِہٖ وَ جِبۡرِیۡلَ وَ مِیۡکٰىلَ فَاِنَّ اللّٰہَ عَدُوٌّ لِّلۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۹۸﴾

002.098 Man kana AAaduwwan lillahi wamala-ikatihi warusulihi wajibreela wameekala fa-inna Allaha AAaduwwun lilkafireena

2:98 En wie een vijand van Allah is en van zijn Engelen en van zijn boodschappers en van Djibril en van Mika'il: voorwaar, Allah is een vijand van de ongelovigen.


وَ لَقَدۡ اَنۡزَلۡنَاۤ اِلَیۡکَ اٰیٰتٍۭ بَیِّنٰتٍ ۚ وَ مَا یَکۡفُرُ بِہَاۤ اِلَّا الۡفٰسِقُوۡنَ ﴿۹۹﴾

002.099 Walaqad anzalna ilayka ayatin bayyinatin wama yakfuru biha illa alfasiqoona

2:99 En voorzeker, wij hebben duidelijke verzen tot jou neergezonden. En alleen de zwaar zondigen geloven er niet in.


اَوَ کُلَّمَا عٰہَدُوۡا عَہۡدًا نَّبَذَہٗ فَرِیۡقٌ مِّنۡہُمۡ ؕ بَلۡ اَکۡثَرُہُمۡ لَا یُؤۡمِنُوۡنَ ﴿۱۰۰﴾

002.100 Awa kullama AAahadoo AAahdan nabathahu fareequn minhum bal aktharuhum la yu/minoona

2:100 Is het niet zo dat telkens wanneer zij (de ongelovigen) een verbintenis aangingen, zij die (later) van zich afwierpen? Maar de meeste van hen geloven niet.
Terug naar boven Ga naar beneden
https://ummatun-wahida.1forum.biz
Ummatun_wahida
Admin
Ummatun_wahida


Aantal berichten : 419
Registratiedatum : 09-12-12

Al-Baqarah Empty
BerichtOnderwerp: Re: Al-Baqarah   Al-Baqarah Emptyza jan 12, 2013 11:16 am

وَ لَمَّا جَآءَہُمۡ رَسُوۡلٌ مِّنۡ عِنۡدِ اللّٰہِ مُصَدِّقٌ لِّمَا مَعَہُمۡ نَبَذَ فَرِیۡقٌ مِّنَ الَّذِیۡنَ اُوۡتُوا الۡکِتٰبَ ٭ۙ کِتٰبَ اللّٰہِ وَرَآءَ ظُہُوۡرِہِمۡ کَاَنَّہُمۡ لَا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۰۱﴾۫

002.101 Walamma jaahum rasoolun min AAindi Allahi musaddiqun lima maAAahum nabatha fareequn mina allatheena ootoo alkitaba kitaba Allahi waraa thuhoorihim kaannahum la yaAAlamoona

2:101 En toen er tot hen een boodschapper van Allah was gekomen, bevestigend wat bij hen bevond, wierp een groep van degenen aan wie de Schrift(de Taurat) gegeven was, het boek van Allah achter hun ruggen, alsof zij niet wisten.


وَ اتَّبَعُوۡا مَا تَتۡلُوا الشَّیٰطِیۡنُ عَلٰی مُلۡکِ سُلَیۡمٰنَ ۚ وَ مَا کَفَرَ سُلَیۡمٰنُ وَ لٰکِنَّ الشَّیٰطِیۡنَ کَفَرُوۡا یُعَلِّمُوۡنَ النَّاسَ السِّحۡرَ ٭ وَ مَاۤ اُنۡزِلَ عَلَی الۡمَلَکَیۡنِ بِبَابِلَ ہَارُوۡتَ وَ مَارُوۡتَ ؕ وَ مَا یُعَلِّمٰنِ مِنۡ اَحَدٍ حَتّٰی یَقُوۡلَاۤ اِنَّمَا نَحۡنُ فِتۡنَۃٌ فَلَا تَکۡفُرۡ ؕ فَیَتَعَلَّمُوۡنَ مِنۡہُمَا مَا یُفَرِّقُوۡنَ بِہٖ بَیۡنَ الۡمَرۡءِ وَ زَوۡجِہٖ ؕ وَ مَا ہُمۡ بِضَآرِّیۡنَ بِہٖ مِنۡ اَحَدٍ اِلَّا بِاِذۡنِ اللّٰہِ ؕ وَ یَتَعَلَّمُوۡنَ مَا یَضُرُّہُمۡ وَ لَا یَنۡفَعُہُمۡ ؕ وَ لَقَدۡ عَلِمُوۡا لَمَنِ اشۡتَرٰىہُ مَا لَہٗ فِی الۡاٰخِرَۃِ مِنۡ خَلَاقٍ ۟ؕ وَ لَبِئۡسَ مَا شَرَوۡا بِہٖۤ اَنۡفُسَہُمۡ ؕ لَوۡ کَانُوۡا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۰۲﴾

002.102 WaittabaAAoo ma tatloo alshshayateenu AAala mulki sulaymana wama kafara sulaymanu walakinna alshshayateena kafaroo yuAAallimoona alnnasa alssihra wama onzila AAala almalakayni bibabila haroota wamaroota wama yuAAallimani min ahadin hatta yaqoola innama nahnu fitnatun fala takfur fayataAAallamoona minhuma ma yufarriqoona bihi bayna almar-i wazawjihi wama hum bidarreena bihi min ahadin illa bi-ithni Allahi wayataAAallamoona ma yadurruhum wala yanfaAAuhum walaqad AAalimoo lamani ishtarahu ma lahu fee al-akhirati min khalaqin walabi/sa ma sharaw bihi anfusahum law kanoo yaAAlamoona

2:102 En zij volgden wat de satans voorlazen ten tijde van Soelaiman 's koninkrijk en Soelaiman was niet ongelovig, maar de satans waren ongelovig, zij onderwezen de mensen tovenarij (Sihr) en wat was neergezonden te Babel aan de twee Engelen Haroet en Maroet. En geen van beiden gaven onderricht, zonder dat zij zeiden: "Voorwaar, wij zijn slechts een beproeving, wees daarom niet ongelovig". Zo onderwezen zij hen(tovenarij), waardoor zij een scheiding veroorzaakten tussen een man en zijn echtgenote. En zij schaadden daarmee niemand, behalve met toestemming van Allah. En zij (de mensen) leerden wat hen schaadde en hen niet baatte. En voorzeker, zij wisten dat, wie dat(tovenarij) koopt, geen aandeel zal hebben in het Hiernamaals. En slecht is het waarvoor zij hun zielen verkochten, als zij het maar wisten.


وَ لَوۡ اَنَّہُمۡ اٰمَنُوۡا وَ اتَّقَوۡا لَمَثُوۡبَۃٌ مِّنۡ عِنۡدِ اللّٰہِ خَیۡرٌ ؕ لَوۡ کَانُوۡا یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۰۳﴾

002.103 Walaw annahum amanoo waittaqaw lamathoobatun min AAindi Allahi khayrun law kanoo yaAAlamoona

2:103 En als zij hadden geloofd en Allah hadden gevreesd, dan zou (hun) beloning van bij Allah beter geweest zijn. Als zij het maar wisten.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا لَا تَقُوۡلُوۡا رَاعِنَا وَ قُوۡلُوا انۡظُرۡنَا وَ اسۡمَعُوۡا ؕ وَ لِلۡکٰفِرِیۡنَ عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۱۰۴﴾

002.104 Ya ayyuha allatheena amanoo la taqooloo raAAina waqooloo onthurna waismaAAoo walilkafireena AAathabun aleemun

2:104 O jullie die geloven, zeg niet: "ra'ina", maar zegt: "Oenzhoerna", en luistert. En voor de ongelovigen is er een pijnlijke bestraffing.


مَا یَوَدُّ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا مِنۡ اَہۡلِ الۡکِتٰبِ وَ لَا الۡمُشۡرِکِیۡنَ اَنۡ یُّنَزَّلَ عَلَیۡکُمۡ مِّنۡ خَیۡرٍ مِّنۡ رَّبِّکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ یَخۡتَصُّ بِرَحۡمَتِہٖ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ ذُو الۡفَضۡلِ الۡعَظِیۡمِ ﴿۱۰۵﴾

002.105 Ma yawaddu allatheena kafaroo min ahli alkitabi wala almushrikeena an yunazzala AAalaykum min khayrin min rabbikum waAllahu yakhtassu birahmatihi man yashao waAllahu thoo alfadli alAAatheemi

2:105 Degenen die ongelovig zijn onder de Lieden van het schrift (de Joden en de christenen) en de veelgodenaanbidders, wensen niet dat er iets goeds aan jullie wordt neergezonden van jullie Heer. Maar Allah verkiest voor Zijn Barmhartigheid wie Hij en Allah is de bezitter van de Geweldige Gunst.


مَا نَنۡسَخۡ مِنۡ اٰیَۃٍ اَوۡ نُنۡسِہَا نَاۡتِ بِخَیۡرٍ مِّنۡہَاۤ اَوۡ مِثۡلِہَا ؕ اَلَمۡ تَعۡلَمۡ اَنَّ اللّٰہَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۱۰۶﴾

002.106 Ma nansakh min ayatin aw nunsiha na/ti bikhayrin minha aw mithliha alam taAAlam anna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun

2:106 Welk vers Wij ook afschaffen of doen vergeten; Wij brengen er iets beters voor in de plaats, of iets wat daaraan gelijk is. Weet jij niet dat Allah macht heeft over alle dingen?


اَلَمۡ تَعۡلَمۡ اَنَّ اللّٰہَ لَہٗ مُلۡکُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ وَ مَا لَکُمۡ مِّنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ مِنۡ وَّلِیٍّ وَّ لَا نَصِیۡرٍ ﴿۱۰۷﴾

002.107 Alam taAAlam anna Allaha lahu mulku alssamawati waal-ardi wama lakum min dooni Allahi min waliyyin wala naseerin

2:107 Weet jij niet dat aan Allah de heerschappij van de hemelen en de aarde behoort? En er is voor jullie buiten Allah geen helper en geen beschermer.


اَمۡ تُرِیۡدُوۡنَ اَنۡ تَسۡـَٔلُوۡا رَسُوۡلَکُمۡ کَمَا سُئِلَ مُوۡسٰی مِنۡ قَبۡلُ ؕ وَ مَنۡ یَّتَبَدَّلِ الۡکُفۡرَ بِالۡاِیۡمَانِ فَقَدۡ ضَلَّ سَوَآءَ السَّبِیۡلِ ﴿۱۰۸﴾

002.108 Am tureedoona an tas-aloo rasoolakum kama su-ila moosa min qablu waman yatabaddali alkufra bial-eemani faqad dalla sawaa alssabeeli

2:108 Of willen jullie je Boodschapper ondervragen zoals Mozes vroeger (werd ondervraagd)? En wie ongeloof in ruil neemt voor geloof, die is afgedwaald van het juiste pad.


وَدَّ کَثِیۡرٌ مِّنۡ اَہۡلِ الۡکِتٰبِ لَوۡ یَرُدُّوۡنَکُمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ اِیۡمَانِکُمۡ کُفَّارًا ۚۖ حَسَدًا مِّنۡ عِنۡدِ اَنۡفُسِہِمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ مَا تَبَیَّنَ لَہُمُ الۡحَقُّ ۚ فَاعۡفُوۡا وَ اصۡفَحُوۡا حَتّٰی یَاۡتِیَ اللّٰہُ بِاَمۡرِہٖ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۱۰۹﴾

002.109 Wadda katheerun min ahli alkitabi law yaruddoonakum min baAAdi eemanikum kuffaran hasadan min AAindi anfusihim min baAAdi ma tabayyana lahumu alhaqqu faoAAfoo waisfahoo hatta ya/tiya Allahu bi-amrihi inna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun

2:109 Velen onder de lieden van het schrift wensen dat zij jullie, nadat jullie tot geloof zijn gekomen, weer tot ongelovigen zouden kunnen maken, uit afgunst die onder hen leeft, nadat voor hen de waarheid duidelijk was geworden. Maar vergeeft hen en laat hen maar begaan, totdat Allah komt met zijn bevel. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle zaken.


وَ اَقِیۡمُوا الصَّلٰوۃَ وَ اٰتُوا الزَّکٰوۃَ ؕ وَ مَا تُقَدِّمُوۡا لِاَنۡفُسِکُمۡ مِّنۡ خَیۡرٍ تَجِدُوۡہُ عِنۡدَ اللّٰہِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ بَصِیۡرٌ ﴿۱۱۰﴾

002.110 Waaqeemoo alssalata waatoo alzzakata wama tuqaddimoo li-anfusikum min khayrin tajidoohu AAinda Allahi inna Allaha bima taAAmaloona baseerun

2:110 En onderhoudt de shalat en geeft de zakat en wat jullie hebben vooruit gezonden aan goede daden voor jezelf, jullie zullen het bij Allah aantreffen. Voorwaar, Allah is Alziende over was jullie doen.


وَ قَالُوۡا لَنۡ یَّدۡخُلَ الۡجَنَّۃَ اِلَّا مَنۡ کَانَ ہُوۡدًا اَوۡ نَصٰرٰی ؕ تِلۡکَ اَمَانِیُّہُمۡ ؕ قُلۡ ہَاتُوۡا بُرۡہَانَکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ صٰدِقِیۡنَ ﴿۱۱۱﴾

002.111 Waqaloo lan yadkhula aljannata illa man kana hoodan aw nasara tilka amaniyyuhum qul hatoo burhanakum in kuntum sadiqeena

2:111 En zij(de joden en de Christenen) zeiden: "Niemand zal het Paradijs binnengaan, behalve wie jood of christen was". Dat zijn hun eigen wensen. Zeg: " Brengt jullie bewijzen, als jullie waarachtig zijn".


بَلٰی ٭ مَنۡ اَسۡلَمَ وَجۡہَہٗ لِلّٰہِ وَ ہُوَ مُحۡسِنٌ فَلَہٗۤ اَجۡرُہٗ عِنۡدَ رَبِّہٖ ۪ وَ لَا خَوۡفٌ عَلَیۡہِمۡ وَ لَا ہُمۡ یَحۡزَنُوۡنَ ﴿۱۱۲﴾

002.112 Bala man aslama wajhahu lillahi wahuwa muhsinun falahu ajruhu AAinda rabbihi wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona

2:112 Welzeker! Wie zich volledig in overgave wendt tot Allah en die een weldoener is, voor hem is zijn beloning bij zijn Heer. Green vrees zal over hen komen en zij zullen niet treuren.


وَ قَالَتِ الۡیَہُوۡدُ لَیۡسَتِ النَّصٰرٰی عَلٰی شَیۡءٍ ۪ وَّ قَالَتِ النَّصٰرٰی لَیۡسَتِ الۡیَہُوۡدُ عَلٰی شَیۡءٍ ۙ وَّ ہُمۡ یَتۡلُوۡنَ الۡکِتٰبَ ؕ کَذٰلِکَ قَالَ الَّذِیۡنَ لَا یَعۡلَمُوۡنَ مِثۡلَ قَوۡلِہِمۡ ۚ فَاللّٰہُ یَحۡکُمُ بَیۡنَہُمۡ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ فِیۡمَا کَانُوۡا فِیۡہِ یَخۡتَلِفُوۡنَ ﴿۱۱۳﴾

002.113 Waqalati alyahoodu laysati alnnasara AAala shay-in waqalati alnnasara laysati alyahoodu AAala shay-in wahum yatloona alkitaba kathalika qala allatheena la yaAAlamoona mithla qawlihim faAllahu yahkumu baynahum yawma alqiyamati feema kanoo feehi yakhtalifoona

2:113 En de Joden zeiden: "De christenen hebben geen grondslag" (voor hun beweringen). En de Christenen zeiden: "De Joden hebben geen grondslag. "Terwijl zij de Schrift voorlezen. Degenen die niet weten (de veelgodenaanbidders), spreken het zelfde woord als zij. En Allah zal tussen hen oordelen op de Dag der Opstanding omtrent dat waarover zij van mening verschillen.


وَ مَنۡ اَظۡلَمُ مِمَّنۡ مَّنَعَ مَسٰجِدَ اللّٰہِ اَنۡ یُّذۡکَرَ فِیۡہَا اسۡمُہٗ وَ سَعٰی فِیۡ خَرَابِہَا ؕ اُولٰٓئِکَ مَا کَانَ لَہُمۡ اَنۡ یَّدۡخُلُوۡہَاۤ اِلَّا خَآئِفِیۡنَ ۬ؕ لَہُمۡ فِی الدُّنۡیَا خِزۡیٌ وَّ لَہُمۡ فِی الۡاٰخِرَۃِ عَذَابٌ عَظِیۡمٌ ﴿۱۱۴﴾

002.114 Waman athlamu mimman manaAAa masajida Allahi an yuthkara feeha ismuhu wasaAAa fee kharabiha ola-ika ma kana lahum an yadkhulooha illa kha-ifeena lahum fee alddunya khizyun walahum fee al-akhirati AAathabun AAatheemun

2:114 En wie is er zondiger dan degene die verhindert dat in de Moskeeën van Allah Zijn Naam genoemd wordt en die zich beijverd om deze te verwoesten? Zij behoren deze niet binnen te gaan, behalve als vrezende. Voor hen is er op de wereld een vernedering en in het Hiernamaals is er een geweldige bestraffing.


وَ لِلّٰہِ الۡمَشۡرِقُ وَ الۡمَغۡرِبُ ٭ فَاَیۡنَمَا تُوَلُّوۡا فَثَمَّ وَجۡہُ اللّٰہِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ وَاسِعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۱۱۵﴾

002.115 Walillahi almashriqu waalmaghribu faaynama tuwalloo fathamma wajhu Allahi inna Allaha wasiAAun AAaleemun

2:115 En aan Allah behoren het Oosten en het Westen. Waarheen jullie je ook wenden, daar is het aangezicht van Allah. Voorwar, Allah is Alomvattend en Alwetend.


وَ قَالُوا اتَّخَذَ اللّٰہُ وَلَدًا ۙ سُبۡحٰنَہٗ ؕ بَلۡ لَّہٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ کُلٌّ لَّہٗ قٰنِتُوۡنَ ﴿۱۱۶﴾

002.116 Waqaloo itakhatha Allahu waladan subhanahu bal lahu ma fee alssamawati waal-ardi kullun lahu qanitoona

2:116 En zij (de Christenen) zeiden: "Allah heeft Zich een zoon genomen". Heilig is Hij! Nee! Aan Hem behoort wat er in de hemelen en (op) de aarde is. Allen gehoorzamen Hem ootmoedig.


بَدِیۡعُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ ؕ وَ اِذَا قَضٰۤی اَمۡرًا فَاِنَّمَا یَقُوۡلُ لَہٗ کُنۡ فَیَکُوۡنُ ﴿۱۱۷﴾

002.117 BadeeAAu alssamawati waal-ardi wa-itha qada amran fa-innama yaqoolu lahu kun fayakoonu

2:117 (Hij is) de Voortbrenger van de hemelen en de aarde. En wanner Hij een besluit over een zaak heeft genomen, dan zegt Hij er slechts tegen: "Wees", en het is.


وَ قَالَ الَّذِیۡنَ لَا یَعۡلَمُوۡنَ لَوۡ لَا یُکَلِّمُنَا اللّٰہُ اَوۡ تَاۡتِیۡنَاۤ اٰیَۃٌ ؕ کَذٰلِکَ قَالَ الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِہِمۡ مِّثۡلَ قَوۡلِہِمۡ ؕ تَشَابَہَتۡ قُلُوۡبُہُمۡ ؕ قَدۡ بَیَّنَّا الۡاٰیٰتِ لِقَوۡمٍ یُّوۡقِنُوۡنَ ﴿۱۱۸﴾

002.118 Waqala allatheena la yaAAlamoona lawla yukallimuna Allahu aw ta/teena ayatun kathalika qala allatheena min qablihim mithla qawlihim tashabahat quloobuhum qad bayyanna al-ayati liqawmin yooqinoona

2:118 En degenen die niet weten, zeiden: Waarom spreekt Allah niet tot ons en waarom komt er geen Teken tot ons"? Zo spraken ook degenen die voor hen waren. Hun harten lijken op elkaar. Waarlijk, wij hebben de Tekenen duidelijk gemaakt aan een overtuigd volk.


اِنَّاۤ اَرۡسَلۡنٰکَ بِالۡحَقِّ بَشِیۡرًا وَّ نَذِیۡرًا ۙ وَّ لَا تُسۡئَلُ عَنۡ اَصۡحٰبِ الۡجَحِیۡمِ ﴿۱۱۹﴾

002.119 Inna arsalnaka bialhaqqi basheeran wanatheeran wala tus-alu Aaan as-habi aljaheemi

2:119 Voorwaar, Wij hebben jou (Mohammed) met de Waarheid gezonden, als een brenger van een verheugende tijding en als een waarschuwer, en jij zult niet worden ondervraagd over de bewoners van de Djahim (de Hel).


وَ لَنۡ تَرۡضٰی عَنۡکَ الۡیَہُوۡدُ وَ لَا النَّصٰرٰی حَتّٰی تَتَّبِعَ مِلَّتَہُمۡ ؕ قُلۡ اِنَّ ہُدَی اللّٰہِ ہُوَ الۡہُدٰی ؕ وَ لَئِنِ اتَّبَعۡتَ اَہۡوَآءَہُمۡ بَعۡدَ الَّذِیۡ جَآءَکَ مِنَ الۡعِلۡمِ ۙ مَا لَکَ مِنَ اللّٰہِ مِنۡ وَّلِیٍّ وَّ لَا نَصِیۡرٍ ﴿۱۲۰﴾ؔ

002.120 Walan tarda AAanka alyahoodu wala alnnasara hatta tattabiAAa millatahum qul inna huda Allahi huwa alhuda wala-ini ittabaAAta ahwaahum baAAda allathee jaaka mina alAAilmi ma laka mina Allahi min waliyyin wala naseerin

2:120 En de Joden en de Christenen zullen nooit behagen in jou vinden, totdat jij hun godsdienst volgt. Zeg (O Mohammed): "Voorwaar, de Leiding van Allah: dat is Leiding". En als jij hun begeerten volgt, nadat de kennis tot jou is gekomen, dan zal er voor jou tegen Allah geen beschermer en geen helper zijn.


اَلَّذِیۡنَ اٰتَیۡنٰہُمُ الۡکِتٰبَ یَتۡلُوۡنَہٗ حَقَّ تِلَاوَتِہٖ ؕ اُولٰٓئِکَ یُؤۡمِنُوۡنَ بِہٖ ؕ وَ مَنۡ یَّکۡفُرۡ بِہٖ فَاُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡخٰسِرُوۡنَ ﴿۱۲۱﴾

002.121 Allatheena ataynahumu alkitaba yatloonahu haqqa tilawatihi ola-ika yu/minoona bihi waman yakfur bihi faola-ika humu alkhasiroona

2:121 Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven lezen het op de juiste manier voor, zij zijn degenen die erin geloven. En degenen die er niet in geloven: zij zijn de verliezers.


یٰبَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ اذۡکُرُوۡا نِعۡمَتِیَ الَّتِیۡۤ اَنۡعَمۡتُ عَلَیۡکُمۡ وَ اَنِّیۡ فَضَّلۡتُکُمۡ عَلَی الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۱۲۲﴾

002.122 Ya banee isra-eela othkuroo niAAmatiya allatee anAAamtu AAalaykum waannee faddaltukum AAala alAAalameena

2:122 O Kinderen van Israël, gedenkt Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken en dat Ik jullie heb bevoorrecht boven de (andere) volken.


وَ اتَّقُوۡا یَوۡمًا لَّا تَجۡزِیۡ نَفۡسٌ عَنۡ نَّفۡسٍ شَیۡئًا وَّ لَا یُقۡبَلُ مِنۡہَا عَدۡلٌ وَّ لَا تَنۡفَعُہَا شَفَاعَۃٌ وَّ لَا ہُمۡ یُنۡصَرُوۡنَ ﴿۱۲۳﴾

002.123 Waittaqoo yawman la tajzee nafsun AAan nafsin shay-an wala yuqbalu minha AAadlun wala tanfaAAuha shafaAAatun wala hum yunsaroona

2:123 En vreest een Dag waarop de ene ziel niets voor een andere ziel kan doen en er geen losprijs van haar aanvaard zal worden, geen voorspraak zal haar baten. En zij zullen niet geholpen worden.


وَ اِذِ ابۡتَلٰۤی اِبۡرٰہٖمَ رَبُّہٗ بِکَلِمٰتٍ فَاَتَمَّہُنَّ ؕ قَالَ اِنِّیۡ جَاعِلُکَ لِلنَّاسِ اِمَامًا ؕ قَالَ وَ مِنۡ ذُرِّیَّتِیۡ ؕ قَالَ لَا یَنَالُ عَہۡدِی الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۱۲۴﴾

002.124 Wa-ithi ibtala ibraheema rabbuhu bikalimatin faatammahunna qala innee jaAAiluka lilnnasi imaman qala wamin thurriyyatee qala la yanalu AAahdee alththalimeena

2:124 En (gedenkt) toen Abraham door zijn Heer beproefd werd met enkele woorden (geboden en verboden) die hij daarop in acht nam. Hij (Allah) zei: "Voorwaar, Ik zal jou voor de mensheid tot een leider maken". Hij (Abraham zei: "En ook van mijn nageslacht"? Hij (Allah) antwoordde: "Mijn verbond omvat de onrechtplegers niet".


وَ اِذۡ جَعَلۡنَا الۡبَیۡتَ مَثَابَۃً لِّلنَّاسِ وَ اَمۡنًا ؕ وَ اتَّخِذُوۡا مِنۡ مَّقَامِ اِبۡرٰہٖمَ مُصَلًّی ؕ وَ عَہِدۡنَاۤ اِلٰۤی اِبۡرٰہٖمَ وَ اِسۡمٰعِیۡلَ اَنۡ طَہِّرَا بَیۡتِیَ لِلطَّآئِفِیۡنَ وَ الۡعٰکِفِیۡنَ وَ الرُّکَّعِ السُّجُوۡدِ ﴿۱۲۵﴾

002.125 Wa-ith jaAAalna albayta mathabatan lilnnasi waamnan waittakhithoo min maqami ibraheema musallan waAAahidna ila ibraheema wa-ismaAAeela an tahhira baytiya liltta-ifeena waalAAakifeena waalrrukkaAAi alssujoodi

2:125 En (gedenkt) toen Wij het Huis (de Ka'bah) tot een plaats van verzameling voor de mensheid maakten en een plaats van veiligheid. En neemt de standplaats van Abraham tot een plaats voor de shalat. En Wij legden de plicht op aan Abraham en Isma'il: "Reinigt Mijn Huis voor degenen die de ommegang (thawaf) maken, voor hen die er de I'tikaf verrichten en voor hen die zich buigen en die knielen (de shalat)".


وَ اِذۡ قَالَ اِبۡرٰہٖمُ رَبِّ اجۡعَلۡ ہٰذَا بَلَدًا اٰمِنًا وَّ ارۡزُقۡ اَہۡلَہٗ مِنَ الثَّمَرٰتِ مَنۡ اٰمَنَ مِنۡہُمۡ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ ؕ قَالَ وَ مَنۡ کَفَرَ فَاُمَتِّعُہٗ قَلِیۡلًا ثُمَّ اَضۡطَرُّہٗۤ اِلٰی عَذَابِ النَّارِ ؕ وَ بِئۡسَ الۡمَصِیۡرُ ﴿۱۲۶﴾

002.126 Wa-ith qala ibraheemu rabbi ijAAal hatha baladan aminan waorzuq ahlahu mina alththamarati man amana minhum biAllahi waalyawmi al-akhiri qala waman kafara faomattiAAuhu qaleelan thumma adtarruhu ila AAathabi alnnari wabi/sa almaseeru

2:126 En (gedenkt) toen Abraham smeekte: "Mijn Heer, maak dit gebied tot een veilige plaats en voorzie haar bewoners met vruchten, degenen van hen die geloven in Allah en in het Hiernamaals". Hij (Allah) zei: "En (ook) degene die ongelovig is, zal ik genietingen schenken, voor een korte tijd, daarna zal Ik hen naar de bestraffing van de Hel drijven. En dat is de slechtste plaats van terugkeer.


وَ اِذۡ یَرۡفَعُ اِبۡرٰہٖمُ الۡقَوَاعِدَ مِنَ الۡبَیۡتِ وَ اِسۡمٰعِیۡلُ ؕ رَبَّنَا تَقَبَّلۡ مِنَّا ؕ اِنَّکَ اَنۡتَ السَّمِیۡعُ الۡعَلِیۡمُ ﴿۱۲۷﴾

002.127 Wa-ith yarfaAAu ibraheemu alqawaAAida mina albayti wa-ismaAAeelu rabbana taqabbal minna innaka anta alssameeAAu alAAaleemu

2:127 En (gedenkt) toen Abraham de grondvesten van het Huis legde, samen met Isma'il (biddend): "Onze Heer, aanvaard het van ons: voorwaar, U bent de Alhorende, de Alwetende.


رَبَّنَا وَ اجۡعَلۡنَا مُسۡلِمَیۡنِ لَکَ وَ مِنۡ ذُرِّیَّتِنَاۤ اُمَّۃً مُّسۡلِمَۃً لَّکَ ۪ وَ اَرِنَا مَنَاسِکَنَا وَ تُبۡ عَلَیۡنَا ۚ اِنَّکَ اَنۡتَ التَّوَّابُ الرَّحِیۡمُ ﴿۱۲۸﴾

002.128 Rabbana waijAAalna muslimayni laka wamin thurriyyatina ommatan muslimatan laka waarina manasikana watub AAalayna innaka anta alttawwabu alrraheemu

2:128 Onze Heer, maak ons beiden tot mensen die zich overgeven aan U en (maak) onze nakomelingen tot een volk dat zich overgeeft aan U en onderwijs ons de gebruiken (van o.a. de Hadj) en aanvaard ons berouw, voorwaar, U bent de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.


رَبَّنَا وَ ابۡعَثۡ فِیۡہِمۡ رَسُوۡلًا مِّنۡہُمۡ یَتۡلُوۡا عَلَیۡہِمۡ اٰیٰتِکَ وَ یُعَلِّمُہُمُ الۡکِتٰبَ وَ الۡحِکۡمَۃَ وَ یُزَکِّیۡہِمۡ ؕ اِنَّکَ اَنۡتَ الۡعَزِیۡزُ الۡحَکِیۡمُ ﴿۱۲۹﴾

002.129 Rabbana waibAAath feehim rasoolan minhum yatloo AAalayhim ayatika wayuAAallimuhumu alkitaba waalhikmata wayuzakkeehim innaka anta alAAazeezu alhakeemu

2:129 Onze Heer! En zend tot hen een Boodschapper van hun eigen volk, die hen Uw Verzen voordraagt en die hen het Boek (de Kuran) en de Wijsheid onderwijst en die hen reinigt. Voorwar, U bent de Almachtige, de Alwijze".


وَ مَنۡ یَّرۡغَبُ عَنۡ مِّلَّۃِ اِبۡرٰہٖمَ اِلَّا مَنۡ سَفِہَ نَفۡسَہٗ ؕ وَ لَقَدِ اصۡطَفَیۡنٰہُ فِی الدُّنۡیَا ۚ وَ اِنَّہٗ فِی الۡاٰخِرَۃِ لَمِنَ الصّٰلِحِیۡنَ ﴿۱۳۰﴾

002.130 Waman yarghabu AAan millati ibraheema illa man safiha nafsahu walaqadi istafaynahu fee alddunya wa-innahu fee al-akhirati lamina alssaliheena

2:130 En wie keert zich af van de godsdienst van Abraham, anders dan wie zichzelf voor de gek houdt? En voorzeker hebben Wij hem uitverkoren in de wereld, en voorwaar, hij behoort in het Hiernamaals tot de oprechten.


اِذۡ قَالَ لَہٗ رَبُّہٗۤ اَسۡلِمۡ ۙ قَالَ اَسۡلَمۡتُ لِرَبِّ الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۱۳۱﴾

002.131 Ith qala lahu rabbuhu aslim qala aslamtu lirabbi alAAalameena

2:131 En (gedenkt) toen zijn Heer tot hem zei: "Onderwerp jezelf (aan Mij)". Hij zei: "Ik onderwerp mij aan de Heer der Werelden".


وَ وَصّٰی بِہَاۤ اِبۡرٰہٖمُ بَنِیۡہِ وَ یَعۡقُوۡبُ ؕ یٰبَنِیَّ اِنَّ اللّٰہَ اصۡطَفٰی لَکُمُ الدِّیۡنَ فَلَا تَمُوۡتُنَّ اِلَّا وَ اَنۡتُمۡ مُّسۡلِمُوۡنَ ﴿۱۳۲﴾ؕ

002.132 Wawassa biha ibraheemu baneehi wayaAAqoobu ya baniyya inna Allaha istafa lakumu alddeena fala tamootunna illa waantum muslimoona

2:132 En Abraham droeg aan zijn kinderen en aan Jakob op: "O mijn kinderen, voorwaar, Allah heeft de godsdienst voor jullie gekozen, sterft daarom niet, behalve als jullie overgegevenen zijn".


اَمۡ کُنۡتُمۡ شُہَدَآءَ اِذۡ حَضَرَ یَعۡقُوۡبَ الۡمَوۡتُ ۙ اِذۡ قَالَ لِبَنِیۡہِ مَا تَعۡبُدُوۡنَ مِنۡۢ بَعۡدِیۡ ؕ قَالُوۡا نَعۡبُدُ اِلٰہَکَ وَ اِلٰـہَ اٰبَآئِکَ اِبۡرٰہٖمَ وَ اِسۡمٰعِیۡلَ وَ اِسۡحٰقَ اِلٰـہًا وَّاحِدًا ۚۖ وَّ نَحۡنُ لَہٗ مُسۡلِمُوۡنَ ﴿۱۳۳﴾

002.133 Am kuntum shuhadaa ith hadara yaAAqooba almawtu ith qala libaneehi ma taAAbudoona min baAAdee qaloo naAAbudu ilahaka wa-ilaha aba-ika ibraheema wa-ismaAAeela wa-ishaqa ilahan wahidan wanahnu lahu muslimoona

2:133 Of waren jullie getuigen toen Jakob de dood nabij was (en) hij tot zijn kinderen zei: "Wat zullen jullie aanbidden na mij"? Zij zeiden: "Wij zullen uw God aanbidden, de God van uw vaderen, Abraham, en Isma'il en Izaak, als de Ene God, en wij hebben ons aan Hem overgegeven".


تِلۡکَ اُمَّۃٌ قَدۡ خَلَتۡ ۚ لَہَا مَا کَسَبَتۡ وَ لَکُمۡ مَّا کَسَبۡتُمۡ ۚ وَ لَا تُسۡـَٔلُوۡنَ عَمَّا کَانُوۡا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۱۳۴﴾

002.134 Tilka ommatun qad khalat laha ma kasabat walakum ma kasabtum wala tus-aloona AAamma kano yaAAmaloona

2:134 Dat was een gemeenschap die waarlijk heen is gegaan. Voor haar is wat zij heeft verworven en voor jullie is wat jullie hebben verworven en jullie zullen niet worden ondervraagd over wat zij plachten te bedrijven.


وَ قَالُوۡا کُوۡنُوۡا ہُوۡدًا اَوۡ نَصٰرٰی تَہۡتَدُوۡا ؕ قُلۡ بَلۡ مِلَّۃَ اِبۡرٰہٖمَ حَنِیۡفًا ؕ وَ مَا کَانَ مِنَ الۡمُشۡرِکِیۡنَ ﴿۱۳۵﴾

002.135 Waqaloo koonoo hoodan aw nasara tahtadoo qul bal millata ibraheema haneefan wama kana mina almushrikeena

2:135 En zij zeiden: "Wordt Jood of Christen, dan volgen jullie de leiding". Zeg: "Nee! (Wij volgen) de godsdienst van Abraham, die Hanif was en hij behoorde niet tot de veelgodenaanbidders".


قُوۡلُوۡۤا اٰمَنَّا بِاللّٰہِ وَ مَاۤ اُنۡزِلَ اِلَیۡنَا وَ مَاۤ اُنۡزِلَ اِلٰۤی اِبۡرٰہٖمَ وَ اِسۡمٰعِیۡلَ وَ اِسۡحٰقَ وَ یَعۡقُوۡبَ وَ الۡاَسۡبَاطِ وَ مَاۤ اُوۡتِیَ مُوۡسٰی وَ عِیۡسٰی وَ مَاۤ اُوۡتِیَ النَّبِیُّوۡنَ مِنۡ رَّبِّہِمۡ ۚ لَا نُفَرِّقُ بَیۡنَ اَحَدٍ مِّنۡہُمۡ ۫ۖ وَ نَحۡنُ لَہٗ مُسۡلِمُوۡنَ ﴿۱۳۶﴾

002.136 Qooloo amanna biAllahi wama onzila ilayna wama onzila ila ibraheema wa-ismaAAeela wa-ishaqa wayaAAqooba waal-asbati wama ootiya moosa waAAeesa wama ootiya alnnabiyyoona min rabbihim la nufarriqu bayna ahadin minhum wanahnu lahu muslimoona

2:136 Zeg (O Mohammed): "Wij geloven in Allah en wat er aan ons is neergezonden en wat er is neergezonden aan Abraham en Isma’il en Izaak en Jakob en de kinderen van Jakob en wat er is gegeven aan Mozes en Isa en wat er is gegeven van hun Heer aan de Profeten, wij maken geen onderscheid tussen één van hen en wij onderwerpen ons aan Hem".


فَاِنۡ اٰمَنُوۡا بِمِثۡلِ مَاۤ اٰمَنۡتُمۡ بِہٖ فَقَدِ اہۡتَدَوۡا ۚ وَ اِنۡ تَوَلَّوۡا فَاِنَّمَا ہُمۡ فِیۡ شِقَاقٍ ۚ فَسَیَکۡفِیۡکَہُمُ اللّٰہُ ۚ وَ ہُوَ السَّمِیۡعُ الۡعَلِیۡمُ ﴿۱۳۷﴾ؕ

002.137 Fa-in amanoo bimithli ma amantum bihi faqadi ihtadaw wa-in tawallaw fa-innama hum fee shiqaqin fasayakfeekahumu Allahu wahuwa alssameeAAu alAAaleemu

2:137 Als zij dan geloven in het gelijke van waarin jullie geloven, dan volgen zij waarlijk de Leiding. En als zij zich afwenden: voorwaar, dan zijn zij het die in vijandschap (jegens jullie) verkeren. Allah zal jou (O Mohammed) dan beschermen tegen hen. En Hij is de Alhorende, de Alwetende.


صِبۡغَۃَ اللّٰہِ ۚ وَ مَنۡ اَحۡسَنُ مِنَ اللّٰہِ صِبۡغَۃً ۫ وَّ نَحۡنُ لَہٗ عٰبِدُوۡنَ ﴿۱۳۸﴾

002.138 Sibghata Allahi waman ahsanu mina Allahi sibghatan wanahnu lahu AAabidoona

2:138 (Neemt) de Shibghah van Allah. En wie heeft er een betere Shibghah dan Allah? En wij zijn aanbidders van Hem.


قُلۡ اَتُحَآجُّوۡنَنَا فِی اللّٰہِ وَ ہُوَ رَبُّنَا وَ رَبُّکُمۡ ۚ وَ لَنَاۤ اَعۡمَالُنَا وَ لَکُمۡ اَعۡمَالُکُمۡ ۚ وَ نَحۡنُ لَہٗ مُخۡلِصُوۡنَ ﴿۱۳۹﴾ۙ

002.139 Qul atuhajjoonana fee Allahi wahuwa rabbuna warabbukum walana aAAmaluna walakum aAAmalukum wanahnu lahu mukhlisoona

2:139 Zeg (O Mohammed): "Redetwisten jullie met ons over Allah? Terwijl Hij onze Heer en jullie Heer is? Voor ons onze werken, en voor jullie, jullie werken. En Wij zijn Hem zuiver toegewijd".


اَمۡ تَقُوۡلُوۡنَ اِنَّ اِبۡرٰہٖمَ وَ اِسۡمٰعِیۡلَ وَ اِسۡحٰقَ وَ یَعۡقُوۡبَ وَ الۡاَسۡبَاطَ کَانُوۡا ہُوۡدًا اَوۡ نَصٰرٰی ؕ قُلۡ ءَاَنۡتُمۡ اَعۡلَمُ اَمِ اللّٰہُ ؕ وَ مَنۡ اَظۡلَمُ مِمَّنۡ کَتَمَ شَہَادَۃً عِنۡدَہٗ مِنَ اللّٰہِ ؕ وَ مَا اللّٰہُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۱۴۰﴾

002.140 Am taqooloona inna ibraheema wa-ismaAAeela wa-ishaqa wayaAAqooba waal-asbata kanoo hoodan aw nasara qul aantum aAAlamu ami Allahu waman athlamu mimman katama shahadatan AAindahu mina Allahi wama Allahu bighafilin AAamma taAAmaloona

2:140 Of zeggen jullie (Joden en Christenen): "Voorwaar, Abraham en Isma'il en Izaak en Jakob en zijn kinderen waren Joden of Christenen"? Zeg: "Weten jullie beter of Allah? En wie is onrechtvaardiger dan hij die een getuigenis van Allah, die hij bezit, verbergt"? En Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.


تِلۡکَ اُمَّۃٌ قَدۡ خَلَتۡ ۚ لَہَا مَا کَسَبَتۡ وَ لَکُمۡ مَّا کَسَبۡتُمۡ ۚ وَ لَا تُسۡـَٔلُوۡنَ عَمَّا کَانُوۡا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۱۴۱﴾

002.141 Tilka ommatun qad khalat laha ma kasabat walakum ma kasabtum wala tus-aloona AAamma kanoo yaAAmaloona

2:141 Dat was een gemeenschap die waarlijk heen is gegaan. Voor haar is wat zij heeft verworven, en voor jullie is wat jullie hebben verworven en jullie zullen niet worden ondervraagd over wat zij plachten te bedrijven.


سَیَقُوۡلُ السُّفَہَآءُ مِنَ النَّاسِ مَا وَلّٰىہُمۡ عَنۡ قِبۡلَتِہِمُ الَّتِیۡ کَانُوۡا عَلَیۡہَا ؕ قُلۡ لِّلّٰہِ الۡمَشۡرِقُ وَ الۡمَغۡرِبُ ؕ یَہۡدِیۡ مَنۡ یَّشَآءُ اِلٰی صِرَاطٍ مُّسۡتَقِیۡمٍ ﴿۱۴۲﴾

002.142 Sayaqoolu alssufahao mina alnnasi ma wallahum AAan qiblatihimu allatee kanoo AAalayha qul lillahi almashriqu waalmaghribu yahdee man yashao ila siratin mustaqeemin

2:142 De dwazen onder de mensen zullen zeggen: "Wat heeft hen zich doen afwenden van hun Qiblah (gebedsrichting) die zij gewoonlijk in acht namen"? Zeg: Aan Allah behoort het Oosten en het Westen Hij leidt wie Hij wil op een recht Pad".


وَ کَذٰلِکَ جَعَلۡنٰکُمۡ اُمَّۃً وَّسَطًا لِّتَکُوۡنُوۡا شُہَدَآءَ عَلَی النَّاسِ وَ یَکُوۡنَ الرَّسُوۡلُ عَلَیۡکُمۡ شَہِیۡدًا ؕ وَ مَا جَعَلۡنَا الۡقِبۡلَۃَ الَّتِیۡ کُنۡتَ عَلَیۡہَاۤ اِلَّا لِنَعۡلَمَ مَنۡ یَّتَّبِعُ الرَّسُوۡلَ مِمَّنۡ یَّنۡقَلِبُ عَلٰی عَقِبَیۡہِ ؕ وَ اِنۡ کَانَتۡ لَکَبِیۡرَۃً اِلَّا عَلَی الَّذِیۡنَ ہَدَی اللّٰہُ ؕ وَ مَا کَانَ اللّٰہُ لِیُضِیۡعَ اِیۡمَانَکُمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ بِالنَّاسِ لَرَءُوۡفٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۱۴۳﴾

002.143 Wakathalika jaAAalnakum ommatan wasatan litakoonoo shuhadaa AAala alnnasi wayakoona alrrasoolu AAalaykum shaheedan wama jaAAalna alqiblata allatee kunta AAalayha illa linaAAlama man yattabiAAu alrrasoola mimman yanqalibu AAala AAaqibayhi wa-in kanat lakabeeratan illa AAala allatheena hada Allahu wama kana Allahu liyudeeAAa eemanakum inna Allaha bialnnasi laraoofun raheemun

2:143 Zo maakten Wij jullie tot een gematigd volk, opdat jullie getuigen zullen zijn voor de mensen en opdat de Boodschapper (Moehammed) een getuige zal zijn voor jullie. En Wij hebben de Qiblah die jullie gewend waren slechts aangewezen om degenen die de Boodschapper volgen onder degenen die zich op hun hielen omdraaien te beproeven. En zeker, dit (de verandering van de Qiblah) was zwaar, behalve voor degenen die Allah leiding gaf. En Allah is niet zo dat Hij jullie geloof (shalat) verloren zou doen gaan. Voorwaar, Allah is zeker genadig, meest barmhartig voor de mensen.


قَدۡ نَرٰی تَقَلُّبَ وَجۡہِکَ فِی السَّمَآءِ ۚ فَلَنُوَلِّیَنَّکَ قِبۡلَۃً تَرۡضٰہَا ۪ فَوَلِّ وَجۡہَکَ شَطۡرَ الۡمَسۡجِدِ الۡحَرَامِ ؕ وَ حَیۡثُ مَا کُنۡتُمۡ فَوَلُّوۡا وُجُوۡہَکُمۡ شَطۡرَہٗ ؕ وَ اِنَّ الَّذِیۡنَ اُوۡتُوا الۡکِتٰبَ لَیَعۡلَمُوۡنَ اَنَّہُ الۡحَقُّ مِنۡ رَّبِّہِمۡ ؕ وَ مَا اللّٰہُ بِغَافِلٍ عَمَّا یَعۡمَلُوۡنَ ﴿۱۴۴﴾

002.144 Qad nara taqalluba wajhika fee alssama-i falanuwalliyannaka qiblatan tardaha fawalli wajhaka shatra almasjidi alharami wahaythu ma kuntum fawalloo wujoohakum shatrahu wa-inna allatheena ootoo alkitaba layaAAlamoona annahu alhaqqu min rabbihim wama Allahu bighafilin AAamma yaAAmaloona

2:144 Waarlijk, Wij hebben gezien hoe jouw gezicht voortdurend tot de hemel wendde, daarom wenden Wij jou (nu) naar een Qiblah die jou welgevallig is. Wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Haram (de Gewijde Moskee te Mekka). En waar jullie je ook bevinden (en de shalat gaan verrichten), wendt jullie gezichten in die richting. En voorwaar, degenen aan wie de Schrift is gegeven, weten zeker dat het de Waarheid van jullie heer is. En Allah is niet onachtzaam omtrent wat zij doen.


وَ لَئِنۡ اَتَیۡتَ الَّذِیۡنَ اُوۡتُوا الۡکِتٰبَ بِکُلِّ اٰیَۃٍ مَّا تَبِعُوۡا قِبۡلَتَکَ ۚ وَ مَاۤ اَنۡتَ بِتَابِعٍ قِبۡلَتَہُمۡ ۚ وَ مَا بَعۡضُہُمۡ بِتَابِعٍ قِبۡلَۃَ بَعۡضٍ ؕ وَ لَئِنِ اتَّبَعۡتَ اَہۡوَآءَہُمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ مَا جَآءَکَ مِنَ الۡعِلۡمِ ۙ اِنَّکَ اِذًا لَّمِنَ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۱۴۵﴾ۘ

002.145 Wala-in atayta allatheena ootoo alkitaba bikulli ayatin ma tabiAAoo qiblataka wama anta bitabiAAin qiblatahum wama baAAduhum bitabiAAin qiblata baAAdin wala-ini ittabaAAta ahwaahum min baAAdi ma jaaka mina alAAilmi innaka ithan lamina alththalimeena

2:145 En als jij aan degenen aan wie de Schrift is gegeven alle Tekenen brengt, dan nog zullen zij jouw Qiblah niet volgen. En jij zult hun Qiblah nooit volgen. En evenmin zal een gedeelte van hen ooit de Qiblah van anderen volgen. En als jij hun begeerten had gevolgd, nadat de kennis tot jou was gekomen, dan zou zij zeker tot de onrechtplegers behoren.


اَلَّذِیۡنَ اٰتَیۡنٰہُمُ الۡکِتٰبَ یَعۡرِفُوۡنَہٗ کَمَا یَعۡرِفُوۡنَ اَبۡنَآءَہُمۡ ؕ وَ اِنَّ فَرِیۡقًا مِّنۡہُمۡ لَیَکۡتُمُوۡنَ الۡحَقَّ وَ ہُمۡ یَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۴۶﴾ؔ

002.146 Allatheena ataynahumu alkitaba yaAArifoonahu kama yaAArifoona abnaahum wa-inna fareeqan minhum layaktumoona alhaqqa wahum yaAAlamoona

2:146 Degenen aan wie Wij de Schrift hebben gegeven, kennen hem (Mohammed) zoals zij hun zonen kennen, en voorwaar, een groep onder hen verbergt zeker de Waarheid, terwijl zij (die) kennen.


اَلۡحَقُّ مِنۡ رَّبِّکَ فَلَا تَکُوۡنَنَّ مِنَ الۡمُمۡتَرِیۡنَ ﴿۱۴۷﴾

002.147 Alhaqqu min rabbika fala takoonanna mina almumtareena

2:147 De Waarheid komt van jouw Heer, behoor daarom niet tot de twijfelaars.


وَ لِکُلٍّ وِّجۡہَۃٌ ہُوَ مُوَلِّیۡہَا فَاسۡتَبِقُوا الۡخَیۡرٰتِ ؕ؃ اَیۡنَ مَا تَکُوۡنُوۡا یَاۡتِ بِکُمُ اللّٰہُ جَمِیۡعًا ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۱۴۸﴾

002.148 Walikullin wijhatun huwa muwalleeha faistabiqoo alkhayrati aynama takoonoo ya/ti bikumu Allahu jameeAAan inna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun

2:148 En voor iedere gemeenschap is er een Qiblah. Wedijvert daarom met elkaar in goede daden. Waar jullie ook zijn, Allah zal jullie samen brengen. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle dingen.


وَ مِنۡ حَیۡثُ خَرَجۡتَ فَوَلِّ وَجۡہَکَ شَطۡرَ الۡمَسۡجِدِ الۡحَرَامِ ؕ وَ اِنَّہٗ لَلۡحَقُّ مِنۡ رَّبِّکَ ؕ وَ مَا اللّٰہُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعۡمَلُوۡنَ ﴿۱۴۹﴾

002.149 Wamin haythu kharajta fawalli wajhaka shatra almasjidi alharami wa-innahu lalhaqqu min rabbika wama Allahu bighafilin AAamma taAAmaloona

2:149 En waar jij ook vandaan vertrekt, wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Haram (de Gewijde Moskee te Mekka) en voorwaar, het is zeker de Waarheid van jouw Heer, en Allah is niet onachtzaam omtrent wat jullie doen.


وَ مِنۡ حَیۡثُ خَرَجۡتَ فَوَلِّ وَجۡہَکَ شَطۡرَ الۡمَسۡجِدِ الۡحَرَامِ ؕ وَ حَیۡثُ مَا کُنۡتُمۡ فَوَلُّوۡا وُجُوۡہَکُمۡ شَطۡرَہٗ ۙ لِئَلَّا یَکُوۡنَ لِلنَّاسِ عَلَیۡکُمۡ حُجَّۃٌ ٭ۙ اِلَّا الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡا مِنۡہُمۡ ٭ فَلَا تَخۡشَوۡہُمۡ وَ اخۡشَوۡنِیۡ ٭ وَ لِاُتِمَّ نِعۡمَتِیۡ عَلَیۡکُمۡ وَ لَعَلَّکُمۡ تَہۡتَدُوۡنَ ﴿۱۵۰﴾ۙۛ

002.150 Wamin haythu kharajta fawalli wajhaka shatra almasjidi alharami wahaythu ma kuntum fawalloo wujoohakum shatrahu li-alla yakoona lilnnasi AAalaykum hujjatun illa allatheena thalamoo minhum fala takhshawhum waikhshawnee wali-otimma niAAmatee AAalaykum walaAAallakum tahtadoona

2:150 En waar jij ook vandaan vertrekt, wend jouw gezicht in de richting van de Masdjid al Haram, en waar jullie je ook bevinden, wendt dan jullie gezichten in haar richting, zodat de mensen geen argument tegen jullie hebben, behalve de onrechtvaardigen onder hen, en vreest daarom niet hen, maar vreest Mij, opdat Ik Mijn gunst aan jullie zal vervolmaken. En hopelijk zullen jullie rechte Leiding volgen.
Terug naar boven Ga naar beneden
https://ummatun-wahida.1forum.biz
Ummatun_wahida
Admin
Ummatun_wahida


Aantal berichten : 419
Registratiedatum : 09-12-12

Al-Baqarah Empty
BerichtOnderwerp: Re: Al-Baqarah   Al-Baqarah Emptyza jan 12, 2013 11:17 am

کَمَاۤ اَرۡسَلۡنَا فِیۡکُمۡ رَسُوۡلًا مِّنۡکُمۡ یَتۡلُوۡا عَلَیۡکُمۡ اٰیٰتِنَا وَ یُزَکِّیۡکُمۡ وَ یُعَلِّمُکُمُ الۡکِتٰبَ وَ الۡحِکۡمَۃَ وَ یُعَلِّمُکُمۡ مَّا لَمۡ تَکُوۡنُوۡا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۵۱﴾ؕۛ

002.151 Kama arsalna feekum rasoolan minkum yatloo AAalaykum ayatina wayuzakkeekum wayuAAallimukumu alkitaba waalhikmata wayuAAallimukum ma lam takoonoo taAAlamoona

2:151 Zoals Wij een Boodschapper uit jullie midden zonden, die aan jullie Onze Verzen voorleest, die jullie reinigt, die jullie het Boek (de Kuran) en de Wijsheid onderwijst en die jullie onderwijst wat jullie niet weten.


فَاذۡکُرُوۡنِیۡۤ اَذۡکُرۡکُمۡ وَ اشۡکُرُوۡا لِیۡ وَ لَا تَکۡفُرُوۡنِ ﴿۱۵۲﴾

002.152 Faothkuroonee athkurkum waoshkuroo lee wala takfurooni

2:152 Gedenkt Mij daarom, dan zal Ik jullie gedenken en weest Mij dankbaar en weest Mij niet ondankbaar.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوا اسۡتَعِیۡنُوۡا بِالصَّبۡرِ وَ الصَّلٰوۃِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ مَعَ الصّٰبِرِیۡنَ ﴿۱۵۳﴾

002.153 Ya ayyuha allatheena amanoo istaAAeenoo bialssabri waalssalati inna Allaha maAAa alssabireena

2:153 O jullie die geloven, zoekt hulp door middel van geduld en de shalat. Voorwaar, Allah is met de geduldigen.


وَ لَا تَقُوۡلُوۡا لِمَنۡ یُّقۡتَلُ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ اَمۡوَاتٌ ؕ بَلۡ اَحۡیَآءٌ وَّ لٰکِنۡ لَّا تَشۡعُرُوۡنَ ﴿۱۵۴﴾

002.154 Wala taqooloo liman yuqtalu fee sabeeli Allahi amwatun bal ahyaon walakin la tashAAuroona

2:154 En zegt niet over degenen die zijn gedood (gesneuveld) op de Weg van Allah, dat zij dood zijn. Nee, zij leven, maar jullie beseffen het niet.


وَ لَنَبۡلُوَنَّکُمۡ بِشَیۡءٍ مِّنَ الۡخَوۡفِ وَ الۡجُوۡعِ وَ نَقۡصٍ مِّنَ الۡاَمۡوَالِ وَ الۡاَنۡفُسِ وَ الثَّمَرٰتِ ؕ وَ بَشِّرِ الصّٰبِرِیۡنَ ﴿۱۵۵﴾ۙ

002.155 Walanabluwannakum bishay-in mina alkhawfi waaljooAAi wanaqsin mina al-amwali waal-anfusi waalththamarati wabashshiri alssabireena

2:155 En Wij zullen jullie zeker beproeven met iets van vrees, honger, vermindering van bezittingen, levens en vruchten. Maar geeft verheugende tijdingen aan de geduldigen.


الَّذِیۡنَ اِذَاۤ اَصَابَتۡہُمۡ مُّصِیۡبَۃٌ ۙ قَالُوۡۤا اِنَّا لِلّٰہِ وَ اِنَّاۤ اِلَیۡہِ رٰجِعُوۡنَ ﴿۱۵۶﴾ؕ

002.156 Allatheena itha asabat-hum museebatun qaloo inna lillahi wa-inna ilayhi rajiAAoona

2:156 Degenen die wanneer een ramp hen treft, zeggen: (Inna lillahi wa inna ilaihi radji'oen) "Voorwaar, aan Allah behoren Wij, en voorwaar, tot Hem zullen Wij terugkeren".


اُولٰٓئِکَ عَلَیۡہِمۡ صَلَوٰتٌ مِّنۡ رَّبِّہِمۡ وَ رَحۡمَۃٌ ۟ وَ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُہۡتَدُوۡنَ ﴿۱۵۷﴾

002.157 Ola-ika AAalayhim salawatun min rabbihim warahmatun waola-ika humu almuhtadoona

2:157 Zij zijn degenen op wie de zegeningen van hun Heer neerdalen, en Barmhartigheid, en zij zijn degenen die de rechte Leiding ontvangen.


اِنَّ الصَّفَا وَ الۡمَرۡوَۃَ مِنۡ شَعَآئِرِ اللّٰہِ ۚ فَمَنۡ حَجَّ الۡبَیۡتَ اَوِ اعۡتَمَرَ فَلَا جُنَاحَ عَلَیۡہِ اَنۡ یَّطَّوَّفَ بِہِمَا ؕ وَ مَنۡ تَطَوَّعَ خَیۡرًا ۙ فَاِنَّ اللّٰہَ شَاکِرٌ عَلِیۡمٌ ﴿۱۵۸﴾

002.158 Inna alssafa waalmarwata min shaAAa-iri Allahi faman hajja albayta awi iAAtamara fala junaha AAalayhi an yattawwafa bihima waman tatawwaAAa khayran fa-inna Allaha shakirun AAaleemun

2:158 Voorwaar, Shafa en Marwah behoren tot de aan Allah gewijde Tekenen. Wie dan de Hadj of de Oemrah verricht naar het Huis (de Ka'bah): het is geen zonde als hij om beide (Shafa en Marwah) loopt (tijdens de Sa'i). En wie vrijwillig goede daden verricht: voorwaar, Allah is Waarderend en Alwetend.


اِنَّ الَّذِیۡنَ یَکۡتُمُوۡنَ مَاۤ اَنۡزَلۡنَا مِنَ الۡبَیِّنٰتِ وَ الۡہُدٰی مِنۡۢ بَعۡدِ مَا بَیَّنّٰہُ لِلنَّاسِ فِی الۡکِتٰبِ ۙ اُولٰٓئِکَ یَلۡعَنُہُمُ اللّٰہُ وَ یَلۡعَنُہُمُ اللّٰعِنُوۡنَ ﴿۱۵۹﴾ۙ

002.159 Inna allatheena yaktumoona ma anzalna mina albayyinati waalhuda min baAAdi ma bayyannahu lilnnasi fee alkitabi ola-ika yalAAanuhumu Allahu wayalAAanuhumu allaAAinoona

2:159 Voorwaar, zij die verbergen wat Wij hebben neergezonden van de duidelijke bewijzen en de Leiding, nadat Wij die aan de mensen hebben duidelijk gemaakt in de Schrift: zij zijn degenen die Allah vervloekt en die vervloekers vervloeken.


اِلَّا الَّذِیۡنَ تَابُوۡا وَ اَصۡلَحُوۡا وَ بَیَّنُوۡا فَاُولٰٓئِکَ اَتُوۡبُ عَلَیۡہِمۡ ۚ وَ اَنَا التَّوَّابُ الرَّحِیۡمُ ﴿۱۶۰﴾

002.160 Illa allatheena taboo waaslahoo wabayyanoo faola-ika atoobu AAalayhim waana alttawwabu alrraheemu

2:160 Behalve degenen die berouw hebben getoond, zich gebeterd hebben en (de Waarheid) duidelijk hebben gemaakt. Diegenen zijn het van wie Ik berouw aanvaard. En Ik ben de Meest Berouwaanvaardende, de meest Barmhartige.


اِنَّ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا وَ مَاتُوۡا وَ ہُمۡ کُفَّارٌ اُولٰٓئِکَ عَلَیۡہِمۡ لَعۡنَۃُ اللّٰہِ وَ الۡمَلٰٓئِکَۃِ وَ النَّاسِ اَجۡمَعِیۡنَ ﴿۱۶۱﴾ۙ

002.161 Inna allatheena kafaroo wamatoo wahum kuffarun ola-ika AAalayhim laAAnatu Allahi waalmala-ikati waalnnasi ajmaAAeena

2:161 Voorwaar, degenen die ongelovig waren en stierven terwijl zij ongelovig waren, op hen rust de vloek van Allah en van de Engelen en de mensen tezamen.


خٰلِدِیۡنَ فِیۡہَا ۚ لَا یُخَفَّفُ عَنۡہُمُ الۡعَذَابُ وَ لَا ہُمۡ یُنۡظَرُوۡنَ ﴿۱۶۲﴾

002.162 Khalideena feeha la yukhaffafu AAanhumu alAAathabu wala hum yuntharoona

2:162 Eeuwig levenden zijn zij daarin (de Hel). En voor hen zal de bestraffing niet verlicht worden, noch zal hen uitstel gegeven worden.


وَ اِلٰـہُکُمۡ اِلٰہٌ وَّاحِدٌ ۚ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَ الرَّحۡمٰنُ الرَّحِیۡمُ ﴿۱۶۳﴾

002.163 Wa-ilahukum ilahun wahidun la ilaha illa huwa alrrahmanu alrraheemu

2:163 En jullie god is één God. Geen god is er dan Hij, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.


اِنَّ فِیۡ خَلۡقِ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضِ وَ اخۡتِلَافِ الَّیۡلِ وَ النَّہَارِ وَ الۡفُلۡکِ الَّتِیۡ تَجۡرِیۡ فِی الۡبَحۡرِ بِمَا یَنۡفَعُ النَّاسَ وَ مَاۤ اَنۡزَلَ اللّٰہُ مِنَ السَّمَآءِ مِنۡ مَّآءٍ فَاَحۡیَا بِہِ الۡاَرۡضَ بَعۡدَ مَوۡتِہَا وَ بَثَّ فِیۡہَا مِنۡ کُلِّ دَآبَّۃٍ ۪ وَّ تَصۡرِیۡفِ الرِّیٰحِ وَ السَّحَابِ الۡمُسَخَّرِ بَیۡنَ السَّمَآءِ وَ الۡاَرۡضِ لَاٰیٰتٍ لِّقَوۡمٍ یَّعۡقِلُوۡنَ ﴿۱۶۴﴾

002.164 Inna fee khalqi alssamawati waal-ardi waikhtilafi allayli waalnnahari waalfulki allatee tajree fee albahri bima yanfaAAu alnnasa wama anzala Allahu mina alssama-i min ma-in faahya bihi al-arda baAAda mawtiha wabaththa feeha min kulli dabbatin watasreefi alrriyahi waalssahabi almusakhkhari bayna alssama-i waal-ardi laayatin liqawmin yaAAqiloona

2:164 Voorwaar, in de schepping van de hemelen en de aarde en de afwisseling van de nacht en de dag en de schepen die over de zee varen met wat de mensen voordeel geeft, en het water dat Allah uit de hemel neerzendt, waarmee Hij de aarde tot leven brengt na haardood, en dat hij daarop allerlei dieren verspreidde, en de besturing van de winden en de wolken die tussen de hemel en de aarde dienstbaar zijn gemaakt, zijn zeker Tekenen voor een volk dat verstandig is.


وَ مِنَ النَّاسِ مَنۡ یَّتَّخِذُ مِنۡ دُوۡنِ اللّٰہِ اَنۡدَادًا یُّحِبُّوۡنَہُمۡ کَحُبِّ اللّٰہِ ؕ وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اَشَدُّ حُبًّا لِّلّٰہِ ؕوَ لَوۡ یَرَی الَّذِیۡنَ ظَلَمُوۡۤا اِذۡ یَرَوۡنَ الۡعَذَابَ ۙ اَنَّ الۡقُوَّۃَ لِلّٰہِ جَمِیۡعًا ۙ وَّ اَنَّ اللّٰہَ شَدِیۡدُ الۡعَذَابِ ﴿۱۶۵﴾

002.165 Wamina alnnasi man yattakhithu min dooni Allahi andadan yuhibboonahum kahubbi Allahi waallatheena amanoo ashaddu hubban lillahi walaw yara allatheena thalamoo ith yarawna alAAathaba anna alquwwata lillahi jameeAAan waanna Allaha shadeedu alAAathabi

2:165 En er zijn er onder de mensen die naast Allah deelgenoten toekennen, die zij liefhebben met de liefde als (die) voor Allah, maar degenen die geloven zijn sterker in liefde voor Allah. En als degenen die onrecht pleegden zouden weten wanneer zij de bestraffing zien, (dan zouden zij weten) dat alle macht aan Allah behoort en dat Allah hard is in de bestraffing.


اِذۡ تَبَرَّاَ الَّذِیۡنَ اتُّبِعُوۡا مِنَ الَّذِیۡنَ اتَّبَعُوۡا وَ رَاَوُا الۡعَذَابَ وَ تَقَطَّعَتۡ بِہِمُ الۡاَسۡبَابُ ﴿۱۶۶﴾

002.166 Ith tabarraa allatheena ittubiAAoo mina allatheena ittabaAAoo waraawoo alAAathaba wataqattaAAat bihimu al-asbabu

2:166 Wanneer degenen die gevolgd werden zich los verklaren aan degenen die hen volgen: en zij zagen de bestraffing en (dat) de banden met hen verbroken waren.


وَ قَالَ الَّذِیۡنَ اتَّبَعُوۡا لَوۡ اَنَّ لَنَا کَرَّۃً فَنَتَبَرَّاَ مِنۡہُمۡ کَمَا تَبَرَّءُوۡا مِنَّا ؕ کَذٰلِکَ یُرِیۡہِمُ اللّٰہُ اَعۡمَالَہُمۡ حَسَرٰتٍ عَلَیۡہِمۡ ؕ وَ مَا ہُمۡ بِخٰرِجِیۡنَ مِنَ النَّارِ ﴿۱۶۷﴾

002.167 Waqala allatheena ittabaAAoo law anna lana karratan fanatabarraa minhum kama tabarraoo minna kathalika yureehimu Allahu aAAmalahum hasaratin AAalayhim wama hum bikharijeena mina alnnari

2:167 En degenen die volgden zeiden: "Was er voor ons nog maar één keer (de gelegenheid om naar de aarde terug te keren), dan zouden wij ons onschuldig verklaren aan hen, zoals zij zich aan ons onschuldig verklaarden". Zo laat Allah hen hun daden zien, als (een bron) van spijt voor hen. En zij zullen de Hel niet verlaten.


یٰۤاَیُّہَا النَّاسُ کُلُوۡا مِمَّا فِی الۡاَرۡضِ حَلٰلًا طَیِّبًا ۫ۖ وَّ لَا تَتَّبِعُوۡا خُطُوٰتِ الشَّیۡطٰنِ ؕ اِنَّہٗ لَکُمۡ عَدُوٌّ مُّبِیۡنٌ ﴿۱۶۸﴾

002.168 Ya ayyuha alnnasu kuloo mimma fee al-ardi halalan tayyiban wala tattabiAAoo khutuwati alshshaytani innahu lakum AAaduwwun mubeenun

2:168 O mensen, eet van wat op de aarde is het toegestane en het goede, en volgt niet in de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand.


اِنَّمَا یَاۡمُرُکُمۡ بِالسُّوۡٓءِ وَ الۡفَحۡشَآءِ وَ اَنۡ تَقُوۡلُوۡا عَلَی اللّٰہِ مَا لَا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۶۹﴾

002.169 Innama ya/murukum bialssoo-i waalfahsha-i waan taqooloo AAala Allahi ma la taAAlamoona

2:169 Voorwaar, hij roept jullie op tot het kwade en zedeloosheid en (wil) dat jullie over Allah zeggen wat jullie niet weten.


وَ اِذَا قِیۡلَ لَہُمُ اتَّبِعُوۡا مَاۤ اَنۡزَلَ اللّٰہُ قَالُوۡا بَلۡ نَتَّبِعُ مَاۤ اَلۡفَیۡنَا عَلَیۡہِ اٰبَآءَنَا ؕ اَوَ لَوۡ کَانَ اٰبَآؤُہُمۡ لَا یَعۡقِلُوۡنَ شَیۡئًا وَّ لَا یَہۡتَدُوۡنَ ﴿۱۷۰﴾

002.170 Wa-itha qeela lahumu ittabiAAoo ma anzala Allahu qaloo bal nattabiAAu ma alfayna AAalayhi abaana awa law kana abaohum la yaAAqiloona shay-an wala yahtadoona

2:170 En wanneer tot hen gezegd wordt: "Volgt wat Allah heeft neergezonden", dan zeggen zij: "Maar wij volgen dat (pad van afgoderij) waarop wij onze vaderen aantroffen". Ook als hun vaderen niets begrepen en niet de rechte Leiding volgden?


وَ مَثَلُ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا کَمَثَلِ الَّذِیۡ یَنۡعِقُ بِمَا لَا یَسۡمَعُ اِلَّا دُعَآءً وَّ نِدَآءً ؕ صُمٌّۢ بُکۡمٌ عُمۡیٌ فَہُمۡ لَا یَعۡقِلُوۡنَ ﴿۱۷۱﴾

002.171 Wamathalu allatheena kafaroo kamathali allathee yanAAiqu bima la yasmaAAu illa duAAaan wanidaan summun bukmun AAumyun fahum la yaAAqiloona

2:171 En de gelijkenis van degenen die ongelovig zijn, is als de gelijkenis met iemand (een herder) die roept naar iets wat niet luistert, behalve naar een roep of een schreeuw. Zij zijn doof, stom en blind (van hart), daarom begrijpen zij niet.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا کُلُوۡا مِنۡ طَیِّبٰتِ مَا رَزَقۡنٰکُمۡ وَ اشۡکُرُوۡا لِلّٰہِ اِنۡ کُنۡتُمۡ اِیَّاہُ تَعۡبُدُوۡنَ ﴿۱۷۲﴾

002.172 Ya ayyuha allatheena amanoo kuloo min tayyibati ma razaqnakum waoshkuroo lillahi in kuntum iyyahu taAAbudoona

2:172 O jullie die geloven, eet van de goede dingen waarmee Wij jullie hebben voorzien en weest Allah dankbaar als Hij alleen het is die jullie aanbidden.


اِنَّمَا حَرَّمَ عَلَیۡکُمُ الۡمَیۡتَۃَ وَ الدَّمَ وَ لَحۡمَ الۡخِنۡزِیۡرِ وَ مَاۤ اُہِلَّ بِہٖ لِغَیۡرِ اللّٰہِ ۚ فَمَنِ اضۡطُرَّ غَیۡرَ بَاغٍ وَّ لَا عَادٍ فَلَاۤ اِثۡمَ عَلَیۡہِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۱۷۳﴾

002.173 Innama harrama AAalaykumu almaytata waalddama walahma alkhinzeeri wama ohilla bihi lighayri Allahi famani idturra ghayra baghin wala AAadin fala ithma AAalayhi inna Allaha ghafoorun raheemun

2:173 Voorwaar, Hij heeft voor jullie verboden het gestorvene (het niet ritueel geslachte), bloed, varkensvlees, en dat waarover (bij het slachten) een andere naam dan die van Allah is uitgesproken. Maar wie door nood gedwongen is, zonder dat hij het wenst en niet overdrijft, dan is het voor hem geen zonde. Voorwaar, Allah is Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.


اِنَّ الَّذِیۡنَ یَکۡتُمُوۡنَ مَاۤ اَنۡزَلَ اللّٰہُ مِنَ الۡکِتٰبِ وَ یَشۡتَرُوۡنَ بِہٖ ثَمَنًا قَلِیۡلًا ۙ اُولٰٓئِکَ مَا یَاۡکُلُوۡنَ فِیۡ بُطُوۡنِہِمۡ اِلَّا النَّارَ وَ لَا یُکَلِّمُہُمُ اللّٰہُ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ وَ لَا یُزَکِّیۡہِمۡ ۚۖ وَ لَہُمۡ عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۱۷۴﴾

002.174 Inna allatheena yaktumoona ma anzala Allahu mina alkitabi wayashtaroona bihi thamanan qaleelan ola-ika ma ya/kuloona fee butoonihim illa alnnara wala yukallimuhumu Allahu yawma alqiyamati wala yuzakkeehim walahum AAathabun aleemun

2:174 Voorwaar, degenen die verbergen wat Allah heeft neergezonden van de Schrift en die het verruilen voor een geringe prijs, zij zijn degenen die in hun buiken niets dan vuur verteren. En Allah zal niet tot hen spreken op de Dag der Opstanding en Hij zal hen niet reinigen en voor hen is er een pijnlijke bestraffing.


اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ اشۡتَرَوُا الضَّلٰلَۃَ بِالۡہُدٰی وَ الۡعَذَابَ بِالۡمَغۡفِرَۃِ ۚ فَمَاۤ اَصۡبَرَہُمۡ عَلَی النَّارِ ﴿۱۷۵﴾

002.175 Ola-ika allatheena ishtarawoo alddalalata bialhuda waalAAathaba bialmaghfirati fama asbarahum AAala alnnari

2:175 Zij zijn diegenen die de Leiding hebben verruild voor de dwaling en de vergiffenis voor de bestraffing. Hoe geduldig zijn zij met de Hel!


ذٰلِکَ بِاَنَّ اللّٰہَ نَزَّلَ الۡکِتٰبَ بِالۡحَقِّ ؕ وَ اِنَّ الَّذِیۡنَ اخۡتَلَفُوۡا فِی الۡکِتٰبِ لَفِیۡ شِقَاقٍۭ بَعِیۡدٍ ﴿۱۷۶﴾

002.176 Thalika bi-anna Allaha nazzala alkitaba bialhaqqi wa-inna allatheena ikhtalafoo fee alkitabi lafee shiqaqin baAAeedin

2:176 Dat is zo omdat Allah het schrift met de Waarheid heeft neergezonden. En voorwaar, degenen die van mening verschillen over het schrift verkeren in vergaande verdeeldheid.


لَیۡسَ الۡبِرَّ اَنۡ تُوَلُّوۡا وُجُوۡہَکُمۡ قِبَلَ الۡمَشۡرِقِ وَ الۡمَغۡرِبِ وَ لٰکِنَّ الۡبِرَّ مَنۡ اٰمَنَ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ وَ الۡمَلٰٓئِکَۃِ وَ الۡکِتٰبِ وَ النَّبِیّٖنَ ۚ وَ اٰتَی الۡمَالَ عَلٰی حُبِّہٖ ذَوِی الۡقُرۡبٰی وَ الۡیَتٰمٰی وَ الۡمَسٰکِیۡنَ وَ ابۡنَ السَّبِیۡلِ ۙ وَ السَّآئِلِیۡنَ وَ فِی الرِّقَابِ ۚ وَ اَقَامَ الصَّلٰوۃَ وَ اٰتَی الزَّکٰوۃَ ۚ وَ الۡمُوۡفُوۡنَ بِعَہۡدِہِمۡ اِذَا عٰہَدُوۡا ۚ وَ الصّٰبِرِیۡنَ فِی الۡبَاۡسَآءِ وَ الضَّرَّآءِ وَ حِیۡنَ الۡبَاۡسِ ؕ اُولٰٓئِکَ الَّذِیۡنَ صَدَقُوۡا ؕ وَ اُولٰٓئِکَ ہُمُ الۡمُتَّقُوۡنَ ﴿۱۷۷﴾

002.177 Laysa albirra an tuwalloo wujoohakum qibala almashriqi waalmaghribi walakinna albirra man amana biAllahi waalyawmi al-akhiri waalmala-ikati waalkitabi waalnnabiyyeena waata almala AAala hubbihi thawee alqurba waalyatama waalmasakeena waibna alssabeeli waalssa-ileena wafee alrriqabi waaqama alssalata waata alzzakata waalmoofoona biAAahdihim itha AAahadoo waalssabireena fee alba/sa-i waalddarra-i waheena alba/si ola-ika allatheena sadaqoo waola-ika humu almuttaqoona

2:177 Het is geen vroomheid dat jullie je gezichten naar het Oosten en het Westen wenden, maar vroom is wie gelooft in Allah en het Hiernamaals en de Engelen en de Schrift en de Profeten en die het bezit dat hij liefheeft weggeeft aan de verwanten en de wezen en de behoeftigen en de reiziger (zonder proviand) en de bedelaars en (het gebruikt) voor het vrijkopen van slaven, en die de shalat onderhoudt, de zakat geeft. En die trouw zijn aan hun belofte wanneer zij een belofte hebben gedaan en de geduldigen in tegenspoed, in rampspoed en in oorlogstijd. Zij zijn diegenen die Moettaqoen zijn, en zij zijn het die de godvrezenden zijn.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا کُتِبَ عَلَیۡکُمُ الۡقِصَاصُ فِی الۡقَتۡلٰی ؕ اَلۡحُرُّ بِالۡحُرِّ وَ الۡعَبۡدُ بِالۡعَبۡدِ وَ الۡاُنۡثٰی بِالۡاُنۡثٰی ؕ فَمَنۡ عُفِیَ لَہٗ مِنۡ اَخِیۡہِ شَیۡءٌ فَاتِّبَاعٌۢ بِالۡمَعۡرُوۡفِ وَ اَدَآءٌ اِلَیۡہِ بِاِحۡسَانٍ ؕ ذٰلِکَ تَخۡفِیۡفٌ مِّنۡ رَّبِّکُمۡ وَ رَحۡمَۃٌ ؕ فَمَنِ اعۡتَدٰی بَعۡدَ ذٰلِکَ فَلَہٗ عَذَابٌ اَلِیۡمٌ ﴿۱۷۸﴾

002.178 Ya ayyuha allatheena amanoo kutiba AAalaykumu alqisasu fee alqatla alhurru bialhurri waalAAabdu bialAAabdi waalontha bialontha faman AAufiya lahu min akheehi shay-on faittibaAAun bialmaAAroofi waadaon ilayhi bi-ihsanin thalika takhfeefun min rabbikum warahmatun famani iAAtada baAAda thalika falahu AAathabun aleemun

2:178 O jullie die geloven, de Qishash inzake doodslag is jullie verplicht: de vrije (mens) voor de vrije (mens), de slaaf voor de slaaf, de vrouw voor de vrouw. En degene die dan kwijtschelding van zijn broeder ontvangt, laat het dan gevolgd worden door een redelijke (eis van de eiser) en genoegdoening voor hem op een goede (manier, van de schuldige). Dat is een verlichting van jullie Heer en een Barmhartigheid en degene die dan daarna nog overtreedt, voor hem is er dan een pijnlijke bestraffing.


وَ لَکُمۡ فِی الۡقِصَاصِ حَیٰوۃٌ یّٰۤاُولِی الۡاَلۡبَابِ لَعَلَّکُمۡ تَتَّقُوۡنَ ﴿۱۷۹﴾

002.179 Walakum fee alqisasi hayatun ya olee al-albabi laAAallakum tattaqoona

2:179 En voor jullie zijn er in de Qishash leven, O bezitters van verstand, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.


کُتِبَ عَلَیۡکُمۡ اِذَا حَضَرَ اَحَدَکُمُ الۡمَوۡتُ اِنۡ تَرَکَ خَیۡرَۨا ۚۖ الۡوَصِیَّۃُ لِلۡوَالِدَیۡنِ وَ الۡاَقۡرَبِیۡنَ بِالۡمَعۡرُوۡفِ ۚ حَقًّا عَلَی الۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۱۸۰﴾ؕ

002.180 Kutiba AAalaykum itha hadara ahadakumu almawtu in taraka khayran alwasiyyatu lilwalidayni waal-aqrabeena bialmaAAroofi haqqan AAala almuttaqeena

2:180 Het is jullie verplicht wanneer de dood één van jullie nabij is, als hij bezit nalaat, een testament te maken voor de ouders en de verwanten, volgens wat redelijk is (dit is) een plicht voor de Moettaqoen.


فَمَنۡۢ بَدَّلَہٗ بَعۡدَ مَا سَمِعَہٗ فَاِنَّمَاۤ اِثۡمُہٗ عَلَی الَّذِیۡنَ یُبَدِّلُوۡنَہٗ ؕ اِنَّ اللّٰہَ سَمِیۡعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۱۸۱﴾ؕ

002.181 Faman baddalahu baAAda ma samiAAahu fa-innama ithmuhu AAala allatheena yubaddiloonahu inna Allaha sameeAAun AAaleemun

2:181 Wie den het testament verandert nadat hij het heeft gehoord: voorwaar, dan rust de zonde op hen die het veranderd hebben. Voorwaar, Allah is Alhorend, Alwetend.


فَمَنۡ خَافَ مِنۡ مُّوۡصٍ جَنَفًا اَوۡ اِثۡمًا فَاَصۡلَحَ بَیۡنَہُمۡ فَلَاۤ اِثۡمَ عَلَیۡہِ ؕ اِنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۱۸۲﴾

002.182 Faman khafa min moosin janafan aw ithman faaslaha baynahum fala ithma AAalayhi inna Allaha ghafoorun raheemun

2:182 Maar degene die dan van de erflater partijdigheid of zonde vreest, en daarna verzoening tussen hen teweeg bracht, dan rust er geen zonde op hem. Voorwaar, Allah is Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا کُتِبَ عَلَیۡکُمُ الصِّیَامُ کَمَا کُتِبَ عَلَی الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِکُمۡ لَعَلَّکُمۡ تَتَّقُوۡنَ ﴿۱۸۳﴾ۙ

002.183 Ya ayyuha allatheena amanoo kutiba AAalaykumu alssiyamu kama kutiba AAala allatheena min qablikum laAAallakum tattaqoona

2:183 O jullie die geloven, het vasten is jullie verplicht, zoals het ook verplicht was voor hen vóór jullie, hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.


اَیَّامًا مَّعۡدُوۡدٰتٍ ؕ فَمَنۡ کَانَ مِنۡکُمۡ مَّرِیۡضًا اَوۡ عَلٰی سَفَرٍ فَعِدَّۃٌ مِّنۡ اَیَّامٍ اُخَرَ ؕ وَ عَلَی الَّذِیۡنَ یُطِیۡقُوۡنَہٗ فِدۡیَۃٌ طَعَامُ مِسۡکِیۡنٍ ؕ فَمَنۡ تَطَوَّعَ خَیۡرًا فَہُوَ خَیۡرٌ لَّہٗ ؕ وَ اَنۡ تَصُوۡمُوۡا خَیۡرٌ لَّکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۸۴﴾

002.184 Ayyaman maAAdoodatin faman kana minkum mareedan aw AAala safarin faAAiddatun min ayyamin okhara waAAala allatheena yuteeqoonahu fidyatun taAAamu miskeenin faman tatawwaAAa khayran fahuwa khayrun lahu waan tasoomoo khayrun lakum in kuntum taAAlamoona

2:184 (Vast) en vastgesteld aantal dagen. Maar degene die dan van jullie ziek is, of op reis, dan een aantal andere dagen. En op degenen (van hen) die het (slechts met grote moeite) kunnen volbrengen, rust de plicht van Fidyah: het voeden van een arme. Maar degene die vrijwillig meer (dan verplicht is) geeft: dat is beter voor hem. En dat jullie vasten is beter voor jullie, als jullie dat maar weten.


شَہۡرُ رَمَضَانَ الَّذِیۡۤ اُنۡزِلَ فِیۡہِ الۡقُرۡاٰنُ ہُدًی لِّلنَّاسِ وَ بَیِّنٰتٍ مِّنَ الۡہُدٰی وَ الۡفُرۡقَانِ ۚ فَمَنۡ شَہِدَ مِنۡکُمُ الشَّہۡرَ فَلۡیَصُمۡہُ ؕ وَ مَنۡ کَانَ مَرِیۡضًا اَوۡ عَلٰی سَفَرٍ فَعِدَّۃٌ مِّنۡ اَیَّامٍ اُخَرَ ؕ یُرِیۡدُ اللّٰہُ بِکُمُ الۡیُسۡرَ وَ لَا یُرِیۡدُ بِکُمُ الۡعُسۡرَ ۫ وَ لِتُکۡمِلُوا الۡعِدَّۃَ وَ لِتُکَبِّرُوا اللّٰہَ عَلٰی مَا ہَدٰىکُمۡ وَ لَعَلَّکُمۡ تَشۡکُرُوۡنَ ﴿۱۸۵﴾

002.185 Shahru ramadana allathee onzila feehi alqur-anu hudan lilnnasi wabayyinatin mina alhuda waalfurqani faman shahida minkumu alshshahra falyasumhu waman kana mareedan aw AAala safarin faAAiddatun min ayyamin okhara yureedu Allahu bikumu alyusra wala yureedu bikumu alAAusra walitukmiloo alAAiddata walitukabbiroo Allaha AAala ma hadakum walaAAallakum tashkuroona

2:185 De maand Ramadan is het waarin de Kuran is neergezonden, als Leiding voor de mensheid en als duidelijke bewijzen van de Leiding en de Foerqan. Wie van jullie aanwezig is in de maand, laat die dan vasten, maar wie ziek is of op reis, dan is er een aantal andere dagen (om de vasten in te halen). Allah wenst voor jullie het gemakkelijke en Hij wenst niet voor jullie het ongemak. En maakt het aantal (dagen) vol en prijst Allah's Grootheid omdat Hij jullie leiding schonk, hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.


وَ اِذَا سَاَلَکَ عِبَادِیۡ عَنِّیۡ فَاِنِّیۡ قَرِیۡبٌ ؕ اُجِیۡبُ دَعۡوَۃَ الدَّاعِ اِذَا دَعَانِ ۙ فَلۡیَسۡتَجِیۡبُوۡا لِیۡ وَ لۡیُؤۡمِنُوۡا بِیۡ لَعَلَّہُمۡ یَرۡشُدُوۡنَ ﴿۱۸۶﴾

002.186 Wa-itha saalaka AAibadee AAannee fa-innee qareebun ojeebu daAAwata alddaAAi itha daAAani falyastajeeboo lee walyu/minoo bee laAAallahum yarshudoona

2:186 En wanneer Mijn dienaren jou (O Mohammed) vragen stellen over Mij: voorwaar, Ik ben nabij, Ik verhoor de smeekbede van de smekende wanneer hij tot Mij smeek. Laten zij aan Mij gehoor geven en in Mij geloven. Hopelijk zullen zij de juiste leiding volgen.


اُحِلَّ لَکُمۡ لَیۡلَۃَ الصِّیَامِ الرَّفَثُ اِلٰی نِسَآئِکُمۡ ؕ ہُنَّ لِبَاسٌ لَّکُمۡ وَ اَنۡتُمۡ لِبَاسٌ لَّہُنَّ ؕ عَلِمَ اللّٰہُ اَنَّکُمۡ کُنۡتُمۡ تَخۡتَانُوۡنَ اَنۡفُسَکُمۡ فَتَابَ عَلَیۡکُمۡ وَ عَفَا عَنۡکُمۡ ۚ فَالۡـٰٔنَ بَاشِرُوۡہُنَّ وَ ابۡتَغُوۡا مَا کَتَبَ اللّٰہُ لَکُمۡ ۪ وَ کُلُوۡا وَ اشۡرَبُوۡا حَتّٰی یَتَبَیَّنَ لَکُمُ الۡخَیۡطُ الۡاَبۡیَضُ مِنَ الۡخَیۡطِ الۡاَسۡوَدِ مِنَ الۡفَجۡرِ۪ ثُمَّ اَتِمُّوا الصِّیَامَ اِلَی الَّیۡلِ ۚ وَ لَا تُبَاشِرُوۡہُنَّ وَ اَنۡتُمۡ عٰکِفُوۡنَ ۙ فِی الۡمَسٰجِدِ ؕ تِلۡکَ حُدُوۡدُ اللّٰہِ فَلَا تَقۡرَبُوۡہَا ؕ کَذٰلِکَ یُبَیِّنُ اللّٰہُ اٰیٰتِہٖ لِلنَّاسِ لَعَلَّہُمۡ یَتَّقُوۡنَ ﴿۱۸۷﴾

002.187 Ohilla lakum laylata alssiyami alrrafathu ila nisa-ikum hunna libasun lakum waantum libasun lahunna AAalima Allahu annakum kuntum takhtanoona anfusakum fataba AAalaykum waAAafa AAankum faal-ana bashiroohunna waibtaghoo ma kataba Allahu lakum wakuloo waishraboo hatta yatabayyana lakumu alkhaytu al-abyadu mina alkhayti al-aswadi mina alfajri thumma atimmoo alssiyama ila allayli wala tubashiroohunna waantum AAakifoona fee almasajidi tilka hudoodu Allahi fala taqrabooha kathalika yubayyinu Allahu ayatihi lilnnasi laAAallahum yattaqoona

2:187 Het is jullie in de nachten van het vasten toegestaan omgang te hebben met jullie vrouwen. Zij zijn (als) kleding voor jullie en jullie zijn (als) kleding voor hen. Allah wist dat jullie jezelf bedrogen, Hij aanvaardde jullie berouw en vergaf jullie. Nu mogen jullie dan omgang met hen hebben. En streeft naar wat Allah voor jullie bepaald heeft. En eet en drinkt tot de witte draad en de zwarte draad voor jullie te onderscheiden is, het is Fadjr (ochtendschemering). Maakt daarna het vasten vol tot zonsondergang. En hebt geen omgang met hen, terwijl jullie I'tikaf in de moskeeën verrichten. Dat zijn de greenzen van Allah, nadert deze daarom niet. Zo maakt Allah Zijn Tekenen duidelijk voor de mensen, hopelijk zullen zij (Allah) vrezen.


وَ لَا تَاۡکُلُوۡۤا اَمۡوَالَکُمۡ بَیۡنَکُمۡ بِالۡبَاطِلِ وَ تُدۡلُوۡا بِہَاۤ اِلَی الۡحُکَّامِ لِتَاۡکُلُوۡا فَرِیۡقًا مِّنۡ اَمۡوَالِ النَّاسِ بِالۡاِثۡمِ وَ اَنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۱۸۸﴾٪

002.188 Wala ta/kuloo amwalakum baynakum bialbatili watudloo biha ila alhukkami lita/kuloo fareeqan min amwali alnnasi bial-ithmi waantum taAAlamoona

2:188 En eet niet onderling van jullie bezittingen op onwettige wijze door deze (bezittingen op misleidend wijze) voor de rechters te brengen, zodra jullie op zondige wijze van een gedeelte van de bezittingen van de mensen kunnen eten, terwijl jullie het weten.


یَسۡـَٔلُوۡنَکَ عَنِ الۡاَہِلَّۃِ ؕ قُلۡ ہِیَ مَوَاقِیۡتُ لِلنَّاسِ وَ الۡحَجِّ ؕ وَ لَیۡسَ الۡبِرُّ بِاَنۡ تَاۡتُوا الۡبُیُوۡتَ مِنۡ ظُہُوۡرِہَا وَ لٰکِنَّ الۡبِرَّ مَنِ اتَّقٰیۚ وَ اۡتُوا الۡبُیُوۡتَ مِنۡ اَبۡوَابِہَا ۪ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ لَعَلَّکُمۡ تُفۡلِحُوۡنَ ﴿۱۸۹﴾

002.189 Yas-aloonaka AAani al-ahillati qul hiya mawaqeetu lilnnasi waalhajji walaysa albirru bi-an ta/too albuyoota min thuhooriha walakinna albirra mani ittaqa wa/too albuyoota min abwabiha waittaqoo Allaha laAAallakum tuflihoona

2:189 Zij vragen jou (Mohammed) over de nieuwe manen. Zeg: "Zij zijn tijdsaanduidingen voor de mensen en (voor het vaststellen van) de Hadj. En het is geen vroomheid dat jullie de huizen binnengaan aan de achterzijden, vroom zijn zij (Allah) vrezen en die de huizen binnengaan door hun deuren. En vreest Allah, hopelijk zullen jullie welslagen.


وَ قَاتِلُوۡا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ الَّذِیۡنَ یُقَاتِلُوۡنَکُمۡ وَ لَا تَعۡتَدُوۡا ؕ اِنَّ اللّٰہَ لَا یُحِبُّ الۡمُعۡتَدِیۡنَ ﴿۱۹۰﴾

002.190 Waqatiloo fee sabeeli Allahi allatheena yuqatiloonakum wala taAAtadoo inna Allaha la yuhibbu almuAAtadeena

2:190 En strijdt op de Weg van Allah tegen degenen die tegen jullie strijden en overtreedt niet. Voorwaar, Allah heeft de overtreders niet lief.


وَ اقۡتُلُوۡہُمۡ حَیۡثُ ثَقِفۡتُمُوۡہُمۡ وَ اَخۡرِجُوۡہُمۡ مِّنۡ حَیۡثُ اَخۡرَجُوۡکُمۡ وَ الۡفِتۡنَۃُ اَشَدُّ مِنَ الۡقَتۡلِ ۚ وَ لَا تُقٰتِلُوۡہُمۡ عِنۡدَ الۡمَسۡجِدِ الۡحَرَامِ حَتّٰی یُقٰتِلُوۡکُمۡ فِیۡہِ ۚ فَاِنۡ قٰتَلُوۡکُمۡ فَاقۡتُلُوۡہُمۡ ؕ کَذٰلِکَ جَزَآءُ الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۱۹۱﴾

002.191 Waoqtuloohum haythu thaqiftumoohum waakhrijoohum min haythu akhrajookum waalfitnatu ashaddu mina alqatli wala tuqatiloohum AAinda almasjidi alharami hatta yuqatilookum feehi fa-in qatalookum faoqtuloohum kathalika jazao alkafireena

2:191 En doodt hen waar jullie hen ook aantreffen en verdrijft hen zoals zij jullie hebben verdreven. En Fitnah is erger dan doodslag. En bestrijdt hen niet bij de Masdjid al Haram (de Gewijde Moskee te Mekka) totdat zij jullie daar bestrijden; als zij jullie dan bestrijden: doodt hen dan. Zo is de vergelding voor de ongelovigen.


فَاِنِ انۡتَہَوۡا فَاِنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۱۹۲﴾

002.192 Fa-ini intahaw fa-inna Allaha ghafoorun raheemun

2:192 Maar als zij ophouden, voorwaar, dan is Allah Meest Vergevensgezind, Meest Barmhartig.


وَ قٰتِلُوۡہُمۡ حَتّٰی لَا تَکُوۡنَ فِتۡنَۃٌ وَّ یَکُوۡنَ الدِّیۡنُ لِلّٰہِ ؕ فَاِنِ انۡتَہَوۡا فَلَا عُدۡوَانَ اِلَّا عَلَی الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۱۹۳﴾

002.193 Waqatiloohum hatta la takoona fitnatun wayakoona alddeenu lillahi fa-ini intahaw fala AAudwana illa AAala alththalimeena

2:193 En bestrijdt hen tot er geen Fitnah (meer) is en de godsdienst aan Allah behoort, maar zij dan ophouden, dan is er geen vijandschap, behalve tegen de onrechtplegers.


اَلشَّہۡرُ الۡحَرَامُ بِالشَّہۡرِ الۡحَرَامِ وَ الۡحُرُمٰتُ قِصَاصٌ ؕ فَمَنِ اعۡتَدٰی عَلَیۡکُمۡ فَاعۡتَدُوۡا عَلَیۡہِ بِمِثۡلِ مَا اعۡتَدٰی عَلَیۡکُمۡ ۪ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ مَعَ الۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۱۹۴﴾

002.194 Alshshahru alharamu bialshshahri alharami waalhurumatu qisasun famani iAAtada AAalaykum faiAAtadoo AAalayhi bimithli ma iAAtada AAalaykum waittaqoo Allaha waiAAlamoo anna Allaha maAAa almuttaqeena

2:194 De gewijde maand om de gewijde maand, (in) de gewijde (plaatsen en maanden) geldt de Qishash. Wie dan tegen jullie overtreedt, overtreedt dan tegen hem dan en dezelfde mate waarin hij tegen jullie overtreedt. En vreest Allah en weet dat Allah met de Moettaqoen is.


وَ اَنۡفِقُوۡا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ لَا تُلۡقُوۡا بِاَیۡدِیۡکُمۡ اِلَی التَّہۡلُکَۃِ ۚۖۛ وَ اَحۡسِنُوۡا ۚۛ اِنَّ اللّٰہَ یُحِبُّ الۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۱۹۵﴾

002.195 Waanfiqoo fee sabeeli Allahi wala tulqoo bi-aydeekum ila alttahlukati waahsinoo inna Allaha yuhibbu almuhsineena

2:195 En geeft bijdragen op de Weg van Allah, en stort jullie niet door eigen toedoen in de ondergang, en doet goed. Voorwaar, Allah heeft de weldoeners lief.


وَ اَتِمُّوا الۡحَجَّ وَ الۡعُمۡرَۃَ لِلّٰہِ ؕ فَاِنۡ اُحۡصِرۡتُمۡ فَمَا اسۡتَیۡسَرَ مِنَ الۡہَدۡیِ ۚ وَ لَا تَحۡلِقُوۡا رُءُوۡسَکُمۡ حَتّٰی یَبۡلُغَ الۡہَدۡیُ مَحِلَّہٗ ؕ فَمَنۡ کَانَ مِنۡکُمۡ مَّرِیۡضًا اَوۡ بِہٖۤ اَذًی مِّنۡ رَّاۡسِہٖ فَفِدۡیَۃٌ مِّنۡ صِیَامٍ اَوۡ صَدَقَۃٍ اَوۡ نُسُکٍ ۚ فَاِذَاۤ اَمِنۡتُمۡ ٝ فَمَنۡ تَمَتَّعَ بِالۡعُمۡرَۃِ اِلَی الۡحَجِّ فَمَا اسۡتَیۡسَرَ مِنَ الۡہَدۡیِ ۚ فَمَنۡ لَّمۡ یَجِدۡ فَصِیَامُ ثَلٰثَۃِ اَیَّامٍ فِی الۡحَجِّ وَ سَبۡعَۃٍ اِذَا رَجَعۡتُمۡ ؕ تِلۡکَ عَشَرَۃٌ کَامِلَۃٌ ؕ ذٰلِکَ لِمَنۡ لَّمۡ یَکُنۡ اَہۡلُہٗ حَاضِرِی الۡمَسۡجِدِ الۡحَرَامِ ؕ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ شَدِیۡدُ الۡعِقَابِ ﴿۱۹۶﴾

002.196 Waatimmoo alhajja waalAAumrata lillahi fa-in ohsirtum fama istaysara mina alhadyi wala tahliqoo ruoosakum hatta yablugha alhadyu mahillahu faman kana minkum mareedan aw bihi athan min ra/sihi fafidyatun min siyamin aw sadaqatin aw nusukin fa-itha amintum faman tamattaAAa bialAAumrati ila alhajji fama istaysara mina alhadyi faman lam yajid fasiyamu thalathati ayyamin fee alhajji wasabAAatin itha rajaAAtum tilka AAasharatun kamilatun thalika liman lam yakun ahluhu hadiree almasjidi alharami waittaqoo Allaha waiAAlamoo anna Allaha shadeedu alAAiqabi

2:196 En verricht de Hadj en de 'Oemrah voor Allah. En indien iemand dan verhinderd is, laat die dan een offerdier (slachten) dat makkelijk vinden is, en scheert jullie hoofden niet tot het offerdier zijn slachtplaats heeft bereikt. (Voor) wie van jullie ziek is of iets aan zijn hoofd heeft, dat hem last bezorgt (en waardoor scheren noodzakelijk is) is er Fidyah (een vervangende plicht): het vasten of het voeden (van armen) of het slachten van een offerdier. En wanneer jullie in veiligheid zijn en (het betreft) degene die de Hadj op de Tamattoe'-wijze verricht, laat hem dan offeren wat makkelijk te vinden is. Maar degene die niets vindt, (voor hem geldt) dan het vasten: drie dagen gedurende de Hadj en zeven (dagen) wanneer jullie teruggekeerd, dat is tien bijelkaar. Dat geldt voor degenen wiens gezinsleden niet bij de Masdjid al Haram (de Gewijde Moskee te Mekka) wonen. En vreest Allah en weet dat Allah hard is in de bestraffing.


اَلۡحَجُّ اَشۡہُرٌ مَّعۡلُوۡمٰتٌ ۚ فَمَنۡ فَرَضَ فِیۡہِنَّ الۡحَجَّ فَلَا رَفَثَ وَ لَا فُسُوۡقَ ۙ وَ لَا جِدَالَ فِی الۡحَجِّ ؕ وَ مَا تَفۡعَلُوۡا مِنۡ خَیۡرٍ یَّعۡلَمۡہُ اللّٰہُ ؕؔ وَ تَزَوَّدُوۡا فَاِنَّ خَیۡرَ الزَّادِ التَّقۡوٰی ۫ وَ اتَّقُوۡنِ یٰۤاُولِی الۡاَلۡبَابِ ﴿۱۹۷﴾

002.197 Alhajju ashhurun maAAloomatun faman farada feehinna alhajja fala rafatha wala fusooqa wala jidala fee alhajji wama tafAAaloo min khayrin yaAAlamhu Allahu watazawwadoo fa-inna khayra alzzadi alttaqwa waittaqooni ya olee al-albabi

2:197 De Hadj vindt zich plaats in de bekende maanden. Degene die zich dan tot het verrichten van de Hadj daarin heeft verplicht, (voor hem is er) geen geslachtsgemeenschap, geen zondigheid en geen twist tijdens de Hadj. En wat jullie aan goeds doen. Allah kent het. En neemt proviand mee, en de beste proviand is Taqwa, vreest Mij daarom, O jullie bezitters van verstand.


لَیۡسَ عَلَیۡکُمۡ جُنَاحٌ اَنۡ تَبۡتَغُوۡا فَضۡلًا مِّنۡ رَّبِّکُمۡ ؕ فَاِذَاۤ اَفَضۡتُمۡ مِّنۡ عَرَفٰتٍ فَاذۡکُرُوا اللّٰہَ عِنۡدَ الۡمَشۡعَرِ الۡحَرَامِ ۪ وَ اذۡکُرُوۡہُ کَمَا ہَدٰىکُمۡ ۚ وَ اِنۡ کُنۡتُمۡ مِّنۡ قَبۡلِہٖ لَمِنَ الضَّآلِّیۡنَ ﴿۱۹۸﴾

002.198 Laysa AAalaykum junahun an tabtaghoo fadlan min rabbikum fa-itha afadtum min AAarafatin faothkuroo Allaha AAinda almashAAari alharami waothkuroohu kama hadakum wa-in kuntum min qablihi lamina alddalleena

2:198 Er rust op jullie geen zonde als jullie (tijdens de Hadj) een gunst van jullie Heer zoeken. Wanneer jullie dan 'Arafah verlaten, gedenkt dan Allah bij het Gewijde Teken (te Moedzdalifah) en gedenkt Hem omdat Hij jullie geleid heeft, terwijl jullie daarvoor tot de dwalende behoorden.


ثُمَّ اَفِیۡضُوۡا مِنۡ حَیۡثُ اَفَاضَ النَّاسُ وَ اسۡتَغۡفِرُوا اللّٰہَ ؕ اِنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۱۹۹﴾

002.199 Thumma afeedoo min haythu afada alnnasu waistaghfiroo Allaha inna Allaha ghafoorun raheemun

2:199 Vertrekt daarna van waar de andere mensen vertrekken ('Arafah) en zoekt vergeving bij Allah. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.


فَاِذَا قَضَیۡتُمۡ مَّنَاسِکَکُمۡ فَاذۡکُرُوا اللّٰہَ کَذِکۡرِکُمۡ اٰبَآءَکُمۡ اَوۡ اَشَدَّ ذِکۡرًا ؕ فَمِنَ النَّاسِ مَنۡ یَّقُوۡلُ رَبَّنَاۤ اٰتِنَا فِی الدُّنۡیَا وَ مَا لَہٗ فِی الۡاٰخِرَۃِ مِنۡ خَلَاقٍ ﴿۲۰۰﴾

002.200 Fa-itha qadaytum manasikakum faothkuroo Allaha kathikrikum abaakum aw ashadda thikran famina alnnasi man yaqoolu rabbana atina fee alddunya wama lahu fee al-akhirati min khalaqin

2:200 Wanneer jullie dan jullie (Hadj)rituelen hebben voltooid, gedenkt dan Allah zoals jullie je vaderen gedenken, of nog intenser. Er zijn mensen die smeken: "Onze Heer, geef ons in de wereld". Maar er is voor hen in het Hiernamaals geen aandeel,
Terug naar boven Ga naar beneden
https://ummatun-wahida.1forum.biz
Ummatun_wahida
Admin
Ummatun_wahida


Aantal berichten : 419
Registratiedatum : 09-12-12

Al-Baqarah Empty
BerichtOnderwerp: Re: Al-Baqarah   Al-Baqarah Emptyza jan 12, 2013 11:19 am

وَ مِنۡہُمۡ مَّنۡ یَّقُوۡلُ رَبَّنَاۤ اٰتِنَا فِی الدُّنۡیَا حَسَنَۃً وَّ فِی الۡاٰخِرَۃِ حَسَنَۃً وَّ قِنَا عَذَابَ النَّارِ ﴿۲۰۱﴾

002.201 Waminhum man yaqoolu rabbana atina fee alddunya hasanatan wafee al-akhirati hasanatan waqina AAathaba alnnari

2:201 En er zijn er onder hen die smeken: "Onze Heer, geef ons in de wereld wat goed is en het Hiernamaals wat goed is en bescherm ons tegen de bestraffing van de Hel".


اُولٰٓئِکَ لَہُمۡ نَصِیۡبٌ مِّمَّا کَسَبُوۡا ؕ وَ اللّٰہُ سَرِیۡعُ الۡحِسَابِ ﴿۲۰۲﴾

002.202 Ola-ika lahum naseebun mimma kasaboo waAllahu sareeAAu alhisabi

2:202 Zij zijn degenen voor wie er een beloning is voor wat zij hebben verricht. En Allah is snel in de afrekening.


وَ اذۡکُرُوا اللّٰہَ فِیۡۤ اَیَّامٍ مَّعۡدُوۡدٰتٍ ؕ فَمَنۡ تَعَجَّلَ فِیۡ یَوۡمَیۡنِ فَلَاۤ اِثۡمَ عَلَیۡہِ ۚ وَ مَنۡ تَاَخَّرَ فَلَاۤ اِثۡمَ عَلَیۡہِ ۙ لِمَنِ اتَّقٰی ؕ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّکُمۡ اِلَیۡہِ تُحۡشَرُوۡنَ ﴿۲۰۳﴾

002.203 Waothkuroo Allaha fee ayyamin maAAdoodatin faman taAAajjala fee yawmayni fala ithma AAalayhi waman taakhkhara fala ithma AAalayhi limani ittaqa waittaqoo Allaha waiAAlamoo annakum ilayhi tuhsharoona

2:203 En gedenkt Allah gedurende een vastgesteld aantal dagen. Maar wie haast heeft om na twee dagen te vertrekken, en rust dan geen zonde op hem; en wie (het vertrek nog een dag) uitstelt, er rust dan (ook) geen zonde op hem, voor wie Allah vreest. En vreest Allah en weet dat jullie tot Hem verzameld zullen worden.


وَ مِنَ النَّاسِ مَنۡ یُّعۡجِبُکَ قَوۡلُہٗ فِی الۡحَیٰوۃِ الدُّنۡیَا وَ یُشۡہِدُ اللّٰہَ عَلٰی مَا فِیۡ قَلۡبِہٖ ۙ وَ ہُوَ اَلَدُّ الۡخِصَامِ ﴿۲۰۴﴾

002.204 Wamina alnnasi man yuAAjibuka qawluhu fee alhayati alddunya wayushhidu Allaha AAala ma fee qalbihi wahuwa aladdu alkhisami

2:204 En onder de mensen is er degene wiens woorden over het wereldse leven jullie verbazen en hij roept Allah om te getuigen over wat zich in zijn hart bevindt, terwijl hij de ergste opstandeling is.


وَ اِذَا تَوَلّٰی سَعٰی فِی الۡاَرۡضِ لِیُفۡسِدَ فِیۡہَا وَ یُہۡلِکَ الۡحَرۡثَ وَ النَّسۡلَ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یُحِبُّ الۡفَسَادَ ﴿۲۰۵﴾

002.205 Wa-itha tawalla saAAa fee al-ardi liyufsida feeha wayuhlika alhartha waalnnasla waAllahu la yuhibbu alfasada

2:205 En wanneer hij zich afwendt, (dan) gaat hij op de aarde rond om er verderf te zaaien en het gewas en het vee te vernietigen. En Allah houdt niet van het verderf.


وَ اِذَا قِیۡلَ لَہُ اتَّقِ اللّٰہَ اَخَذَتۡہُ الۡعِزَّۃُ بِالۡاِثۡمِ فَحَسۡبُہٗ جَہَنَّمُ ؕ وَ لَبِئۡسَ الۡمِہَادُ ﴿۲۰۶﴾

002.206 Wa-itha qeela lahu ittaqi Allaha akhathat-hu alAAizzatu bial-ithmi fahasbuhu jahannamu walabi/sa almihadu

2:206 En wanneer tot hem wordt gezegd: "Vreest Allah," dan maakt de trots op zijn zonde zich van hem meester. De Hel is voor hem voldoende, en dat is de slechtste verblijfplaats!


وَ مِنَ النَّاسِ مَنۡ یَّشۡرِیۡ نَفۡسَہُ ابۡتِغَآءَ مَرۡضَاتِ اللّٰہِ ؕ وَ اللّٰہُ رَءُوۡفٌۢ بِالۡعِبَادِ ﴿۲۰۷﴾

002.207 Wamina alnnasi man yashree nafsahu ibtighaa mardati Allahi waAllahu raoofun bialAAibadi

2:207 En er is er een onder de mensen die zichzelf verkoopt, het welbehagen van Allah zoekend. En Allah is Meest Genadig voor de dienaren.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوا ادۡخُلُوۡا فِی السِّلۡمِ کَآفَّۃً ۪ وَ لَا تَتَّبِعُوۡا خُطُوٰتِ الشَّیۡطٰنِ ؕ اِنَّہٗ لَکُمۡ عَدُوٌّ مُّبِیۡنٌ ﴿۲۰۸﴾

002.208 Ya ayyuha allatheena amanoo odkhuloo fee alssilmi kaffatan wala tattabiAAoo khutuwati alshshaytani innahu lakum AAaduwwun mubeenun

2:208 O jullie die geloven, treedt de Islam binnen, volledig, en volgt niet de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand.


فَاِنۡ زَلَلۡتُمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ مَا جَآءَتۡکُمُ الۡبَیِّنٰتُ فَاعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ عَزِیۡزٌ حَکِیۡمٌ ﴿۲۰۹﴾

002.209 Fa-in zalaltum min baAAdi ma jaatkumu albayyinatu faiAAlamoo anna Allaha AAazeezun hakeemun

2:209 Wanneer jullie dan afwijken (van de Weg van Allah), nadat de duidelijke bewijzen tot jullie zijn gekomen, weet dan dat Allah Almachtig, Alwijs is.


ہَلۡ یَنۡظُرُوۡنَ اِلَّاۤ اَنۡ یَّاۡتِیَہُمُ اللّٰہُ فِیۡ ظُلَلٍ مِّنَ الۡغَمَامِ وَ الۡمَلٰٓئِکَۃُ وَ قُضِیَ الۡاَمۡرُ ؕ وَ اِلَی اللّٰہِ تُرۡجَعُ الۡاُمُوۡرُ ﴿۲۱۰﴾

002.210 Hal yanthuroona illa an ya/tiyahumu Allahu fee thulalin mina alghamami waalmala-ikatu waqudiya al-amru wa-ila Allahi turjaAAu al-omooru

2:210 Wat zij afwachten, is niets anders dan dat (de bestraffing van) Allah tot hen komt, in de schaduwen van de wolken, en de Engelen, en dat de zaak (hun ondergang) wordt beslist. En tot Allah worden alle zaken teruggevoerd.


سَلۡ بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ کَمۡ اٰتَیۡنٰہُمۡ مِّنۡ اٰیَۃٍۭ بَیِّنَۃٍ ؕ وَ مَنۡ یُّبَدِّلۡ نِعۡمَۃَ اللّٰہِ مِنۡۢ بَعۡدِ مَا جَآءَتۡہُ فَاِنَّ اللّٰہَ شَدِیۡدُ الۡعِقَابِ ﴿۲۱۱﴾

002.211 Sal banee isra-eela kam ataynahum min ayatin bayyinatin waman yubaddil niAAmata Allahi min baAAdi ma jaat-hu fa-inna Allaha shadeedu alAAiqabi

2:211 Vraag aan de Kinderen van Israël hoeveel duidelijke bewijzen Wij hun hebben gegeven. En wie de genieting van Allah vervangt nadat deze tot hem is gekomen: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing.


زُیِّنَ لِلَّذِیۡنَ کَفَرُوا الۡحَیٰوۃُ الدُّنۡیَا وَ یَسۡخَرُوۡنَ مِنَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا ۘ وَ الَّذِیۡنَ اتَّقَوۡا فَوۡقَہُمۡ یَوۡمَ الۡقِیٰمَۃِ ؕ وَ اللّٰہُ یَرۡزُقُ مَنۡ یَّشَآءُ بِغَیۡرِ حِسَابٍ ﴿۲۱۲﴾

002.212 Zuyyina lillatheena kafaroo alhayatu alddunya wayaskharoona mina allatheena amanoo waallatheena ittaqaw fawqahum yawma alqiyamati waAllahu yarzuqu man yashao bighayri hisabin

2:212 Voor degenen die ongelovig zijn, is het wereldse leven schoonschijnend gemaakt en zij bespotten degenen die geloven. Maar degenen die (Allah) vrezen, zullen zich op de Dag der Opstanding boven hen bevinden. En Allah schenkt voorzieningen zonder berekening aan wil.


کَانَ النَّاسُ اُمَّۃً وَّاحِدَۃً ۟ فَبَعَثَ اللّٰہُ النَّبِیّٖنَ مُبَشِّرِیۡنَ وَ مُنۡذِرِیۡنَ ۪ وَ اَنۡزَلَ مَعَہُمُ الۡکِتٰبَ بِالۡحَقِّ لِیَحۡکُمَ بَیۡنَ النَّاسِ فِیۡمَا اخۡتَلَفُوۡا فِیۡہِ ؕ وَ مَا اخۡتَلَفَ فِیۡہِ اِلَّا الَّذِیۡنَ اُوۡتُوۡہُ مِنۡۢ بَعۡدِ مَا جَآءَتۡہُمُ الۡبَیِّنٰتُ بَغۡیًۢا بَیۡنَہُمۡ ۚ فَہَدَی اللّٰہُ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا لِمَا اخۡتَلَفُوۡا فِیۡہِ مِنَ الۡحَقِّ بِاِذۡنِہٖ ؕ وَ اللّٰہُ یَہۡدِیۡ مَنۡ یَّشَآءُ اِلٰی صِرَاطٍ مُّسۡتَقِیۡمٍ ﴿۲۱۳﴾

002.213 Kana alnnasu ommatan wahidatan fabaAAatha Allahu alnnabiyyeena mubashshireena wamunthireena waanzala maAAahumu alkitaba bialhaqqi liyahkuma bayna alnnasi feema ikhtalafoo feehi wama ikhtalafa feehi illa allatheena ootoohu min baAAdi ma jaat-humu albayyinatu baghyan baynahum fahada Allahu allatheena amanoo lima ikhtalafoo feehi mina alhaqqi bi-ithnihi waAllahu yahdee man yashao ila siratin mustaqeemin

2:213 De mensheid was een godsdienst (toegedaan, maar er ontstond onenigheid) waarop Allah de Profeten zond als verkondigers van verheugende tijdingen en als waarschuwers. En Hij zond met hen de Schrift neer met de Waarheid om te oordelen tussen de mensen over hetgeen waarover zij van mening verschilden. En niemand verschilde van mening daarover dan degenen aan wie het gegeven was, nadat de duidelijke bewijzen tot hen waren gekomen, uit onderlinge afgunst. Allah leidde degenen die geloven met de Waarheid, met Zijn toestemming, (weg van degenen die) van mening verschilden. En Allah leidt wie Hij wil op een recht Pad.


اَمۡ حَسِبۡتُمۡ اَنۡ تَدۡخُلُوا الۡجَنَّۃَ وَ لَمَّا یَاۡتِکُمۡ مَّثَلُ الَّذِیۡنَ خَلَوۡا مِنۡ قَبۡلِکُمۡ ؕ مَسَّتۡہُمُ الۡبَاۡسَآءُ وَ الضَّرَّآءُ وَ زُلۡزِلُوۡا حَتّٰی یَقُوۡلَ الرَّسُوۡلُ وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا مَعَہٗ مَتٰی نَصۡرُ اللّٰہِ ؕ اَلَاۤ اِنَّ نَصۡرَ اللّٰہِ قَرِیۡبٌ ﴿۲۱۴﴾

002.214 Am hasibtum an tadkhuloo aljannata walamma ya/tikum mathalu allatheena khalaw min qablikum massat-humu alba/sao waalddarrao wazulziloo hatta yaqoola alrrasoolu waallatheena amanoo maAAahu mata nasru Allahi ala inna nasra Allahi qareebun

2:214 Denken jullie dat jullie het Paradijs zullen binnengaan, terwijl het gelijke dat tot degenen kwam die voor jullie zijn heengegaan, nog niet tot jullie is gekomen? Rampen en tegenspoed troggen hen en zij werden zó geschokt dat de Boodschapper en degenen die met hem geloofden, zeiden: "Wanneer komt de hulp van Allah"? Weet: voorwaar, de hulp van Allah is nabij.


یَسۡـَٔلُوۡنَکَ مَا ذَا یُنۡفِقُوۡنَ ۬ؕ قُلۡ مَاۤ اَنۡفَقۡتُمۡ مِّنۡ خَیۡرٍ فَلِلۡوَالِدَیۡنِ وَ الۡاَقۡرَبِیۡنَ وَ الۡیَتٰمٰی وَ الۡمَسٰکِیۡنِ وَ ابۡنِ‌السَّبِیۡلِ ؕ وَ مَا تَفۡعَلُوۡا مِنۡ خَیۡرٍ فَاِنَّ اللّٰہَ بِہٖ عَلِیۡمٌ ﴿۲۱۵﴾

002.215 Yas-aloonaka matha yunfiqoona qul ma anfaqtum min khayrin falilwalidayni waal-aqrabeena waalyatama waalmasakeeni waibni alssabeeli wama tafAAaloo min khayrin fa-inna Allaha bihi AAaleemun

2:215 Zij vragen jou wat zij als bijdrage moeten geven. Zeg: "Wat jullie aan goeds geven als bijdrage, is bestemd voor de ouders en de verwanten en de wezen en de armen en de reiziger zonder proviand". En wat jullie aan goeds doen: voorwaar, Allah is daarover Alwetend.


کُتِبَ عَلَیۡکُمُ الۡقِتَالُ وَ ہُوَ کُرۡہٌ لَّکُمۡ ۚ وَ عَسٰۤی اَنۡ تَکۡرَہُوۡا شَیۡئًا وَّ ہُوَ خَیۡرٌ لَّکُمۡ ۚ وَ عَسٰۤی اَنۡ تُحِبُّوۡا شَیۡئًا وَّ ہُوَ شَرٌّ لَّکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ یَعۡلَمُ وَ اَنۡتُمۡ لَا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۲۱۶﴾

002.216 Kutiba AAalaykumu alqitalu wahuwa kurhun lakum waAAasa an takrahoo shay-an wahuwa khayrun lakum waAAasa an tuhibboo shay-an wahuwa sharrun lakum waAllahu yaAAlamu waantum la taAAlamoona

2:216 De strijd is jullie verplicht, terwijl jullie er een afkeer van hebben. Maar het kan zijn dat jullie afkeer van iets hebben, terwijl het goed is voor jullie; en het kan zijn dat jullie van iets houden, terwijl het slecht is voor jullie. En Allah weet, terwijl jullie niet weten.


یَسۡـَٔلُوۡنَکَ عَنِ الشَّہۡرِ الۡحَرَامِ قِتَالٍ فِیۡہِ ؕ قُلۡ قِتَالٌ فِیۡہِ کَبِیۡرٌ ؕ وَ صَدٌّ عَنۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ کُفۡرٌۢ بِہٖ وَ الۡمَسۡجِدِ الۡحَرَامِ ٭ وَ اِخۡرَاجُ اَہۡلِہٖ مِنۡہُ اَکۡبَرُ عِنۡدَ اللّٰہِ ۚ وَ الۡفِتۡنَۃُ اَکۡبَرُ مِنَ الۡقَتۡلِ ؕ وَ لَا یَزَالُوۡنَ یُقَاتِلُوۡنَکُمۡ حَتّٰی یَرُدُّوۡکُمۡ عَنۡ دِیۡنِکُمۡ اِنِ اسۡتَطَاعُوۡا ؕ وَ مَنۡ یَّرۡتَدِدۡ مِنۡکُمۡ عَنۡ دِیۡنِہٖ فَیَمُتۡ وَ ہُوَ کَافِرٌ فَاُولٰٓئِکَ حَبِطَتۡ اَعۡمَالُہُمۡ فِی الدُّنۡیَا وَ الۡاٰخِرَۃِ ۚ وَ اُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ النَّارِ ۚ ہُمۡ فِیۡہَا خٰلِدُوۡنَ ﴿۲۱۷﴾

002.217 Yas-aloonaka AAani alshshahri alharami qitalin feehi qul qitalun feehi kabeerun wasaddun AAan sabeeli Allahi wakufrun bihi waalmasjidi alharami wa-ikhraju ahlihi minhu akbaru AAinda Allahi waalfitnatu akbaru mina alqatli wala yazaloona yuqatiloonakum hatta yaruddookum AAan deenikum ini istataAAoo waman yartadid minkum AAan deenihi fayamut wahuwa kafirun faola-ika habitat aAAmaluhum fee alddunya waal-akhirati waola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona

2:217 Zij vragen jou over de strijd in de Gewijde maanden. Zeg (O Mohammed): "De strijd daarin is een grote zonde. En het afhouden van het Pad van Allah en ongeloof aan Hem en het versperren van de toegang tot de Masdjid al Haram" (de Gewijde Moskee te Mekka) en het verdrijven van de bewoners er omheen, (dit alles) is nog erger bij Allah. En Fitnah (hier: afgoderij) is erger dan het doden. En zij zullen niet ophouden jullie te bestrijden totdat zij jullie van jullie godsdienst hebben afgebracht en afvalligen hebben gemaakt, als zij daartoe in staat zouden zijn. En wie van jullie afvallig is aan zijn godsdienst en dan sterft, terwijl hij een ongelovige is, diegenen zijn het wier daden vruchteloos zijn, op aarde en het Hiernamaals, diegenen zijn de bewoners van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden.


اِنَّ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ الَّذِیۡنَ ہَاجَرُوۡا وَ جٰہَدُوۡا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ ۙ اُولٰٓئِکَ یَرۡجُوۡنَ رَحۡمَتَ اللّٰہِ ؕ وَ اللّٰہُ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۲۱۸﴾

002.218 Inna allatheena amanoo waallatheena hajaroo wajahadoo fee sabeeli Allahi ola-ika yarjoona rahmata Allahi waAllahu ghafoorun raheemun

2:218 Voorwaar, degenen die geloven en degenen die uitgeweken zijn en degenen die strijden op de Web van Allah, zij zijn degenen die hopen op de Barmhartigheid van Allah. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.


یَسۡـَٔلُوۡنَکَ عَنِ الۡخَمۡرِ وَ الۡمَیۡسِرِؕ قُلۡ فِیۡہِمَاۤ اِثۡمٌ کَبِیۡرٌ وَّ مَنَافِعُ لِلنَّاسِ ۫ وَ اِثۡمُہُمَاۤ اَکۡبَرُ مِنۡ نَّفۡعِہِمَا ؕ وَ یَسۡـَٔلُوۡنَکَ مَا ذَا یُنۡفِقُوۡنَ ۬ؕ قُلِ الۡعَفۡوَؕ کَذٰلِکَ یُبَیِّنُ اللّٰہُ لَکُمُ الۡاٰیٰتِ لَعَلَّکُمۡ تَتَفَکَّرُوۡنَ ﴿۲۱۹﴾ۙ

002.219 Yas-aloonaka AAani alkhamri waalmaysiri qul feehima ithmun kabeerun wamanafiAAu lilnnasi wa-ithmuhuma akbaru min nafAAihima wayas-aloonaka matha yunfiqoona quli alAAafwa kathalika yubayyinu Allahu lakumu al-ayati laAAallakum tatafakkaroona

2:219 Zij vragen jou over de wijn en het kansspel. Zeg: "In beide is grote zonde en nut voor de mensen, maar de zonde in beide is groter dan hun nut". En zij vragen jou wat zij aan bijdragen moeten geven. Zeg: "Wat jullie kunnen missen". Zo maakt Hij voor jullie Zijn Tekenen duidelijk, hopelijk zullen jullie nadenken.


فِی الدُّنۡیَا وَ الۡاٰخِرَۃِ ؕ وَ یَسۡـَٔلُوۡنَکَ عَنِ الۡیَتٰمٰی ؕ قُلۡ اِصۡلَاحٌ لَّہُمۡ خَیۡرٌ ؕ وَ اِنۡ تُخَالِطُوۡہُمۡ فَاِخۡوَانُکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ یَعۡلَمُ الۡمُفۡسِدَ مِنَ الۡمُصۡلِحِ ؕ وَ لَوۡ شَآءَ اللّٰہُ لَاَعۡنَتَکُمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ عَزِیۡزٌ حَکِیۡمٌ ﴿۲۲۰﴾

002.220 Fee alddunya waal-akhirati wayas-aloonaka AAani alyatama qul islahun lahum khayrun wa-in tukhalitoohum fa-ikhwanukum waAllahu yaAAlamu almufsida mina almuslihi walaw shaa Allahu laaAAnatakum inna Allaha AAazeezun hakeemun

2:220 Over de wereld en het Hiernamaals. En zij vragen jou over de wezen. Zeg: "Het juiste beheer van hun zaken is een goede daad, en als jullie je bezittingen met die can hen vermengen, dan zijn zij jullie broeders. An Allah weet de verderfzaaier van de goede beheerder te onderscheiden. En als Allah het wilde, zou Hij jullie in moeilijkheden gebracht hebben. Voorwaar, Allah is Almachtig, Alwetend.


وَ لَا تَنۡکِحُوا الۡمُشۡرِکٰتِ حَتّٰی یُؤۡمِنَّ ؕ وَ لَاَمَۃٌ مُّؤۡمِنَۃٌ خَیۡرٌ مِّنۡ مُّشۡرِکَۃٍ وَّ لَوۡ اَعۡجَبَتۡکُمۡ ۚ وَ لَا تُنۡکِحُوا الۡمُشۡرِکِیۡنَ حَتّٰی یُؤۡمِنُوۡا ؕ وَ لَعَبۡدٌ مُّؤۡمِنٌ خَیۡرٌ مِّنۡ مُّشۡرِکٍ وَّ لَوۡ اَعۡجَبَکُمۡ ؕ اُولٰٓئِکَ یَدۡعُوۡنَ اِلَی النَّارِ ۚۖ وَ اللّٰہُ یَدۡعُوۡۤا اِلَی الۡجَنَّۃِ وَ الۡمَغۡفِرَۃِ بِاِذۡنِہٖ ۚ وَ یُبَیِّنُ اٰیٰتِہٖ لِلنَّاسِ لَعَلَّہُمۡ یَتَذَکَّرُوۡنَ ﴿۲۲۱﴾

002.221 Wala tankihoo almushrikati hatta yu/minna walaamatun mu/minatun khayrun min mushrikatin walaw aAAjabatkum wala tunkihoo almushrikeena hatta yu/minoo walaAAabdun mu/minun khayrun min mushrikin walaw aAAjabakum ola-ika yadAAoona ila alnnari waAllahu yadAAoo ila aljannati waalmaghfirati bi-ithnihi wayubayyinu ayatihi lilnnasi laAAallahum yatathakkaroona

2:221 En huwt niet met de veelgodenaanbidsters totdat zij gelovigen zijn geworden, en een gelovige slavin is zeker beter dan een veelgodenaanbidster, ook al is zij aantrekkelijk voor jullie. En huwelijkt (de gelovige vrouwen) niet uit aan de veelgodenaanbidders, totdat zij gelovigen zijn geworden. En een gelovige slaaf is zeker beter dan een veelgodenaanbidder, ook al bevalt hij jullie. Zij nodigen uit tot de Hel, terwijl Allah tot het Paradijs en tot de vergeving uitnodigt, met Zijn verlof. Hij maakt Zijn Verzen duidelijk aan de mensen, hopelijk zullen zij (de vermaning) ter harte nemen.


وَ یَسۡـَٔلُوۡنَکَ عَنِ الۡمَحِیۡضِ ؕ قُلۡ ہُوَ اَذًی ۙ فَاعۡتَزِلُوا النِّسَآءَ فِی الۡمَحِیۡضِ ۙ وَ لَا تَقۡرَبُوۡہُنَّ حَتّٰی یَطۡہُرۡنَ ۚ فَاِذَا تَطَہَّرۡنَ فَاۡتُوۡہُنَّ مِنۡ حَیۡثُ اَمَرَکُمُ اللّٰہُ ؕ اِنَّ اللّٰہَ یُحِبُّ التَّوَّابِیۡنَ وَ یُحِبُّ الۡمُتَطَہِّرِیۡنَ ﴿۲۲۲﴾

002.222 Wayas-aloonaka AAani almaheedi qul huwa athan faiAAtaziloo alnnisaa fee almaheedi wala taqraboohunna hatta yathurna fa-itha tatahharna fa/toohunna min haythu amarakumu Allahu inna Allaha yuhibbu alttawwabeena wayuhibbu almutatahhireena

2:222 En zij vragen jou over de menstruatie (Haid). Zeg: "Dat is een onreinheid, vermijdt daarom (seksueel contact met) de vrouwen gedurende de ongesteldheid. En nadert hen niet totdat zij rein zijn. Wanneer zij zich dan gereinigd hebben, dan mogen jullie tot hen komen, zoals Allah jullie bevolen heeft. Voorwaar, Allah heeft de berouwvollen lief en Hij heeft hen lief die zich reinigen.


نِسَآؤُکُمۡ حَرۡثٌ لَّکُمۡ ۪ فَاۡتُوۡا حَرۡثَکُمۡ اَنّٰی شِئۡتُمۡ ۫ وَ قَدِّمُوۡا لِاَنۡفُسِکُمۡ ؕ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّکُمۡ مُّلٰقُوۡہُ ؕ وَ بَشِّرِ الۡمُؤۡمِنِیۡنَ ﴿۲۲۳﴾

002.223 Nisaokum harthun lakum fa/too harthakum anna shi/tum waqaddimoo li-anfusikum waittaqoo Allaha waiAAlamoo annakum mulaqoohu wabashshiri almu/mineena

2:223 Jullie vrouwen zijn (als) akkers voor jullie, komt dan tot jullie akkers zoals jullie wensen. En stuurt voor jullie zelf (goede werken) vooruit en vreest Allah en weet dat jullie Hem zeker zullen ontmoeten. En geeft verheugende tijdingen aan de gelovigen.


وَ لَا تَجۡعَلُوا اللّٰہَ عُرۡضَۃً لِّاَیۡمَانِکُمۡ اَنۡ تَبَرُّوۡا وَ تَتَّقُوۡا وَ تُصۡلِحُوۡا بَیۡنَ النَّاسِ ؕ وَ اللّٰہُ سَمِیۡعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۲۲۴﴾

002.224 Wala tajAAaloo Allaha AAurdatan li-aymanikum an tabarroo watattaqoo watuslihoo bayna alnnasi waAllahu sameeAAun AAaleemun

2:224 En maakt (de Naam van) Allah niet tot een belemmering in jullie eden (zwerende) dat jullie geen goedheid zullen bedrijven en (Allah) niet zullen vrezen en geen verzoening tussen de mensen tot stand zullen brengen. En Allah is Alhorend, Alwetend.


لَا یُؤَاخِذُکُمُ اللّٰہُ بِاللَّغۡوِ فِیۡۤ اَیۡمَانِکُمۡ وَ لٰکِنۡ یُّؤَاخِذُکُمۡ بِمَا کَسَبَتۡ قُلُوۡبُکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ غَفُوۡرٌ حَلِیۡمٌ ﴿۲۲۵﴾

002.225 La yu-akhithukumu Allahu biallaghwi fee aymanikum walakin yu-akhithukum bima kasabat quloobukum waAllahu ghafoorun haleemun

2:225 Allah rekent jullie onnadenkendheid in jullie eden niet aan. Maar Hij beoordeelt jullie naar wat jullie harten verworven hebben (door jullie intenties). En Allah is Vergevensgezind, Zachtmoedig.


لِلَّذِیۡنَ یُؤۡلُوۡنَ مِنۡ نِّسَآئِہِمۡ تَرَبُّصُ اَرۡبَعَۃِ اَشۡہُرٍ ۚ فَاِنۡ فَآءُوۡ فَاِنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ رَّحِیۡمٌ ﴿۲۲۶﴾

002.226 Lillatheena yu/loona min nisa-ihim tarabbusu arbaAAati ashhurin fa-in faoo fa-inna Allaha ghafoorun raheemun

2:226 Voor degenen die zweren zich te zullen onthouden van hun vrouwen is een termijn van vier maanden vastgesteld. Als zij dan terugkeren (naar hun vrouwen): voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.


وَ اِنۡ عَزَمُوا الطَّلَاقَ فَاِنَّ اللّٰہَ سَمِیۡعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۲۲۷﴾

002.227 Wa-in AAazamoo alttalaqa fa-inna Allaha sameeAAun AAaleemun

2:227 Maar als zij vastbesloten zijn tot echtscheiding: voorwaar, Allah is Alhorend, Alwetend.


وَ الۡمُطَلَّقٰتُ یَتَرَبَّصۡنَ بِاَنۡفُسِہِنَّ ثَلٰثَۃَ قُرُوۡٓءٍ ؕ وَ لَا یَحِلُّ لَہُنَّ اَنۡ یَّکۡتُمۡنَ مَا خَلَقَ اللّٰہُ فِیۡۤ اَرۡحَامِہِنَّ اِنۡ کُنَّ یُؤۡمِنَّ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ ؕ وَ بُعُوۡلَتُہُنَّ اَحَقُّ بِرَدِّہِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ اِنۡ اَرَادُوۡۤا اِصۡلَاحًا ؕ وَ لَہُنَّ مِثۡلُ الَّذِیۡ عَلَیۡہِنَّ بِالۡمَعۡرُوۡفِ ۪ وَ لِلرِّجَالِ عَلَیۡہِنَّ دَرَجَۃٌ ؕ وَ اللّٰہُ عَزِیۡزٌ حَکِیۡمٌ ﴿۲۲۸﴾

002.228 Waalmutallaqatu yatarabbasna bi-anfusihinna thalathata quroo-in wala yahillu lahunna an yaktumna ma khalaqa Allahu fee arhamihinna in kunna yu/minna biAllahi waalyawmi al-akhiri wabuAAoolatuhunna ahaqqu biraddihinna fee thalika in aradoo islahan walahunna mithlu allathee AAalayhinna bialmaAAroofi walilrrijali AAalayhinna darajatun waAllahu AAazeezun hakeemun

2:228 En de gescheiden vrouwen moeten voor zichzelf een Wachttijd ('Iddah) van drie maandelijkse perioden (maandstonden) in acht nemen. En het is hen niet toegestaan te verbergen wat Allah in hun schoten heeft geschapen, als jullie geloven in Allah en in de Laatste Dag. En hun echtgenoten hebben het recht om hen terug te nemen binnen die wachttijd, als zij verzoening wensen. En voor de vrouwen zijn er rechten overeenkomstig hun plichten, volgens wat redelijk is. Maar voor de mannen is er een rang boven hen (de vrouwen). En Allah is Almachtig Alwijs.


اَلطَّلَاقُ مَرَّتٰنِ۪ فَاِمۡسَاکٌۢ بِمَعۡرُوۡفٍ اَوۡ تَسۡرِیۡحٌۢ بِاِحۡسَانٍ ؕ وَ لَا یَحِلُّ لَکُمۡ اَنۡ تَاۡخُذُوۡا مِمَّاۤ اٰتَیۡتُمُوۡہُنَّ شَیۡئًا اِلَّاۤ اَنۡ یَّخَافَاۤ اَلَّا یُقِیۡمَا حُدُوۡدَ اللّٰہِ ؕ فَاِنۡ خِفۡتُمۡ اَلَّا یُقِیۡمَا حُدُوۡدَ اللّٰہِ ۙ فَلَا جُنَاحَ عَلَیۡہِمَا فِیۡمَا افۡتَدَتۡ بِہٖ ؕ تِلۡکَ حُدُوۡدُ اللّٰہِ فَلَا تَعۡتَدُوۡہَا ۚ وَ مَنۡ یَّتَعَدَّ حُدُوۡدَ اللّٰہِ فَاُولٰٓئِکَ ہُمُ الظّٰلِمُوۡنَ ﴿۲۲۹﴾

002.229 Alttalaqu marratani fa-imsakun bimaAAroofin aw tasreehun bi-ihsanin wala yahillu lakum an ta/khuthoo mimma ataytumoohunna shay-an illa an yakhafa alla yuqeema hudooda Allahi fa-in khiftum alla yuqeema hudooda Allahi fala junaha AAalayhima feema iftadat bihi tilka hudoodu Allahi fala taAAtadooha waman yataAAadda hudooda Allahi faola-ika humu alththalimoona

2:229 De verstoting is twee maal (mogelijk). Daarna is er (de keus tussen) terugname volgens de voorschriften of scheiding op een goede manier. En het is jullie niet toegestaan om iets terug te nemen van wat jullie hen (de vrouwen gegeven hebben, behalve wanneer beiden vrezen dat ze niet de voorschriften van Allah in acht kunnen nemen. Als jullie dan vrezen dat zij beiden de voorschriften van Allah niet in acht nemen dan is het geen zonde voor wanneer zij zich ermee vrijkoopt. Dat zijn de voorschriften van Allah, overtreedt die daarom niet. En degenen de voorschriften van Allah over treden: diegenen zijn de onrechtplegers.


فَاِنۡ طَلَّقَہَا فَلَا تَحِلُّ لَہٗ مِنۡۢ بَعۡدُ حَتّٰی تَنۡکِحَ زَوۡجًا غَیۡرَہٗ ؕ فَاِنۡ طَلَّقَہَا فَلَا جُنَاحَ عَلَیۡہِمَاۤ اَنۡ یَّتَرَاجَعَاۤ اِنۡ ظَنَّاۤ اَنۡ یُّقِیۡمَا حُدُوۡدَ اللّٰہِ ؕ وَ تِلۡکَ حُدُوۡدُ اللّٰہِ یُبَیِّنُہَا لِقَوۡمٍ یَّعۡلَمُوۡنَ ﴿۲۳۰﴾

002.230 Fa-in tallaqaha fala tahillu lahu min baAAdu hatta tankiha zawjan ghayrahu fa-in tallaqaha fala junaha AAalayhima an yatarajaAAa in thanna an yuqeema hudooda Allahi watilka hudoodu Allahi yubayyinuha liqawmin yaAAlamoona

2:230 En wanneer hij haar de scheiding heeft gegeven dan is zij hem daarna niet (als echtgenote) toegestaan, totdat zij niet een andere man gehuwd geweest is. En als hij dan van haar gescheiden is, dan rust er geen zonde op hen als zij weer bij elkaar terugkomen, wanneer zij menen dat zij de voorschriften van Allah in acht kunnen nemen. En dat zijn de voorschriften van Allah die Hij duidelijk maak, voor een volk dat weet.


وَ اِذَا طَلَّقۡتُمُ النِّسَآءَ فَبَلَغۡنَ اَجَلَہُنَّ فَاَمۡسِکُوۡہُنَّ بِمَعۡرُوۡفٍ اَوۡ سَرِّحُوۡہُنَّ بِمَعۡرُوۡفٍ ۪ وَ لَا تُمۡسِکُوۡہُنَّ ضِرَارًا لِّتَعۡتَدُوۡا ۚ وَ مَنۡ یَّفۡعَلۡ ذٰلِکَ فَقَدۡ ظَلَمَ نَفۡسَہٗ ؕ وَ لَا تَتَّخِذُوۡۤا اٰیٰتِ اللّٰہِ ہُزُوًا ۫ وَّ اذۡکُرُوۡا نِعۡمَتَ اللّٰہِ عَلَیۡکُمۡ وَ مَاۤ اَنۡزَلَ عَلَیۡکُمۡ مِّنَ الۡکِتٰبِ وَ الۡحِکۡمَۃِ یَعِظُکُمۡ بِہٖ ؕ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ بِکُلِّ شَیۡءٍ عَلِیۡمٌ ﴿۲۳۱﴾

002.231 Wa-itha tallaqtumu alnnisaa fabalaghna ajalahunna faamsikoohunna bimaAAroofin aw sarrihoohunna bimaAAroofin wala tumsikoohunna diraran litaAAtadoo waman yafAAal thalika faqad thalama nafsahu wala tattakhithoo ayati Allahi huzuwan waothkuroo niAAmata Allahi AAalaykum wama anzala AAalaykum mina alkitabi waalhikmati yaAAithukum bihi waittaqoo Allaha waiAAlamoo anna Allaha bikulli shay-in AAaleemun

2:231 Wanneer de vrouwen scheiding (aankondigen) en zij hebben hun termijn (de wachttijd van drie maanden) bereikt, neemt hen dan terug volgens de voorschriften of scheidt volgens de voorschriften. En houdt hen niet vast met de bedoeling hen te kwellen waarmee jullie zouden overtreden. En degene die dat zou doen, die heeft voorzeker zichzelf onrecht aangedaan. En maakt de Verzen van Allah niet tot onderwerp van bespotting. En gedenkt de gunst van Allah aan jullie en wat Hij aan jullie heeft neergezonden van het Boek (de Kuran) en de Wijsheid waarmee Hij jullie onderwijst. En vreest Allah en weet dat Allah over alle zaken Alwetend is.


وَ اِذَا طَلَّقۡتُمُ النِّسَآءَ فَبَلَغۡنَ اَجَلَہُنَّ فَلَا تَعۡضُلُوۡہُنَّ اَنۡ یَّنۡکِحۡنَ اَزۡوَاجَہُنَّ اِذَا تَرَاضَوۡا بَیۡنَہُمۡ بِالۡمَعۡرُوۡفِ ؕ ذٰلِکَ یُوۡعَظُ بِہٖ مَنۡ کَانَ مِنۡکُمۡ یُؤۡمِنُ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِ ؕ ذٰلِکُمۡ اَزۡکٰی لَکُمۡ وَ اَطۡہَرُ ؕ وَ اللّٰہُ یَعۡلَمُ وَ اَنۡتُمۡ لَا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۲۳۲﴾

002.232 Wa-itha tallaqtumu alnnisaa fabalaghna ajalahunna fala taAAduloohunna an yankihna azwajahunna itha taradaw baynahum bialmaAAroofi thalika yooAAathu bihi man kana minkum yu/minu biAllahi waalyawmi al-akhiri thalikum azka lakum waatharu waAllahu yaAAlamu waantum la taAAlamoona

2:232 En wanneer jullie de vrouwen scheiding hebben gegeven en zij hun termijn hebben bereikt verhindert hen dan niet om te huwen met hun aanstaande echtgenoten als zij met elkaar overeenstemming hebben bereikt, volgens de voorschriften. Dat is waartoe jullie vermaand worden, (voor) wie van jullie in Allah gelooft en in de Laatste Dag. Dat is deugdzamer en reiner voor jullie. En Allah weet, terwijl jullie niet weten.


وَ الۡوَالِدٰتُ یُرۡضِعۡنَ اَوۡلَادَہُنَّ حَوۡلَیۡنِ کَامِلَیۡنِ لِمَنۡ اَرَادَ اَنۡ یُّتِمَّ الرَّضَاعَۃَ ؕ وَ عَلَی الۡمَوۡلُوۡدِ لَہٗ رِزۡقُہُنَّ وَ کِسۡوَتُہُنَّ بِالۡمَعۡرُوۡفِ ؕ لَا تُکَلَّفُ نَفۡسٌ اِلَّا وُسۡعَہَا ۚ لَا تُضَآرَّ وَالِدَۃٌۢ بِوَلَدِہَا وَ لَا مَوۡلُوۡدٌ لَّہٗ بِوَلَدِہٖ ٭ وَ عَلَی الۡوَارِثِ مِثۡلُ ذٰلِکَ ۚ فَاِنۡ اَرَادَا فِصَالًا عَنۡ تَرَاضٍ مِّنۡہُمَا وَ تَشَاوُرٍ فَلَا جُنَاحَ عَلَیۡہِمَا ؕ وَ اِنۡ اَرَدۡتُّمۡ اَنۡ تَسۡتَرۡضِعُوۡۤا اَوۡلَادَکُمۡ فَلَا جُنَاحَ عَلَیۡکُمۡ اِذَا سَلَّمۡتُمۡ مَّاۤ اٰتَیۡتُمۡ بِالۡمَعۡرُوۡفِ ؕ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ بَصِیۡرٌ ﴿۲۳۳﴾

002.233 Waalwalidatu yurdiAAna awladahunna hawlayni kamilayni liman arada an yutimma alrradaAAata waAAala almawloodi lahu rizquhunna wakiswatuhunna bialmaAAroofi la tukallafu nafsun illa wusAAaha la tudarra walidatun biwaladiha wala mawloodun lahu biwaladihi waAAala alwarithi mithlu thalika fa-in arada fisalan AAan taradin minhuma watashawurin fala junaha AAalayhima wa-in aradtum an tastardiAAoo awladakum fala junaha AAalaykum itha sallamtum ma ataytum bialmaAAroofi waittaqoo Allaha waiAAlamoo anna Allaha bima taAAmaloona baseerun

2:233 De moeders dienen hun kinderen twee volle jaren te zogen, voor wie die de zogingsperiode wil volmaken. En op de vader rust de plicht van het voorzien in hun voedsel en hun kleding, volgens de voorschriften. Niemand wordt belast dan volgens zijn vermogen. Laat de moeders niet geschaad worden vanwege haar kind, noch de vader vanwege zijn kind. En op de erfgenamen rust dezelfde plicht. Maar wanneer beiden spening wensen met wederzijds goedvinden en overleg, dan rust er geen zonde op hen. En wanneer jullie je kinderen door zoogmoeders wilt laten zogen, dan rust er geen zonde op jullie, als jullie er een redelijke vergoeding voor geven. En vreest Allah en weet dat Allah Alziende is over wat jullie doen.


وَ الَّذِیۡنَ یُتَوَفَّوۡنَ مِنۡکُمۡ وَ یَذَرُوۡنَ اَزۡوَاجًا یَّتَرَبَّصۡنَ بِاَنۡفُسِہِنَّ اَرۡبَعَۃَ اَشۡہُرٍ وَّ عَشۡرًا ۚ فَاِذَا بَلَغۡنَ اَجَلَہُنَّ فَلَا جُنَاحَ عَلَیۡکُمۡ فِیۡمَا فَعَلۡنَ فِیۡۤ اَنۡفُسِہِنَّ بِالۡمَعۡرُوۡفِ ؕ وَ اللّٰہُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ خَبِیۡرٌ ﴿۲۳۴﴾

002.234 Waallatheena yutawaffawna minkum wayatharoona azwajan yatarabbasna bi-anfusihinna arbaAAata ashhurin waAAashran fa-itha balaghna ajalahunna fala junaha AAalaykum feema faAAalna fee anfusihinna bialmaAAroofi waAllahu bima taAAmaloona khabeerun

2:234 En degenen van jullie die worden weggenomen (overlijden) en echtgenoten achterlaten, zij moeten dan voor zichzelf een termijn in acht nemen van vier maanden en tien dagen. En wanneer zij hun termijn hebben bereikt, dan rust er geen zonde op hen ten aanzien van wat zij met zichzelf doen, volgens de voorschriften. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.


وَ لَا جُنَاحَ عَلَیۡکُمۡ فِیۡمَا عَرَّضۡتُمۡ بِہٖ مِنۡ خِطۡبَۃِ النِّسَآءِ اَوۡ اَکۡنَنۡتُمۡ فِیۡۤ اَنۡفُسِکُمۡ ؕ عَلِمَ اللّٰہُ اَنَّکُمۡ سَتَذۡکُرُوۡنَہُنَّ وَ لٰکِنۡ لَّا تُوَاعِدُوۡہُنَّ سِرًّا اِلَّاۤ اَنۡ تَقُوۡلُوۡا قَوۡلًا مَّعۡرُوۡفًا ۬ؕ وَ لَا تَعۡزِمُوۡا عُقۡدَۃَ النِّکَاحِ حَتّٰی یَبۡلُغَ الۡکِتٰبُ اَجَلَہٗ ؕ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ یَعۡلَمُ مَا فِیۡۤ اَنۡفُسِکُمۡ فَاحۡذَرُوۡہُ ۚ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ غَفُوۡرٌ حَلِیۡمٌ ﴿۲۳۵﴾

002.235 Wala junaha AAalaykum feema AAarradtum bihi min khitbati alnnisa-i aw aknantum fee anfusikum AAalima Allahu annakum satathkuroonahunna walakin la tuwaAAidoohunna sirran illa an taqooloo qawlan maAAroofan wala taAAzimoo AAuqdata alnnikahi hatta yablugha alkitabu ajalahu waiAAlamoo anna Allaha yaAAlamu ma fee anfusikum faihtharoohu waiAAlamoo anna Allaha ghafoorun haleemun

2:235 En er rust geen zonde op jullie wanneer jullie de vrouwen indirect huwelijksaanzoeken doen, of jullie het verbergen in jullie harten. Allah weet dat jullie hen zuilen noemen, maar doet hen geen beloften in het geheim, behalve om een behoorlijk woord te spreken. En besluit niet tot de huwelijksvoltrekking totdat de voorgeschreven termijn is bereikt. En weet dat Allah weet wat zich in jullie harten bevindt. Hoedt jullie daarom voor Hem en weet dat Allah Vergevensgezind, Zachtmoedig is.


لَا جُنَاحَ عَلَیۡکُمۡ اِنۡ طَلَّقۡتُمُ النِّسَآءَ مَا لَمۡ تَمَسُّوۡہُنَّ اَوۡ تَفۡرِضُوۡا لَہُنَّ فَرِیۡضَۃً ۚۖ وَّ مَتِّعُوۡہُنَّ ۚ عَلَی الۡمُوۡسِعِ قَدَرُہٗ وَ عَلَی الۡمُقۡتِرِ قَدَرُہٗ ۚ مَتَاعًۢا بِالۡمَعۡرُوۡفِ ۚ حَقًّا عَلَی الۡمُحۡسِنِیۡنَ ﴿۲۳۶﴾

002.236 La junaha AAalaykum in tallaqtumu alnnisaa ma lam tamassoohunna aw tafridoo lahunna fareedatan wamattiAAoohunna AAala almoosiAAi qadaruhu waAAala almuqtiri qadaruhu mataAAan bialmaAAroofi haqqan AAala almuhsineena

2:236 Er rust geen zonde op jullie wanneer jullie de vrouwen scheiding geven voordat jullie hen hebben aangeraakt (geslachtsgemeenschap) of jullie voor hen een bruidschat hebben vastgesteld, En geeft hun een geschenk, de rijke volgens zijn vermogen en de arme volgens zijn vermogen. Een redelijk geschenk: als een plicht voor de weldoeners.


وَ اِنۡ طَلَّقۡتُمُوۡہُنَّ مِنۡ قَبۡلِ اَنۡ تَمَسُّوۡہُنَّ وَ قَدۡ فَرَضۡتُمۡ لَہُنَّ فَرِیۡضَۃً فَنِصۡفُ مَا فَرَضۡتُمۡ اِلَّاۤ اَنۡ یَّعۡفُوۡنَ اَوۡ یَعۡفُوَا الَّذِیۡ بِیَدِہٖ عُقۡدَۃُ النِّکَاحِ ؕ وَ اَنۡ تَعۡفُوۡۤا اَقۡرَبُ لِلتَّقۡوٰی ؕ وَ لَا تَنۡسَوُا الۡفَضۡلَ بَیۡنَکُمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ بَصِیۡرٌ ﴿۲۳۷﴾

002.237 Wa-in tallaqtumoohunna min qabli an tamassoohunna waqad faradtum lahunna fareedatan fanisfu ma faradtum illa an yaAAfoona aw yaAAfuwa allathee biyadihi AAuqdatu alnnikahi waan taAAfoo aqrabu lilttaqwa wala tansawoo alfadla baynakum inna Allaha bima taAAmaloona baseerun

2:237 En wanneer jullie hun scheiding geven voordat jullie hen hebben aangeraakt en terwijl jullie voor hen een bruidschat hebben vastgesteld: (geeft dan) de helft van wat jullie hebben vastgesteld behalve wanneer zij kwijtschelding geven of degene in wiens hand de huwelijksvoltrekking rust. En dat jullie kwijtschelding geven is dichter bij Taqwa. En vergeet niet elkaars goede eigenschappen. Voorwaar, Allah is Alziende over wat jullie doen.


حٰفِظُوۡا عَلَی الصَّلَوٰتِ وَ الصَّلٰوۃِ الۡوُسۡطٰی ٭ وَ قُوۡمُوۡا لِلّٰہِ قٰنِتِیۡنَ ﴿۲۳۸﴾

002.238 Hafithoo AAala alssalawati waalssalati alwusta waqoomoo lillahi qaniteena

2:238 Waakt over de shalat en (in het bijzonder) over de middelste shalat ('Asr). En staat voor Allah in ootmoed.


فَاِنۡ خِفۡتُمۡ فَرِجَالًا اَوۡ رُکۡبَانًا ۚ فَاِذَاۤ اَمِنۡتُمۡ فَاذۡکُرُوا اللّٰہَ کَمَا عَلَّمَکُمۡ مَّا لَمۡ تَکُوۡنُوۡا تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۲۳۹﴾

002.239 Fa-in khiftum farijalan aw rukbanan fa-itha amintum faothkuroo Allaha kama AAallamakum ma lam takoonoo taAAlamoona

2:239 En als jullie (een aanval) vrezen, (verricht de shalat dan) lopende of rijdende en als jullie dan in veiligheid zijn, gedenkt dan Allah omdat Hij jullie heeft onderwezen wat jullie voorheen niet wisten.


وَ الَّذِیۡنَ یُتَوَفَّوۡنَ مِنۡکُمۡ وَ یَذَرُوۡنَ اَزۡوَاجًا ۚۖ وَّصِیَّۃً لِّاَزۡوَاجِہِمۡ مَّتَاعًا اِلَی الۡحَوۡلِ غَیۡرَ اِخۡرَاجٍ ۚ فَاِنۡ خَرَجۡنَ فَلَا جُنَاحَ عَلَیۡکُمۡ فِیۡ مَا فَعَلۡنَ فِیۡۤ اَنۡفُسِہِنَّ مِنۡ مَّعۡرُوۡفٍ ؕ وَ اللّٰہُ عَزِیۡزٌ حَکِیۡمٌ ﴿۲۴۰﴾

002.240 Waallatheena yutawaffawna minkum wayatharoona azwajan wasiyyatan li-azwajihim mataAAan ila alhawli ghayra ikhrajin fa-in kharajna fala junaha AAalaykum fee ma faAAalna fee anfusihinna min maAAroofin waAllahu AAazeezun hakeemun

2:240 En degenen onder jullie die weggenomen worden en echtgenotes achterlaten, moeten een testament maken voor hun echtgenotes, een voorziening voor een jaar, zonder uitzetting, maar als zij (de huizen) uit vrije wil verlaten, dan rust er geen zonde op jullie ten aanzien van wat zij voor zichzelf doen, volgens de voorschriften. En Allah is Almachtig, Alwijs.


وَ لِلۡمُطَلَّقٰتِ مَتَاعٌۢ بِالۡمَعۡرُوۡفِ ؕ حَقًّا عَلَی الۡمُتَّقِیۡنَ ﴿۲۴۱﴾

002.241 Walilmutallaqati mataAAun bialmaAAroofi haqqan AAala almuttaqeena

2:241 En voor de gescheiden vrouwen, is er een gift naar redelijkheid, als een plicht voor de Moettaqoen.


کَذٰلِکَ یُبَیِّنُ اللّٰہُ لَکُمۡ اٰیٰتِہٖ لَعَلَّکُمۡ تَعۡقِلُوۡنَ ﴿۲۴۲﴾

002.242 Kathalika yubayyinu Allahu lakum ayatihi laAAallakum taAAqiloona

2:242 Zo maakt Allah voor jullie zijn Verzen duidelijk hopelijk zullen jullie begrijpen.


اَلَمۡ تَرَ اِلَی الَّذِیۡنَ خَرَجُوۡا مِنۡ دِیَارِہِمۡ وَ ہُمۡ اُلُوۡفٌ حَذَرَ الۡمَوۡتِ ۪ فَقَالَ لَہُمُ اللّٰہُ مُوۡتُوۡا ۟ ثُمَّ اَحۡیَاہُمۡ ؕ اِنَّ اللّٰہَ لَذُوۡ فَضۡلٍ عَلَی النَّاسِ وَ لٰکِنَّ اَکۡثَرَ النَّاسِ لَا یَشۡکُرُوۡنَ ﴿۲۴۳﴾

002.243 Alam tara ila allatheena kharajoo min diyarihim wahum oloofun hathara almawti faqala lahumu Allahu mootoo thumma ahyahum inna Allaha lathoo fadlin AAala alnnasi walakinna akthara alnnasi la yashkuroona

2:243 Heb jij degenen niet gezien die uit hun huizen vluchtten terwijl zij met duizenden waren, uit angst voor de dood? Allah zei toen tot hen: "Sterft!" Daarna bracht Hij hen weer tot leven. Voorwaar, Allah is de Bezitter van Gunsten voor de mensen, maar de meeste mensen zijn niet dankbaar.


وَ قَاتِلُوۡا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ سَمِیۡعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۲۴۴﴾

002.244 Waqatiloo fee sabeeli Allahi waiAAlamoo anna Allaha sameeAAun AAaleemun

2:244 En strijdt op de Weg van Allah en weet dat Allah Alhorend, Alwetend is.


مَنۡ ذَا الَّذِیۡ یُقۡرِضُ اللّٰہَ قَرۡضًا حَسَنًا فَیُضٰعِفَہٗ لَہٗۤ اَضۡعَافًا کَثِیۡرَۃً ؕ وَ اللّٰہُ یَقۡبِضُ وَ یَبۡصُۜطُ ۪ وَ اِلَیۡہِ تُرۡجَعُوۡنَ ﴿۲۴۵﴾

002.245 Man tha allathee yuqridu Allaha qardan hasanan fayudaAAifahu lahu adAAafan katheeratan waAllahu yaqbidu wayabsutu wa-ilayhi turjaAAoona

2:245 Wie is degene die aan Allah een goede lening geeft? Hij zal die vele malen vermenigvuldigen. En Allah beperkt en verruimt (Zijn voorzieningen) en tot Hem worden jullie teruggebracht.


اَلَمۡ تَرَ اِلَی الۡمَلَاِ مِنۡۢ بَنِیۡۤ اِسۡرَآءِیۡلَ مِنۡۢ بَعۡدِ مُوۡسٰی ۘ اِذۡ قَالُوۡا لِنَبِیٍّ لَّہُمُ ابۡعَثۡ لَنَا مَلِکًا نُّقَاتِلۡ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ ؕ قَالَ ہَلۡ عَسَیۡتُمۡ اِنۡ کُتِبَ عَلَیۡکُمُ الۡقِتَالُ اَلَّا تُقَاتِلُوۡا ؕ قَالُوۡا وَ مَا لَنَاۤ اَلَّا نُقَاتِلَ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ وَ قَدۡ اُخۡرِجۡنَا مِنۡ دِیَارِنَا وَ اَبۡنَآئِنَا ؕ فَلَمَّا کُتِبَ عَلَیۡہِمُ الۡقِتَالُ تَوَلَّوۡا اِلَّا قَلِیۡلًا مِّنۡہُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ عَلِیۡمٌۢ بِالظّٰلِمِیۡنَ ﴿۲۴۶﴾

002.246 Alam tara ila almala-i min banee isra-eela min baAAdi moosa ith qaloo linabiyyin lahumu ibAAath lana malikan nuqatil fee sabeeli Allahi qala hal AAasaytum in kutiba AAalaykumu alqitalu alla tuqatiloo qaloo wama lana alla nuqatila fee sabeeli Allahi waqad okhrijna min diyarina waabna-ina falamma kutiba AAalayhimu alqitalu tawallaw illa qaleelan minhum waAllahu AAaleemun bialththalimeena

2:246 Heb jij niet gezien, (hoe het einde was van) de vooraanstaanden van de Kinderen van Israël I na (het heengaan van) Mozes? Toen zij tot een Profeet van hen zeiden: "Wijs voor ons een koning aan, dan zullen wij strijden op de Weg van Allah". Hij zei: "Is het mogelijk dat als jullie de strijd wordt verplicht, jullie niet zullen strijden"? Zij zeiden: "Waarom zouden wij niet op de Weg van Allah strijden, terwijl wij uit onze woonplaatsen zijn verdreven en van onze zonen"? En toen dan hun de strijd werd verplicht, wendden zij zich af, met uitzondering van een klein aantal van hen. En Allah kent de onrechtplegers.


وَ قَالَ لَہُمۡ نَبِیُّہُمۡ اِنَّ اللّٰہَ قَدۡ بَعَثَ لَکُمۡ طَالُوۡتَ مَلِکًا ؕ قَالُوۡۤا اَنّٰی یَکُوۡنُ لَہُ الۡمُلۡکُ عَلَیۡنَا وَ نَحۡنُ اَحَقُّ بِالۡمُلۡکِ مِنۡہُ وَ لَمۡ یُؤۡتَ سَعَۃً مِّنَ الۡمَالِ ؕ قَالَ اِنَّ اللّٰہَ اصۡطَفٰىہُ عَلَیۡکُمۡ وَ زَادَہٗ بَسۡطَۃً فِی الۡعِلۡمِ وَ الۡجِسۡمِ ؕ وَ اللّٰہُ یُؤۡتِیۡ مُلۡکَہٗ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ وَاسِعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۲۴۷﴾

002.247 Waqala lahum nabiyyuhum inna Allaha qad baAAatha lakum taloota malikan qaloo anna yakoonu lahu almulku AAalayna wanahnu ahaqqu bialmulki minhu walam yu/ta saAAatan mina almali qala inna Allaha istafahu AAalaykum wazadahu bastatan fee alAAilmi waaljismi waAllahu yu/tee mulkahu man yashao waAllahu wasiAAun AAaleemun

2:247 En hun Profeet zei tot hen: "Voorwaar, Allah heeft voor jullie Thaloet aangewezen als koning". Zij zeiden: "Hoe kan het zijn dat hem het koningschap over ons gegeven wordt, terwijl wij meer recht hebben op het koningschap dan hij, en hem geen overvloed aan bezittingen is gegeven"? Hij zei: "Voorwaar, Allah heeft hem boven jullie verkozen en hem rijkelijk voorzien van kennis en lichaamskracht. En Allah geeft het koningschap aan wie Hij wil en Allah is Allesomvattend, Alwetend.


وَ قَالَ لَہُمۡ نَبِیُّہُمۡ اِنَّ اٰیَۃَ مُلۡکِہٖۤ اَنۡ یَّاۡتِیَکُمُ التَّابُوۡتُ فِیۡہِ سَکِیۡنَۃٌ مِّنۡ رَّبِّکُمۡ وَ بَقِیَّۃٌ مِّمَّا تَرَکَ اٰلُ مُوۡسٰی وَ اٰلُ ہٰرُوۡنَ تَحۡمِلُہُ الۡمَلٰٓئِکَۃُ ؕ اِنَّ فِیۡ ذٰلِکَ لَاٰیَۃً لَّکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۲۴۸﴾٪

002.248 Waqala lahum nabiyyuhum inna ayata mulkihi an ya/tiyakumu alttabootu feehi sakeenatun min rabbikum wabaqiyyatun mimma taraka alu moosa waalu haroona tahmiluhu almala-ikatu inna fee thalika laayatan lakum in kuntum mu/mineena

2:248 En hun Profeet zei tot hen: "Voorwaar, een teken van zijn koningschap is dat de Taboet (ark) tot jullie zal komen waarin geruststelling van jullie Heer is, (en) waarin zich een nalatenschap bevindt van wat is nagelaten door de familie van Mozes en de familie van Haroen. De Engelen zullen hem (de ark) dragen. Voorwaar, daarin zijn zeker Tekenen voor jullie, als jullie gelovigen zouden zijn.


فَلَمَّا فَصَلَ طَالُوۡتُ بِالۡجُنُوۡدِ ۙ قَالَ اِنَّ اللّٰہَ مُبۡتَلِیۡکُمۡ بِنَہَرٍ ۚ فَمَنۡ شَرِبَ مِنۡہُ فَلَیۡسَ مِنِّیۡ ۚ وَ مَنۡ لَّمۡ یَطۡعَمۡہُ فَاِنَّہٗ مِنِّیۡۤ اِلَّا مَنِ اغۡتَرَفَ غُرۡفَۃًۢ بِیَدِہٖ ۚ فَشَرِبُوۡا مِنۡہُ اِلَّا قَلِیۡلًا مِّنۡہُمۡ ؕ فَلَمَّا جَاوَزَہٗ ہُوَ وَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا مَعَہٗ ۙ قَالُوۡا لَا طَاقَۃَ لَنَا الۡیَوۡمَ بِجَالُوۡتَ وَ جُنُوۡدِہٖ ؕ قَالَ الَّذِیۡنَ یَظُنُّوۡنَ اَنَّہُمۡ مُّلٰقُوا اللّٰہِ ۙ کَمۡ مِّنۡ فِئَۃٍ قَلِیۡلَۃٍ غَلَبَتۡ فِئَۃً کَثِیۡرَۃًۢ بِاِذۡنِ اللّٰہِ ؕ وَ اللّٰہُ مَعَ الصّٰبِرِیۡنَ ﴿۲۴۹﴾

002.249 Falamma fasala talootu bialjunoodi qala inna Allaha mubtaleekum binaharin faman shariba minhu falaysa minnee waman lam yatAAamhu fa-innahu minnee illa mani ightarafa ghurfatan biyadihi fashariboo minhu illa qaleelan minhum falamma jawazahu huwa waallatheena amanoo maAAahu qaloo la taqata lana alyawma bijaloota wajunoodihi qala allatheena yathunnoona annahum mulaqoo Allahi kam min fi-atin qaleelatin ghalabat fi-atan katheeratan bi-ithni Allahi waAllahu maAAa alssabireena

2:249 En toen Thaloet met de legers was uitgetrokken, zei hij: "Voorwaar, Allah zal jullie zeker beproeven door middel van een rivier. Wie er dan van drinkt, die is niet een van mij en wie er niet (meer) van proeft, dan een slokje uit zijn hand, die is een van mij". Toen dronken zij ervan, met uitzondering van een klein aantal van hen. Toen hij en degenen die met hem geloofden (de rivier) waren overgestoken, zeiden zij: "Wij hebben vandaag geen kracht om Djaloet (Goliath) en zijn legers te bevechten". Degenen die overtuigd waren dat zij Allah zeker zullen ontmoeten, zeiden: "Hoeveel kleine troepen hebben niet grote troepen overwonnen, met het verlof van Allah. En Allah is met de geduldigen".


وَ لَمَّا بَرَزُوۡا لِجَالُوۡتَ وَ جُنُوۡدِہٖ قَالُوۡا رَبَّنَاۤ اَفۡرِغۡ عَلَیۡنَا صَبۡرًا وَّ ثَبِّتۡ اَقۡدَامَنَا وَ انۡصُرۡنَا عَلَی الۡقَوۡمِ الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۲۵۰﴾ؕ

002.250 Walamma barazoo lijaloota wajunoodihi qaloo rabbana afrigh AAalayna sabran wathabbit aqdamana waonsurna AAala alqawmi alkafireena

2:250 En toen wij optrokken tegen Djaloet en zijn legers, zeiden zij: "Onze Heer, schenk ons geduld en maak onze voeten standvastig en sta ons bij tegen het ongelovige volk".
Terug naar boven Ga naar beneden
https://ummatun-wahida.1forum.biz
Ummatun_wahida
Admin
Ummatun_wahida


Aantal berichten : 419
Registratiedatum : 09-12-12

Al-Baqarah Empty
BerichtOnderwerp: Re: Al-Baqarah   Al-Baqarah Emptyza jan 12, 2013 11:20 am


فَہَزَمُوۡہُمۡ بِاِذۡنِ اللّٰہِ ۟ۙ وَ قَتَلَ دَاوٗدُ جَالُوۡتَ وَ اٰتٰىہُ اللّٰہُ الۡمُلۡکَ وَ الۡحِکۡمَۃَ وَ عَلَّمَہٗ مِمَّا یَشَآءُ ؕ وَ لَوۡ لَا دَفۡعُ اللّٰہِ النَّاسَ بَعۡضَہُمۡ بِبَعۡضٍ ۙ لَّفَسَدَتِ الۡاَرۡضُ وَ لٰکِنَّ اللّٰہَ ذُوۡ فَضۡلٍ عَلَی الۡعٰلَمِیۡنَ ﴿۲۵۱﴾

002.251 Fahazamoohum bi-ithni Allahi waqatala dawoodu jaloota waatahu Allahu almulka waalhikmata waAAallamahu mimma yashao walawla dafAAu Allahi alnnasa baAAdahum bibaAAdin lafasadati al-ardu walakinna Allaha thoo fadlin AAala alAAalameena

2:251 Toen versloegen zij hen met het verlof van Allah en Dawoed doodde Djaloet en Allah gaf hem het koningschap en de Wijsheid (het Profeetschap) en Hij onderwees hem wat Hij wilde. En als Allah niet een deel van de mensen door een ander (deel) zou verstoten, die zou de aarde ten onder gaan. Maar Allah is de Bezitter van gunsten voor de werelden.


تِلۡکَ اٰیٰتُ اللّٰہِ نَتۡلُوۡہَا عَلَیۡکَ بِالۡحَقِّ ؕ وَ اِنَّکَ لَمِنَ الۡمُرۡسَلِیۡنَ ﴿۲۵۲﴾

002.252 Tilka ayatu Allahi natlooha AAalayka bialhaqqi wa-innaka lamina almursaleena

2:252 Dit zijn Verzen van Allah die Wij in de Waarheid aan jullie voorlezen, En voorwaar, jij (O Mohammed) behoort tot de Gezondenen.


تِلۡکَ الرُّسُلُ فَضَّلۡنَا بَعۡضَہُمۡ عَلٰی بَعۡضٍ ۘ مِنۡہُمۡ مَّنۡ کَلَّمَ اللّٰہُ وَ رَفَعَ بَعۡضَہُمۡ دَرَجٰتٍ ؕ وَ اٰتَیۡنَا عِیۡسَی ابۡنَ مَرۡیَمَ الۡبَیِّنٰتِ وَ اَیَّدۡنٰہُ بِرُوۡحِ الۡقُدُسِ ؕ وَ لَوۡ شَآءَ اللّٰہُ مَا اقۡتَتَلَ الَّذِیۡنَ مِنۡۢ بَعۡدِہِمۡ مِّنۡۢ بَعۡدِ مَا جَآءَتۡہُمُ الۡبَیِّنٰتُ وَ لٰکِنِ اخۡتَلَفُوۡا فَمِنۡہُمۡ مَّنۡ اٰمَنَ وَ مِنۡہُمۡ مَّنۡ کَفَرَ ؕ وَ لَوۡ شَآءَ اللّٰہُ مَا اقۡتَتَلُوۡا ۟ وَ لٰکِنَّ اللّٰہَ یَفۡعَلُ مَا یُرِیۡدُ ﴿۲۵۳﴾

002.253 Tilka alrrusulu faddalna baAAdahum AAala baAAdin minhum man kallama Allahu warafaAAa baAAdahum darajatin waatayna AAeesa ibna maryama albayyinati waayyadnahu biroohi alqudusi walaw shaa Allahu ma iqtatala allatheena min baAAdihim min baAAdi ma jaat-humu albayyinatu walakini ikhtalafoo faminhum man amana waminhum man kafara walaw shaa Allahu ma iqtataloo walakinna Allaha yafAAalu ma yureedu

2:253 Dat zijn de Boodschappers van wie Wij sommigen boven anderen bevoorrecht hebben, onder hen zijn er tot wie Allah gesproken heeft, en onder hen zijn er die Hij (enkele) graden verheven heeft, en Wij hebben aan isa, de zoon van Maryam, duidelijke Tekenen gegeven en Wij hebben hem met de Heilige Geest (Djibril) versterkt. Als Allah het gewild had, hadden degenen na hen niet met elkaar gevochten nadat de duidelijke Tekenen tot hen waren gekomen, maar zij twistten: sommigen geloofden en sommigen van hen waren ongelovig. En als Allah het gewild had, hadden zij niet met elkaar gevochten, maar Allah doet wat Hij wil.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اَنۡفِقُوۡا مِمَّا رَزَقۡنٰکُمۡ مِّنۡ قَبۡلِ اَنۡ یَّاۡتِیَ یَوۡمٌ لَّا بَیۡعٌ فِیۡہِ وَ لَا خُلَّۃٌ وَّ لَا شَفَاعَۃٌ ؕ وَ الۡکٰفِرُوۡنَ ہُمُ الظّٰلِمُوۡنَ ﴿۲۵۴﴾

002.254 Ya ayyuha allatheena amanoo anfiqoo mimma razaqnakum min qabli an ya/tiya yawmun la bayAAun feehi wala khullatun wala shafaAAatun waalkafiroona humu alththalimoona

2:254 O jullie die geloven: geeft van dat waar Wij jullie mee voorzien hebben, voordat de Dag komt waarop er noch handel, noch voorspraak zal zijn. En de ongelovigen: zij zijn de onrechtvaardigen.


اَللّٰہُ لَاۤ اِلٰہَ اِلَّا ہُوَۚ اَلۡحَیُّ الۡقَیُّوۡمُ ۬ۚ لَا تَاۡخُذُہٗ سِنَۃٌ وَّ لَا نَوۡمٌ ؕ لَہٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الۡاَرۡضِ ؕ مَنۡ ذَا الَّذِیۡ یَشۡفَعُ عِنۡدَہٗۤ اِلَّا بِاِذۡنِہٖ ؕ یَعۡلَمُ مَا بَیۡنَ اَیۡدِیۡہِمۡ وَ مَا خَلۡفَہُمۡ ۚ وَ لَا یُحِیۡطُوۡنَ بِشَیۡءٍ مِّنۡ عِلۡمِہٖۤ اِلَّا بِمَا شَآءَ ۚ وَسِعَ کُرۡسِیُّہُ السَّمٰوٰتِ وَ الۡاَرۡضَ ۚ وَ لَا یَـُٔوۡدُہٗ حِفۡظُہُمَا ۚ وَ ہُوَ الۡعَلِیُّ الۡعَظِیۡمُ ﴿۲۵۵﴾

002.255 Allahu la ilaha illa huwa alhayyu alqayyoomu la ta/khuthuhu sinatun wala nawmun lahu ma fee alssamawati wama fee al-ardi man tha allathee yashfaAAu AAindahu illa bi-ithnihi yaAAlamu ma bayna aydeehim wama khalfahum wala yuheetoona bishay-in min AAilmihi illa bima shaa wasiAAa kursiyyuhu alssamawati waal-arda wala yaooduhu hifthuhuma wahuwa alAAaliyyu alAAatheemu

2:255 Allah, er is geen god dan Hij, de Levende, de Zelfstandige, sluimer noch slaap kan Hem treffen, aan Hem behoort toe wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. Wie is degene die van voorspraak is bij Hem zonder Zijn verlof? Hij kent wat er voor hen is en wat er achter hen is. En zij kunnen niets van Zijn Kennis omvatten, behalve wat Hij wil. En Zijn Zetel strekt zich uit over de Hemelen en de Aarde en het waken over beide vermoeit Hem niet. En Hij is de Verhevene, de Almachtige.


لَاۤ اِکۡرَاہَ فِی الدِّیۡنِ ۟ۙ قَدۡ تَّبَیَّنَ الرُّشۡدُ مِنَ الۡغَیِّ ۚ فَمَنۡ یَّکۡفُرۡ بِالطَّاغُوۡتِ وَ یُؤۡمِنۡۢ بِاللّٰہِ فَقَدِ اسۡتَمۡسَکَ بِالۡعُرۡوَۃِ الۡوُثۡقٰی ٭ لَا انۡفِصَامَ لَہَا ؕ وَ اللّٰہُ سَمِیۡعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۲۵۶﴾

002.256 La ikraha fee alddeeni qad tabayyana alrrushdu mina alghayyi faman yakfur bialttaghooti wayu/min biAllahi faqadi istamsaka bialAAurwati alwuthqa la infisama laha waAllahu sameeAAun AAaleemun

2:256 Er is geen dwang in de godsdienst. Waarlijk, de rechte leiding is duidelijk onderscheiden van de dwaling, en hij die de Thaghoet verwerpt en in Allah gelooft: hij heeft zeker het stevigste houvast gegrepen, dat niet breken kan. En Allah is Alhorend, Alwetend.


اَللّٰہُ وَلِیُّ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا ۙ یُخۡرِجُہُمۡ مِّنَ الظُّلُمٰتِ اِلَی النُّوۡرِ۬ؕ وَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡۤا اَوۡلِیٰٓـُٔہُمُ الطَّاغُوۡتُ ۙ یُخۡرِجُوۡنَہُمۡ مِّنَ النُّوۡرِ اِلَی الظُّلُمٰتِ ؕ اُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ النَّارِ ۚ ہُمۡ فِیۡہَا خٰلِدُوۡنَ ﴿۲۵۷﴾

002.257 Allahu waliyyu allatheena amanoo yukhrijuhum mina alththulumati ila alnnoori waallatheena kafaroo awliyaohumu alttaghootu yukhrijoonahum mina alnnoori ila alththulumati ola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona

2:257 Allah is de Helper van degenen die geloven. Hij voert hen van de duisternis naar het licht. En degenen die ongelovig zijn: hun helpers zijn de Thaghoet, zij voeren hen van het licht naar de duisternis. Diegenen zijn de gezellen van de Hel, zij zullen daar eeuwig levenden zijn.


اَلَمۡ تَرَ اِلَی الَّذِیۡ حَآجَّ اِبۡرٰہٖمَ فِیۡ رَبِّہٖۤ اَنۡ اٰتٰىہُ اللّٰہُ الۡمُلۡکَ ۘ اِذۡ قَالَ اِبۡرٰہٖمُ رَبِّیَ الَّذِیۡ یُحۡیٖ وَ یُمِیۡتُ ۙ قَالَ اَنَا اُحۡیٖ وَ اُمِیۡتُ ؕ قَالَ اِبۡرٰہٖمُ فَاِنَّ اللّٰہَ یَاۡتِیۡ بِالشَّمۡسِ مِنَ الۡمَشۡرِقِ فَاۡتِ بِہَا مِنَ الۡمَغۡرِبِ فَبُہِتَ الَّذِیۡ کَفَرَ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الظّٰلِمِیۡنَ ﴿۲۵۸﴾ۚ

002.258 Alam tara ila allathee hajja ibraheema fee rabbihi an atahu Allahu almulka ith qala ibraheemu rabbiya allathee yuhyee wayumeetu qala ana ohyee waomeetu qala ibraheemu fa-inna Allaha ya/tee bialshshamsi mina almashriqi fa/ti biha mina almaghribi fabuhita allathee kafara waAllahu la yahdee alqawma alththalimeena

2:258 Weet jij niet van degene die met Abraham over zijn Heer redetwistte, omdat Allah hem het koninkrijk had gegeven? Toen Abraham zei: "Zijn Heer is Degene Die doet leven en doet sterven". Hij zei: "Ik doe leven en sterven". Abraham zei: "Maar voorwaar, het is Allah die ervoor zorgt dat de zon in het Oosten opkomt, zorg jij er dan voor dat zij in het Westen opkomt". Toen zweeg degene die ongelovig was van verbazing. En Allah leidt lief onrechtvaardige volk niet.


اَوۡ کَالَّذِیۡ مَرَّ عَلٰی قَرۡیَۃٍ وَّ ہِیَ خَاوِیَۃٌ عَلٰی عُرُوۡشِہَا ۚ قَالَ اَنّٰی یُحۡیٖ ہٰذِہِ اللّٰہُ بَعۡدَ مَوۡتِہَا ۚ فَاَمَاتَہُ اللّٰہُ مِائَۃَ عَامٍ ثُمَّ بَعَثَہٗ ؕ قَالَ کَمۡ لَبِثۡتَ ؕ قَالَ لَبِثۡتُ یَوۡمًا اَوۡ بَعۡضَ یَوۡمٍ ؕ قَالَ بَلۡ لَّبِثۡتَ مِائَۃَ عَامٍ فَانۡظُرۡ اِلٰی طَعَامِکَ وَ شَرَابِکَ لَمۡ یَتَسَنَّہۡ ۚ وَ انۡظُرۡ اِلٰی حِمَارِکَ وَ لِنَجۡعَلَکَ اٰیَۃً لِّلنَّاسِ وَ انۡظُرۡ اِلَی الۡعِظَامِ کَیۡفَ نُنۡشِزُہَا ثُمَّ نَکۡسُوۡہَا لَحۡمًا ؕ فَلَمَّا تَبَیَّنَ لَہٗ ۙ قَالَ اَعۡلَمُ اَنَّ اللّٰہَ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۲۵۹﴾

002.259 Aw kaallathee marra AAala qaryatin wahiya khawiyatun AAala AAurooshiha qala anna yuhyee hathihi Allahu baAAda mawtiha faamatahu Allahu mi-ata AAamin thumma baAAathahu qala kam labithta qala labithtu yawman aw baAAda yawmin qala bal labithta mi-ata AAamin faonthur ila taAAamika washarabika lam yatasannah waonthur ila himarika walinajAAalaka ayatan lilnnasi waonthur ila alAAithami kayfa nunshizuha thumma naksooha lahman falamma tabayyana lahu qala aAAlamu anna Allaha AAala kulli shay-in qadeerun

2:259 Of degene die, toen hij langs een dorp kwam dat verlaten was en in ruïnes lag, zei: "Hoe kan Allah het na haar dood weer doen herleven"? Toen deed Allah hem voor honderd jaar dood zijn, en wekte hem weer op. Hij zei: "Hoe lang verbleef jij hier"? Hij zei: "Ik verbleef hier een dag of een gedeelte van een dag". Hij (Allah) zei: "Nee, jij verbleef hier honderd jaar; kijk naar je voedsel en je drank, zij zijn niet bedorven; en kijk naar je ezel, zodat Wij jou tot een Teken voor de mens maken. En kijk naar hoe Wij de beenderen in elkaar zetten en met vlees bedekken". En toen hem dit duidelijk werd, zei hij: "Ik weet dat Allah Almachtig is over alle dingen".


وَ اِذۡ قَالَ اِبۡرٰہٖمُ رَبِّ اَرِنِیۡ کَیۡفَ تُحۡیِ الۡمَوۡتٰی ؕ قَالَ اَوَ لَمۡ تُؤۡمِنۡ ؕ قَالَ بَلٰی وَ لٰکِنۡ لِّیَطۡمَئِنَّ قَلۡبِیۡ ؕ قَالَ فَخُذۡ اَرۡبَعَۃً مِّنَ الطَّیۡرِ فَصُرۡہُنَّ اِلَیۡکَ ثُمَّ اجۡعَلۡ عَلٰی کُلِّ جَبَلٍ مِّنۡہُنَّ جُزۡءًا ثُمَّ ادۡعُہُنَّ یَاۡتِیۡنَکَ سَعۡیًا ؕ وَ اعۡلَمۡ اَنَّ اللّٰہَ عَزِیۡزٌ حَکِیۡمٌ ﴿۲۶۰﴾

002.260 Wa-ith qala ibraheemu rabbi arinee kayfa tuhyee almawta qala awa lam tu/min qala bala walakin liyatma-inna qalbee qala fakhuth arbaAAatan mina alttayri fasurhunna ilayka thumma ijAAal AAala kulli jabalin minhunna juz-an thumma odAAuhunna ya/teenaka saAAyan waiAAlam anna Allaha AAazeezun hakeemun

2:260 En toen Abraham zei: "Mijn Heer, toon mij hoe U de doden doet leven". Hij (Allah) zei: "Geloof jij dan niet"? Hij zei: "Jawel maar opdat mijn hart tot rust komt". Hij (Allah) zei: "Neem dan vier vogels en snijd ze voor je in stukken, leg dan van hen op iedere berg stukken; roep hen dan, zij zullen dan haastig tot je komen, en weet dat Allah Almachtig, Alwijs is".


مَثَلُ الَّذِیۡنَ یُنۡفِقُوۡنَ اَمۡوَالَہُمۡ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ کَمَثَلِ حَبَّۃٍ اَنۡۢبَتَتۡ سَبۡعَ سَنَابِلَ فِیۡ کُلِّ سُنۡۢبُلَۃٍ مِّائَۃُ حَبَّۃٍ ؕ وَ اللّٰہُ یُضٰعِفُ لِمَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ وَاسِعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۲۶۱﴾

002.261 Mathalu allatheena yunfiqoona amwalahum fee sabeeli Allahi kamathali habbatin anbatat sabAAa sanabila fee kulli sunbulatin mi-atu habbatin waAllahu yudaAAifu liman yashao waAllahu wasiAAun AAaleemun

2:261 De gelijkenis van degenen die op de Weg van Allah uitgeven is als de gelijkenis van een graankorrel, (die) zeven aren voortbrengt, in iedere aar honderd korrels, en Allah vermenigvuldigt voor wie Hij wil. En Allah is Alomvattend, Alwetend.


اَلَّذِیۡنَ یُنۡفِقُوۡنَ اَمۡوَالَہُمۡ فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ ثُمَّ لَا یُتۡبِعُوۡنَ مَاۤ اَنۡفَقُوۡا مَنًّا وَّ لَاۤ اَذًی ۙ لَّہُمۡ اَجۡرُہُمۡ عِنۡدَ رَبِّہِمۡ ۚ وَ لَا خَوۡفٌ عَلَیۡہِمۡ وَ لَا ہُمۡ یَحۡزَنُوۡنَ ﴿۲۶۲﴾

002.262 Allatheena yunfiqoona amwalahum fee sabeeli Allahi thumma la yutbiAAoona ma anfaqoo mannan wala athan lahum ajruhum AAinda rabbihim wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona

2:262 Degenen die hun eigendommen op de Weg van Allah uitgeven en dan bun vrijgevigheid noch met opscheppen, noch met kwetsen laten volgen, voor hen is hun beloning bij hun Heer, er is voor hen geen angst en zij zullen niet treuren.


قَوۡلٌ مَّعۡرُوۡفٌ وَّ مَغۡفِرَۃٌ خَیۡرٌ مِّنۡ صَدَقَۃٍ یَّتۡبَعُہَاۤ اَذًی ؕ وَ اللّٰہُ غَنِیٌّ حَلِیۡمٌ ﴿۲۶۳﴾

002.263 Qawlun maAAroofun wamaghfiratun khayrun min sadaqatin yatbaAAuha athan waAllahu ghaniyyun haleemun

2:263 (Het uitspreken van,) vriendelijke woorden en vergeving is beter dan een liefdadigheid die door kwetsing gevolgd wordt. En Allah is Behoefteloos, Zachtmoedig.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا لَا تُبۡطِلُوۡا صَدَقٰتِکُمۡ بِالۡمَنِّ وَ الۡاَذٰی ۙ کَالَّذِیۡ یُنۡفِقُ مَالَہٗ رِئَآءَ النَّاسِ وَ لَا یُؤۡمِنُ بِاللّٰہِ وَ الۡیَوۡمِ الۡاٰخِرِؕ فَمَثَلُہٗ کَمَثَلِ صَفۡوَانٍ عَلَیۡہِ تُرَابٌ فَاَصَابَہٗ وَابِلٌ فَتَرَکَہٗ صَلۡدًا ؕ لَا یَقۡدِرُوۡنَ عَلٰی شَیۡءٍ مِّمَّا کَسَبُوۡا ؕ وَ اللّٰہُ لَا یَہۡدِی الۡقَوۡمَ الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۲۶۴﴾

002.264 Ya ayyuha allatheena amanoo la tubtiloo sadaqatikum bialmanni waal-atha kaallathee yunfiqu malahu ri-aa alnnasi wala yu/minu biAllahi waalyawmi al-akhiri famathaluhu kamathali safwanin AAalayhi turabun faasabahu wabilun fatarakahu saldan la yaqdiroona AAala shay-in mimma kasaboo waAllahu la yahdee alqawma alkafireena

2:264 O jullie die geloven: maakt jullie liefdadigheid noch ongeldig door opscheppen, noch door kwetsen, zoals degene die, van zijn eigendom geeft om op te vallen bij de mensen, en (die) niet in Allah en de Laatste Dag gelooft. En de gelijkenis met hem is als met een gladde rots, bedekt met aarde, waarop zware regen valt die haar kaal achterlaat: zij verdienen niets voor wat zij gedaan hebben. En Allah leidt het ongelovige volk niet.


وَ مَثَلُ الَّذِیۡنَ یُنۡفِقُوۡنَ اَمۡوَالَہُمُ ابۡتِغَآءَ مَرۡضَاتِ اللّٰہِ وَ تَثۡبِیۡتًا مِّنۡ اَنۡفُسِہِمۡ کَمَثَلِ جَنَّۃٍۭ بِرَبۡوَۃٍ اَصَابَہَا وَابِلٌ فَاٰتَتۡ اُکُلَہَا ضِعۡفَیۡنِ ۚ فَاِنۡ لَّمۡ یُصِبۡہَا وَابِلٌ فَطَلٌّ ؕ وَ اللّٰہُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ بَصِیۡرٌ ﴿۲۶۵﴾

002.265 Wamathalu allatheena yunfiqoona amwalahumu ibtighaa mardati Allahi watathbeetan min anfusihim kamathali jannatin birabwatin asabaha wabilun faatat okulaha diAAfayni fa-in lam yusibha wabilun fatallun waAllahu bima taAAmaloona baseerun

2:265 En de gelijkenis van degenen die van hun eigendommen besteden omwille van het welbehagen van Allah en de versterking van hun ziel, is als met een tuin op een hoge en vruchtbare plaats waar zware regen op valt en (die) dan dubbel vrucht draagt. En als er geen zware regen valt, dan is lichte dauw (voldoende). En Allah is Alziende ever wat jullie doen.


اَیَوَدُّ اَحَدُکُمۡ اَنۡ تَکُوۡنَ لَہٗ جَنَّۃٌ مِّنۡ نَّخِیۡلٍ وَّ اَعۡنَابٍ تَجۡرِیۡ مِنۡ تَحۡتِہَا الۡاَنۡہٰرُ ۙ لَہٗ فِیۡہَا مِنۡ کُلِّ الثَّمَرٰتِ ۙ وَ اَصَابَہُ الۡکِبَرُ وَ لَہٗ ذُرِّیَّۃٌ ضُعَفَآءُ ۪ۖ فَاَصَابَہَاۤ اِعۡصَارٌ فِیۡہِ نَارٌ فَاحۡتَرَقَتۡ ؕ کَذٰلِکَ یُبَیِّنُ اللّٰہُ لَکُمُ الۡاٰیٰتِ لَعَلَّکُمۡ تَتَفَکَّرُوۡنَ ﴿۲۶۶﴾

002.266 Ayawaddu ahadukum an takoona lahu jannatun min nakheelin waaAAnabin tajree min tahtiha al-anharu lahu feeha min kulli alththamarati waasabahu alkibaru walahu thurriyyatun duAAafao faasabaha iAAsarun feehi narun faihtaraqat kathalika yubayyinu Allahu lakumu al-ayati laAAallakum tatafakkaroona

2:266 Wenst een van jullie een tuin met dadelpalmen en druivenranken waar de rivieren onderdoor stromen en waarin alle (soorten) fruit zijn, en de ouderdom treft hem terwijl zijn kinderen nog zwak zijn en zij (de tuin) wordt getroffen door een orkaan met vuur erin, zodat (deze) verbrandt? Zo maakt Allah aan jullie de Tekenen duidelijk. Hopelijk zullen jullie nadenken.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اَنۡفِقُوۡا مِنۡ طَیِّبٰتِ مَا کَسَبۡتُمۡ وَ مِمَّاۤ اَخۡرَجۡنَا لَکُمۡ مِّنَ الۡاَرۡضِ ۪ وَ لَا تَیَمَّمُوا الۡخَبِیۡثَ مِنۡہُ تُنۡفِقُوۡنَ وَ لَسۡتُمۡ بِاٰخِذِیۡہِ اِلَّاۤ اَنۡ تُغۡمِضُوۡا فِیۡہِ ؕ وَ اعۡلَمُوۡۤا اَنَّ اللّٰہَ غَنِیٌّ حَمِیۡدٌ ﴿۲۶۷﴾

002.267 Ya ayyuha allatheena amanoo anfiqoo min tayyibati ma kasabtum wamimma akhrajna lakum mina al-ardi wala tayammamoo alkhabeetha minhu tunfiqoona walastum bi-akhitheehi illa an tughmidoo feehi waiAAlamoo anna Allaha ghaniyyun hameedun

2:267 O jullie die geloven: geeft van de goede dingen die jullie verworven hebben en (van wat) Wij voor jullie uit de aarde hebben voortgebracht en kiest niet van het slechte ervan om te geven, waarvan jullie slechts met gesloten ogen zouden nemen. En weet dat Allah Behoefteloos, Prijzenswaardig is.


اَلشَّیۡطٰنُ یَعِدُکُمُ الۡفَقۡرَ وَ یَاۡمُرُکُمۡ بِالۡفَحۡشَآءِ ۚ وَ اللّٰہُ یَعِدُکُمۡ مَّغۡفِرَۃً مِّنۡہُ وَ فَضۡلًا ؕ وَ اللّٰہُ وَاسِعٌ عَلِیۡمٌ ﴿۲۶۸﴾ۖۙ

002.268 Alshshaytanu yaAAidukumu alfaqra waya/murukum bialfahsha-i waAllahu yaAAidukum maghfiratan minhu wafadlan waAllahu wasiAAun AAaleemun

2:268 De Satan dreigt jullie met armoede en beveelt jullie gierigheid en Allah belooft jullie vergeving van Hem en gunst. En Allah is Alomvattend, Alwetend.


یُّؤۡتِی الۡحِکۡمَۃَ مَنۡ یَّشَآءُ ۚ وَ مَنۡ یُّؤۡتَ الۡحِکۡمَۃَ فَقَدۡ اُوۡتِیَ خَیۡرًا کَثِیۡرًا ؕ وَ مَا یَذَّکَّرُ اِلَّاۤ اُولُوا الۡاَلۡبَابِ ﴿۲۶۹﴾

002.269 Yu/tee alhikmata man yashao waman yu/ta alhikmata faqad ootiya khayran katheeran wama yaththakkaru illa oloo al-albabi

2:269 Hij (Allah) geeft de Wijsheid aan wie Hij wil en wie de Wijsheid geschonken wordt: aan hem wordt inderdaad veel goeds gegeven. En niemand laat zich vermanen dan de bezitters van verstand.


وَ مَاۤ اَنۡفَقۡتُمۡ مِّنۡ نَّفَقَۃٍ اَوۡ نَذَرۡتُمۡ مِّنۡ نَّذۡرٍ فَاِنَّ اللّٰہَ یَعۡلَمُہٗ ؕ وَ مَا لِلظّٰلِمِیۡنَ مِنۡ اَنۡصَارٍ ﴿۲۷۰﴾

002.270 Wama anfaqtum min nafaqatin aw nathartum min nathrin fa-inna Allaha yaAAlamuhu wama lilththalimeena min ansarin

2:270 En wat jullie ook in liefdadigheid uitgeven en welke eed jullie ook afleggen: voorwaar, Allah weet man en de onrechtplegers hebben geen helpers.


اِنۡ تُبۡدُوا الصَّدَقٰتِ فَنِعِمَّا ہِیَ ۚ وَ اِنۡ تُخۡفُوۡہَا وَ تُؤۡتُوۡہَا الۡفُقَرَآءَ فَہُوَ خَیۡرٌ لَّکُمۡ ؕ وَ یُکَفِّرُ عَنۡکُمۡ مِّنۡ سَیِّاٰتِکُمۡ ؕ وَ اللّٰہُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ خَبِیۡرٌ ﴿۲۷۱﴾

002.271 In tubdoo alssadaqati faniAAimma hiya wa-in tukhfooha watu/tooha alfuqaraa fahuwa khayrun lakum wayukaffiru AAankum min sayyi-atikum waAllahu bima taAAmaloona khabeerun

2:271 Als jullie de liefdadigheid openlijk geven, dan is dat best, en als jullie haar heimelijk aan de armen geven is dat beter voor jullie en het wist jullie zonden uit. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.


لَیۡسَ عَلَیۡکَ ہُدٰىہُمۡ وَ لٰکِنَّ اللّٰہَ یَہۡدِیۡ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ مَا تُنۡفِقُوۡا مِنۡ خَیۡرٍ فَلِاَنۡفُسِکُمۡ ؕ وَ مَا تُنۡفِقُوۡنَ اِلَّا ابۡتِغَآءَ وَجۡہِ اللّٰہِ ؕ وَ مَا تُنۡفِقُوۡا مِنۡ خَیۡرٍ یُّوَفَّ اِلَیۡکُمۡ وَ اَنۡتُمۡ لَا تُظۡلَمُوۡنَ ﴿۲۷۲﴾

002.272 Laysa AAalayka hudahum walakinna Allaha yahdee man yashao wama tunfiqoo min khayrin fali-anfusikum wama tunfiqoona illa ibtighaa wajhi Allahi wama tunfiqoo min khayrin yuwaffa ilaykum waantum la tuthlamoona

2:272 Het is niet aan jou hen te leiden, maar Allah leidt wie Hij wil, en wat jullie aan goeds geven is voor jullie zelf. En jullie geven slechts liefdadigheid omwille van het welbehagen van Allah. En wat jullie ook van het goede geven zal jullie beloond worden en jullie zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.


لِلۡفُقَرَآءِ الَّذِیۡنَ اُحۡصِرُوۡا فِیۡ سَبِیۡلِ اللّٰہِ لَا یَسۡتَطِیۡعُوۡنَ ضَرۡبًا فِی الۡاَرۡضِ ۫ یَحۡسَبُہُمُ الۡجَاہِلُ اَغۡنِیَآءَ مِنَ التَّعَفُّفِ ۚ تَعۡرِفُہُمۡ بِسِیۡمٰہُمۡ ۚ لَا یَسۡـَٔلُوۡنَ النَّاسَ اِلۡحَافًا ؕ وَ مَا تُنۡفِقُوۡا مِنۡ خَیۡرٍ فَاِنَّ اللّٰہَ بِہٖ عَلِیۡمٌ ﴿۲۷۳﴾

002.273 Lilfuqara-i allatheena ohsiroo fee sabeeli Allahi la yastateeAAoona darban fee al-ardi yahsabuhumu aljahilu aghniyaa mina alttaAAaffufi taAArifuhum biseemahum la yas-aloona alnnasa ilhafan wama tunfiqoo min khayrin fa-inna Allaha bihi AAaleemun

2:273 (De liefdadigheid is) voor de armen die, op de Weg van Allah, weerhouden zijn (te werken), zij zijn niet in staat op deze aarde te reizen (om te werken). Door hun bescheidenheid vermoedt de onwetende dat zij rijk zijn, je herkent hen aan hun tekens: zij vragen niet van de mensen op opdringerige wijze. En wat jullie ook van het goede uitgeven, voorwaar, Allah weet ervan.


اَلَّذِیۡنَ یُنۡفِقُوۡنَ اَمۡوَالَہُمۡ بِالَّیۡلِ وَ النَّہَارِ سِرًّا وَّ عَلَانِیَۃً فَلَہُمۡ اَجۡرُہُمۡ عِنۡدَ رَبِّہِمۡ ۚ وَ لَا خَوۡفٌ عَلَیۡہِمۡ وَ لَا ہُمۡ یَحۡزَنُوۡنَ ﴿۲۷۴﴾ؔ

002.274 Allatheena yunfiqoona amwalahum biallayli waalnnahari sirran waAAalaniyatan falahum ajruhum AAinda rabbihim wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona

2:274 En degenen die 's nachts en overdag van hun eigendommen uitgeven, heimelijk en openlijk, voor hen is hun beloning bij hun Heer, en voor hen zal er geen vrees zijn en zij zullen treuren.


اَلَّذِیۡنَ یَاۡکُلُوۡنَ الرِّبٰوا لَا یَقُوۡمُوۡنَ اِلَّا کَمَا یَقُوۡمُ الَّذِیۡ یَتَخَبَّطُہُ الشَّیۡطٰنُ مِنَ الۡمَسِّ ؕ ذٰلِکَ بِاَنَّہُمۡ قَالُوۡۤا اِنَّمَا الۡبَیۡعُ مِثۡلُ الرِّبٰوا ۘ وَ اَحَلَّ اللّٰہُ الۡبَیۡعَ وَ حَرَّمَ الرِّبٰوا ؕ فَمَنۡ جَآءَہٗ مَوۡعِظَۃٌ مِّنۡ رَّبِّہٖ فَانۡتَہٰی فَلَہٗ مَا سَلَفَ ؕ وَ اَمۡرُہٗۤ اِلَی اللّٰہِ ؕ وَ مَنۡ عَادَ فَاُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ النَّارِ ۚ ہُمۡ فِیۡہَا خٰلِدُوۡنَ ﴿۲۷۵﴾

002.275 Allatheena ya/kuloona alrriba la yaqoomoona illa kama yaqoomu allathee yatakhabbatuhu alshshaytanu mina almassi thalika bi-annahum qaloo innama albayAAu mithlu alrriba waahalla Allahu albayAAa waharrama alrriba faman jaahu mawAAithatun min rabbihi faintaha falahu ma salafa waamruhu ila Allahi waman AAada faola-ika as-habu alnnari hum feeha khalidoona

2:275 Degenen die van de rente eten zullen niet anders opstaan als degene die opstaat en door de Satan tot bezetenheid is geslagen. Dat is omdat zij zeggen: "De handel is te vergelijken met rente". Maar Allah heeft de handel toegestaan en de rente verboden. En wie nadat de vermaning van zijn Heer tot hem is gekomen stopt: voor hem is wat hij al heeft, zijn zaak is aan Allah, maar wie het herhaalt: zij zijn de bewoners van de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden.


یَمۡحَقُ اللّٰہُ الرِّبٰوا وَ یُرۡبِی الصَّدَقٰتِ ؕ وَ اللّٰہُ لَا یُحِبُّ کُلَّ کَفَّارٍ اَثِیۡمٍ ﴿۲۷۶﴾

002.276 Yamhaqu Allahu alrriba wayurbee alssadaqati waAllahu la yuhibbu kulla kaffarin atheemin

2:276 Allah zal de rente al zijn zegeningen ontnemen en Hij zal (de zegeningen) van de liefdadigheid vermeerderen en Hij houdt van geen enkele ondankbare zondaar.


اِنَّ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ وَ اَقَامُوا الصَّلٰوۃَ وَ اٰتَوُا الزَّکٰوۃَ لَہُمۡ اَجۡرُہُمۡ عِنۡدَ رَبِّہِمۡ ۚ وَ لَا خَوۡفٌ عَلَیۡہِمۡ وَ لَا ہُمۡ یَحۡزَنُوۡنَ ﴿۲۷۷﴾

002.277 Inna allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati waaqamoo alssalata waatawoo alzzakata lahum ajruhum AAinda rabbihim wala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona

2:277 Voorwaar, degenen die geloven en goede daden verrichten en de shalat onderhouden en de zakat geven, voor hen zal de beloning bij hun Heer zijn. En zij zullen niet angstig zijn en zij zullen niet treuren.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوا اتَّقُوا اللّٰہَ وَ ذَرُوۡا مَا بَقِیَ مِنَ الرِّبٰۤوا اِنۡ کُنۡتُمۡ مُّؤۡمِنِیۡنَ ﴿۲۷۸﴾

002.278 Ya ayyuha allatheena amanoo ittaqoo Allaha watharoo ma baqiya mina alrriba in kuntum mu/mineena

2:278 O jullie die geloven, vreest Allah en geeft op wat er van (vragen) van rente overblijft, als jullie gelovigen zijn.


فَاِنۡ لَّمۡ تَفۡعَلُوۡا فَاۡذَنُوۡا بِحَرۡبٍ مِّنَ اللّٰہِ وَ رَسُوۡلِہٖ ۚ وَ اِنۡ تُبۡتُمۡ فَلَکُمۡ رُءُوۡسُ اَمۡوَالِکُمۡ ۚ لَا تَظۡلِمُوۡنَ وَ لَا تُظۡلَمُوۡنَ ﴿۲۷۹﴾

002.279 Fa-in lam tafAAaloo fa/thanoo biharbin mina Allahi warasoolihi wa-in tubtum falakum ruoosu amwalikum la tathlimoona wala tuthlamoona

2:279 En wanneer jullie (dit) niet doen: wees op de hoogte van de oorlog van Allah en Zijn Boodschapper. Maar als jullie berouwvol zijn: dan blijft het oorspronkelijke bezit voor jullie. Jullie plegen (dan) geen onrechtvaardigheid en jullie worden niet onrechtvaardig behandeld.


وَ اِنۡ کَانَ ذُوۡ عُسۡرَۃٍ فَنَظِرَۃٌ اِلٰی مَیۡسَرَۃٍ ؕ وَ اَنۡ تَصَدَّقُوۡا خَیۡرٌ لَّکُمۡ اِنۡ کُنۡتُمۡ تَعۡلَمُوۡنَ ﴿۲۸۰﴾

002.280 Wa-in kana thoo AAusratin fanathiratun ila maysaratin waan tasaddaqoo khayrun lakum in kuntum taAAlamoona

2:280 En wanneer degene die schuldig is in moeilijkheden verkeerd, geeft dan uitstel tot een makkelijker tijd (voor hem), en wanneer jullie het (verschuldigde) als liefdadigheid beschouwen is dat beter voor jullie, als jullie het weten.


وَ اتَّقُوۡا یَوۡمًا تُرۡجَعُوۡنَ فِیۡہِ اِلَی اللّٰہِ ٭۟ ثُمَّ تُوَفّٰی کُلُّ نَفۡسٍ مَّا کَسَبَتۡ وَ ہُمۡ لَا یُظۡلَمُوۡنَ ﴿۲۸۱﴾

002.281 Waittaqoo yawman turjaAAoona feehi ila Allahi thumma tuwaffa kullu nafsin ma kasabat wahum la yuthlamoona

2:281 En vreest de Dag waarop jullie tot Allah teruggevoerd zullen worden: dan zal iedere ziel beloond worden voor wat zij verdiend heeft, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.


یٰۤاَیُّہَا الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡۤا اِذَا تَدَایَنۡتُمۡ بِدَیۡنٍ اِلٰۤی اَجَلٍ مُّسَمًّی فَاکۡتُبُوۡہُ ؕ وَ لۡیَکۡتُبۡ بَّیۡنَکُمۡ کَاتِبٌۢ بِالۡعَدۡلِ ۪ وَ لَا یَاۡبَ کَاتِبٌ اَنۡ یَّکۡتُبَ کَمَا عَلَّمَہُ اللّٰہُ فَلۡیَکۡتُبۡ ۚ وَ لۡیُمۡلِلِ الَّذِیۡ عَلَیۡہِ الۡحَقُّ وَ لۡیَتَّقِ اللّٰہَ رَبَّہٗ وَ لَا یَبۡخَسۡ مِنۡہُ شَیۡئًا ؕ فَاِنۡ کَانَ الَّذِیۡ عَلَیۡہِ الۡحَقُّ سَفِیۡہًا اَوۡ ضَعِیۡفًا اَوۡ لَا یَسۡتَطِیۡعُ اَنۡ یُّمِلَّ ہُوَ فَلۡیُمۡلِلۡ وَلِیُّہٗ بِالۡعَدۡلِ ؕ وَ اسۡتَشۡہِدُوۡا شَہِیۡدَیۡنِ مِنۡ رِّجَالِکُمۡ ۚ فَاِنۡ لَّمۡ یَکُوۡنَا رَجُلَیۡنِ فَرَجُلٌ وَّ امۡرَاَتٰنِ مِمَّنۡ تَرۡضَوۡنَ مِنَ الشُّہَدَآءِ اَنۡ تَضِلَّ اِحۡدٰىہُمَا فَتُذَکِّرَ اِحۡدٰىہُمَا الۡاُخۡرٰی ؕ وَ لَا یَاۡبَ الشُّہَدَآءُ اِذَا مَا دُعُوۡا ؕ وَ لَا تَسۡـَٔمُوۡۤا اَنۡ تَکۡتُبُوۡہُ صَغِیۡرًا اَوۡ کَبِیۡرًا اِلٰۤی اَجَلِہٖ ؕ ذٰلِکُمۡ اَقۡسَطُ عِنۡدَ اللّٰہِ وَ اَقۡوَمُ لِلشَّہَادَۃِ وَ اَدۡنٰۤی اَلَّا تَرۡتَابُوۡۤا اِلَّاۤ اَنۡ تَکُوۡنَ تِجَارَۃً حَاضِرَۃً تُدِیۡرُوۡنَہَا بَیۡنَکُمۡ فَلَیۡسَ عَلَیۡکُمۡ جُنَاحٌ اَلَّا تَکۡتُبُوۡہَا ؕ وَ اَشۡہِدُوۡۤا اِذَا تَبَایَعۡتُمۡ ۪ وَ لَا یُضَآرَّ کَاتِبٌ وَّ لَا شَہِیۡدٌ ۬ؕ وَ اِنۡ تَفۡعَلُوۡا فَاِنَّہٗ فُسُوۡقٌۢ بِکُمۡ ؕ وَ اتَّقُوا اللّٰہَ ؕ وَ یُعَلِّمُکُمُ اللّٰہُ ؕ وَ اللّٰہُ بِکُلِّ شَیۡءٍ عَلِیۡمٌ ﴿۲۸۲﴾

002.282 Ya ayyuha allatheena amanoo itha tadayantum bidaynin ila ajalin musamman faoktuboohu walyaktub baynakum katibun bialAAadli wala ya/ba katibun an yaktuba kama AAallamahu Allahu falyaktub walyumlili allathee AAalayhi alhaqqu walyattaqi Allaha rabbahu wala yabkhas minhu shay-an fa-in kana allathee AAalayhi alhaqqu safeehan aw daAAeefan aw la yastateeAAu an yumilla huwa falyumlil waliyyuhu bialAAadli waistashhidoo shaheedayni min rijalikum fa-in lam yakoona rajulayni farajulun waimraatani mimman tardawna mina alshshuhada-i an tadilla ihdahuma fatuthakkira ihdahuma al-okhra wala ya/ba alshshuhadao itha ma duAAoo wala tas-amoo an taktuboohu sagheeran aw kabeeran ila ajalihi thalikum aqsatu AAinda Allahi waaqwamu lilshshahadati waadna alla tartaboo illa an takoona tijaratan hadiratan tudeeroonaha baynakum falaysa AAalaykum junahun alla taktubooha waashhidoo itha tabayaAAtum wala yudarra katibun wala shaheedun wa-in tafAAaloo fa-innahu fusooqun bikum waittaqoo Allaha wayuAAallimukumu Allahu waAllahu bikulli shay-in AAaleemun

2:282 O jullie die geloven, wanneer jullie een lening afsluiten tot een vastgestelde tijd, legt deze dan schriftelijk vast, en laat een schrijver van onder jullie op rechtvaardige wijze schrijven en laat de schrijver niet weigeren te schrijven zoals Allah hem onderwees. Laat hem dus schrijven en laat degene die de schuld aangaat dicteren en laat hem Allah zijn heer vrezen en laat hem niets (van wat hij schuldig is) in mindering brengen. En in het geval dat degene die de schuld aangaat dwaas of zwak is, of niet in staat om zelf te dicteren, laat dan zijn verzorger waarheidsgetrouw dicteren. En laat twee getuigen van onder jullie mannen getuigen, en als er niet twee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen die jullie als getuigen goedkeuren, zodat als één van hen zich vergist, de andere haar kan verbeteren. En laat de getuigen niet weigeren wanneer zij opgeroepen worden. Veronachtzaamt niet het op te schrijven, klein of groot, tot zijn vastgestelde tijd, dat is rechtvaardiger bij Allah, en oprechter als bewijs en (het) vermindert de twijfels. Behalve wanneer het een contante transactie betreft die jullie met elkaar regelen, er treft jullie dan geen verwijt wanneer jullie het niet opschrijven. Maar neemt getuigen wanneer jullie handel drijven. Laat noch de schrijver, noch de getuige benadeeld worden, wanneer jullie het (toch) doen: dan zou dat een zware zonde van jullie zijn. En vreest Allah, en het is Allah Die jullie onderwijst, en Allah is Alwetende over alle zaken.


وَ اِنۡ کُنۡتُمۡ عَلٰی سَفَرٍ وَّ لَمۡ تَجِدُوۡا کَاتِبًا فَرِہٰنٌ مَّقۡبُوۡضَۃٌ ؕ فَاِنۡ اَمِنَ بَعۡضُکُمۡ بَعۡضًا فَلۡیُؤَدِّ الَّذِی اؤۡتُمِنَ اَمَانَتَہٗ وَ لۡیَتَّقِ اللّٰہَ رَبَّہٗ ؕ وَ لَا تَکۡتُمُوا الشَّہَادَۃَ ؕ وَ مَنۡ یَّکۡتُمۡہَا فَاِنَّہٗۤ اٰثِمٌ قَلۡبُہٗ ؕ وَ اللّٰہُ بِمَا تَعۡمَلُوۡنَ عَلِیۡمٌ ﴿۲۸۳﴾

002.283 Wa-in kuntum AAala safarin walam tajidoo katiban farihanun maqboodatun fa-in amina baAAdukum baAAdan falyu-addi allathee i/tumina amanatahu walyattaqi Allaha rabbahu wala taktumoo alshshahadata waman yaktumha fa-innahu athimun qalbuhu waAllahu bima taAAmaloona AAaleemun

2:283 En wanneer jullie op reis zijn, en jullie kunnen geen schrijver vinden, dan kan een plechtige belofte met onderpand (hetzelfde doel dienen). En als jullie elkaar iets toevertrouwen, laat dan degene die iets toevertrouwd is, dit vertrouwen waard zijn en laat hem Allah zijn Heer vrezen. En verbergt geen bewijs. En wie het verbergt: voorwaar, zijn hart wordt zondig. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.


لِلّٰہِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الۡاَرۡضِ ؕ وَ اِنۡ تُبۡدُوۡا مَا فِیۡۤ اَنۡفُسِکُمۡ اَوۡ تُخۡفُوۡہُ یُحَاسِبۡکُمۡ بِہِ اللّٰہُ ؕ فَیَغۡفِرُ لِمَنۡ یَّشَآءُ وَ یُعَذِّبُ مَنۡ یَّشَآءُ ؕ وَ اللّٰہُ عَلٰی کُلِّ شَیۡءٍ قَدِیۡرٌ ﴿۲۸۴﴾

002.284 Lillahi ma fee alssamawati wama fee al-ardi wa-in tubdoo ma fee anfusikum aw tukhfoohu yuhasibkum bihi Allahu fayaghfiru liman yashao wayuAAaththibu man yashao waAllahu AAala kulli shay-in qadeerun

2:284 Aan Allah behoort alles wat er in de hemelen en op de aarde is, en of jullie nu openlijk laten blijken wat er in jullie zielen is, of jullie verbergen het: Allah zal jullie ervoor de rekening opmaken, en Hij vergeeft wie Hij wil, en Hij bestraft wie Hij wil, en Allah is Almachtig over alle zaken.


اٰمَنَ الرَّسُوۡلُ بِمَاۤ اُنۡزِلَ اِلَیۡہِ مِنۡ رَّبِّہٖ وَ الۡمُؤۡمِنُوۡنَ ؕ کُلٌّ اٰمَنَ بِاللّٰہِ وَ مَلٰٓئِکَتِہٖ وَ کُتُبِہٖ وَ رُسُلِہٖ ۟ لَا نُفَرِّقُ بَیۡنَ اَحَدٍ مِّنۡ رُّسُلِہٖ ۟ وَ قَالُوۡا سَمِعۡنَا وَ اَطَعۡنَا ٭۫ غُفۡرَانَکَ رَبَّنَا وَ اِلَیۡکَ الۡمَصِیۡرُ ﴿۲۸۵﴾

002.285 Amana alrrasoolu bima onzila ilayhi min rabbihi waalmu/minoona kullun amana biAllahi wamala-ikatihi wakutubihi warusulihi la nufarriqu bayna ahadin min rusulihi waqaloo samiAAna waataAAna ghufranaka rabbana wa-ilayka almaseeru

2:285 De Boodschapper gelooft in wat hem van zijn Heer is geopenbaard, en (ook) de gelovigen, allen geloven in Allah, en Zijn Engelen en Zijn Boeken en Zijn Boodschappers. Wij maken geen onderscheid tussen Zijn Boodschappers. Zij zeiden: "Wij luisteren en wij gehoorzamen, vergeef ons, onze heer, en tot U is de terugkeer".


لَا یُکَلِّفُ اللّٰہُ نَفۡسًا اِلَّا وُسۡعَہَا ؕ لَہَا مَا کَسَبَتۡ وَ عَلَیۡہَا مَا اکۡتَسَبَتۡ ؕ رَبَّنَا لَا تُؤَاخِذۡنَاۤ اِنۡ نَّسِیۡنَاۤ اَوۡ اَخۡطَاۡنَا ۚ رَبَّنَا وَ لَا تَحۡمِلۡ عَلَیۡنَاۤ اِصۡرًا کَمَا حَمَلۡتَہٗ عَلَی الَّذِیۡنَ مِنۡ قَبۡلِنَا ۚ رَبَّنَا وَ لَا تُحَمِّلۡنَا مَا لَا طَاقَۃَ لَنَا بِہٖ ۚ وَ اعۡفُ عَنَّا ٝ وَ اغۡفِرۡ لَنَا ٝ وَ ارۡحَمۡنَا ٝ اَنۡتَ مَوۡلٰىنَا فَانۡصُرۡنَا عَلَی الۡقَوۡمِ الۡکٰفِرِیۡنَ ﴿۲۸۶﴾

002.286 La yukallifu Allahu nafsan illa wusAAaha laha ma kasabat waAAalayha ma iktasabat rabbana la tu-akhithna in naseena aw akhta/na rabbana wala tahmil AAalayna isran kama hamaltahu AAala allatheena min qablina rabbana wala tuhammilna ma la taqata lana bihi waoAAfu AAanna waighfir lana wairhamna anta mawlana faonsurna AAala alqawmi alkafireena

2:286 Allah belast niemand dan volgens zijn vermogen. Voor hem is hetgeen (de beloning) dat hij doet en voor hem is hetgeen (de bestraffing) wat hij doet. (Zeg:) "Onze Heer, bestraf ons niet als wij vergeten of als wij fouten maken. Onze Heer, belast ons niet zoals U degenen vóór ons belast heeft. Onze Heer belast ons niet met wat wij niet kunnen dragen en scheld ons kwijt en vergeef ons en wees ons genadig. U bent onze Meester en help ons tegen het ongelovige volk".
Terug naar boven Ga naar beneden
https://ummatun-wahida.1forum.biz
Gesponsorde inhoud





Al-Baqarah Empty
BerichtOnderwerp: Re: Al-Baqarah   Al-Baqarah Empty

Terug naar boven Ga naar beneden
 
Al-Baqarah
Terug naar boven 
Pagina 1 van 1

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
UMMATUN WAHIDA :: Quran :: Volledige Quran: Arabisch, Nederlandse interpretatie en fonetisch-
Ga naar: