En voorwaar, deze godsdienst (de Islam) is jullie godsdienst, de enigste. En Ik ben jullie Heer, vreest Mij daarom.
{Qs al Muminun ayah 52}
UMMATUN WAHIDA
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.
UMMATUN WAHIDA
Wa-inna hathihi ommatukum UMMATUN WAHIDATAN waana rabbukum faittaqooni En voorwaar, deze godsdienst (de Islam) is jullie godsdienst, de enigste. En Ik ben jullie Heer, vreest Mij daarom.
018.002 Qayyiman liyunthira ba/san shadeedan min ladunhu wayubashshira almu/mineena allatheena yaAAmaloona alssalihati anna lahum ajran hasanan
18:2 Als rechte Leiding, om te waarschuwen voor een harde bestraffing van Zijn Zijde en om een verheugende tijding te brengen aan de gelovigen, degenen die goede daden verrichten: dat er voor hen een goede beloning is (het Paradijs).
018.010 Ith awa alfityatu ila alkahfi faqaloo rabbana atina min ladunka rahmatan wahayyi/ lana min amrina rashadan
18:10 Toen de jongeren een schuilplaats in de Grot zochten, zeiden zij: "O onze Heer, schenk ons van Uw Zijde Barmhartigheid en bereid ons een rechte weg voor onze zaak."
018.014 Warabatna AAala quloobihim ith qamoo faqaloo rabbuna rabbu alssamawati waal-ardi lan nadAAuwa min doonihi ilahan laqad qulna ithan shatatan
18:14 En Wij versterkten hun harten toen zij op stonden, en zeiden: "Onze Heer, Heer van de hemelen en de aarde, nooit zullen Wij een god naast Hem aanroepen: anders zullen wij een enorme leugen uitgesproken!
18:15 Onze volk heeft naast Hem goden genomen, ondanks dat zij geen duidelijk bewijs kunnen tonen. En wie is er onrechtvaardiger dan degene die over Allah leugens verzint?
018.016 Wa-ithi iAAtazaltumoohum wama yaAAbudoona illa Allaha fa/woo ila alkahfi yanshur lakum rabbukum min rahmatihi wayuhayyi/ lakum min amrikum mirfaqan
18:16 En wanneer jullie van hen afwenden en van wat zij aanbidden anders dan Allah. zoek dan beschermen in de grot. En Allah zal Zijn Barmhartigheid over jullie spreiden, en uw taak vergemakkelijken.
18:17 En u zou zien dat de zon bij opkomst zich aan de rechterzijde van hun grot declineerde en bij zonsondergang zich aan de linkerzijde declineerde, terwijl zij in de open ruimte erin lagen. Dit behoort tot de tekenen van Allah. Wie door Allah geleid wordt, hij word juist geleid. En wie zichzelf tot dwaling brengt, zal nooit een helper vinden die hem op het recht pad zal brengen.
18:18 En u zou gedacht hebben dat zij wakker waren, terwijl zij sliepen. En Wij draaiden hen op hun rechterkant en op hun linkerkant en hun hond lag uitgestrekt met zijn voorpoten bij de ingang. Als u hen zou zien, u zou zeker vluchten en u zou met angst voor hen vervuld zijn.
018.019 Wakathalika baAAathnahum liyatasaaloo baynahum qala qa-ilun minhum kam labithtum qaloo labithna yawman aw baAAda yawmin qaloo rabbukum aAAlamu bima labithtum faibAAathoo ahadakum biwariqikum hathihi ila almadeenati falyanthur ayyuha azka taAAaman falya/tikum birizqin minhu walyatalattaf wala yushAAiranna bikum ahadan
18:19 En wij deden hen weder opstaan, zodat zij elkaar zouden ondervragen. Eén van hen zei: "Hoe lang zijn jullie (hier) gebleven?" Zij zeiden: Wij verbleven (hier) een dag of een gedeelte van een dag." Zij zeiden: "Allah weet het best hoelang jullie hier gebleven zijn. Stuur één van jullie met dit biljet van ons naar de stad om te zien wat het beste voedsel is en laat hem daar iets van meebrengen. En laat hem voorzichtig zijn, en laat niemand iets over ons weten.
018.020 Innahum in yathharoo AAalaykum yarjumookum aw yuAAeedookum fee millatihim walan tuflihoo ithan abadan
18:20 Voorwaar, als zij de macht over jullie krijgen, dan zullen zij jullie stenigen, of jullie bekeren tot hun godsdienst en dan zullen jullie nooit slagen.
18:21 Zo maakten wij hun toestand bekend, zodat zij weten dat de belofte van Allah Waar is en dat er geen twijfel is over de dag des oordeel. Toen zij (de mensen in de stad) over hun geval twistten, zeiden zij: "Bouw een gebouw over hen." Hun Heer weet het best over hen. Degenen die de overhand hadden, zeiden: "Wij zullen zeker over hen een moskee maken."
018.022 Sayaqooloona thalathatun rabiAAuhum kalbuhum wayaqooloona khamsatun sadisuhum kalbuhum rajman bialghaybi wayaqooloona sabAAatun wathaminuhum kalbuhum qul rabbee aAAlamu biAAiddatihim ma yaAAlamuhum illa qaleelun fala tumari feehim illa miraan thahiran wala tastafti feehim minhum ahadan
18:22 Zij zullen zeggen: "(Zij waren met) drie, hun vierde was hun hond," en zij zeggen, "Vijf, hun zesde was hun hond," radend naar het onbekende. En zij zeggen: "Zeven, hun achtste was hun hond." Zeg: "Mijn Heer kent hun aantal beter, zij weten het niet, behalve weinigen." Redetwist daarom niet over hen, behalve met een duidelijk twistgesprek. En ondervraagt niemand over hen.
018.024 Illa an yashaa Allahu waothkur rabbaka itha naseeta waqul AAasa an yahdiyani rabbee li-aqraba min hatha rashadan
18:24 (Zeg) slechts: "Indien Allah het wil." En herinner u uw Heer indien u vergeet, en zeg: "Hopelijk zal mijn Heer mij leiden naar wat dichterbij is van deze Leiding."
018.026 Quli Allahu aAAlamu bima labithoo lahu ghaybu alssamawati waal-ardi absir bihi waasmiAA ma lahum min doonihi min waliyyin wala yushriku fee hukmihi ahadan
18:26 Zeg (O Mohammed): "Allah weet beter hoelang zij er verbleven, aan Hem behoort het verborgene van de hemelen en de aarde. Wat is Hij scherpziend en wat is Hij sherphorend! Zij hebben buiten hem geen beschermer en Hij deelt zijn oordeel met niemand."
18:28 En wees zelf geduldig met degenen die hun Heer in de morgen en de avond aanroepen, zij wensen Zijn Aangezicht. En wendt uw ogen niet af van hen omdat u de versierselen van het wereldse leven wenst. En luistert niet naar degene wiens hart Wij Onze gedachtenis hebben doen veronachtzamen en (die) zijn begeerten volgt: en hij is in overtreding in zijn zaak.
18:29 En zeg: "De Waarheid is van jullie Heer: dus wie wil, laat hem geloven; en wie wil, laat hem ongelovig zijn." Wij hebben voor de onrechtplegers het vuur voorbereid, waarvan de rook hen als een tent omhult. En als zij hulp (tegen dorst) vragen worden zij geholpen met water als gesmolten metaal dat hun gezichten roostert. Dat is pas een slechte drank en het is de slechtste rustplaats!
018.031 Ola-ika lahum jannatu AAadnin tajree min tahtihimu al-anharu yuhallawna feeha min asawira min thahabin wayalbasoona thiyaban khudran min sundusin wa-istabraqin muttaki-eena feeha AAala al-ara-iki niAAma alththawabu wahasunat murtafaqan
18:31 Voor hun zijn de Tuinen van 'Adn (het Paradijs) bestemd, waar onder de rivieren stromen. Zij zullen erin versierd worden met kettingen van goud en zij dragen groene gewaden van zijde en brokaat, erin leunend op kussens. De beste beloning en de beste verblijfplaats!
18:32 En zet voor hun een gelijkenis van twee mannen: aan één van hen gaven Wij twee tuinen met druivenstruiken en Wij omringden die met dadelpalmen (en) tussen beide in landbouwgewassen.
18:36 En ik denk niet dat de dag des oordeel ooit zal komen, en zelfs al zal ik tot mijn Heer teruggebracht worden: ik zal ervoor zeker een betere plaats van terugkeer vinden."
018.037 Qala lahu sahibuhu wahuwa yuhawiruhu akafarta biallathee khalaqaka min turabin thumma min nutfatin thumma sawwaka rajulan
18:37 Zijn (gelovige) metgezel zei, toen hij met hem in gesprek was: "Geloof u niet in Degene Die u van aarde geschapen (Adam) heeft, vervolgens uit een druppel sperma, en u ten slotte tot mens vormde?"
018.039 Walawla ith dakhalta jannataka qulta ma shaa Allahu la quwwata illa biAllahi in tarani ana aqalla minka malan wawaladan
18:39 En had u maar gezegd, terwijl u uw tuin binnentrad: 'Ma sja'a Allah, la qoewwata illabillah' - (Wat Allah wil, er is geen kracht dan door Allah). Als u van mij ziet, dat ik minder dan u ben, op het gebied van bezit en kinderen,
18:42 En zijn vruchten werden vernietigd. Toen begon hij zich in zijn handen te wringen, over wat hij ervoor uitgegeven had en dat zij (de tuinen) nu tot de bodem toe geruïneerd waren." En hij zei: "Wee mij, had ik maar mijn Heer niet één deelgenoot toegekend!"
018.044 Hunalika alwalayatu lillahi alhaqqi huwa khayrun thawaban wakhayrun AAuqban
18:44 Daar (op de dag desoordeels), Al-Walayah (bescherming, macht, autoriteit en koninkrijk) is van Allah (alleen), de Ware. Hij is beter (als gever van) een beloning en beter (als gever van) een bestemming.
18:45 En maak voor hen de vergelijking met het wereldse leven: het is als water dat Wij uit de hemel neerdalen; het vermengde zich met de beplanting van de aarde. Vervolgens werd deze tot droge stoppels en de wind verwaaide deze. En Allah is Almachtig over alle zaken.
18:46 Het bezit van rijkdom en zonen zijn de versieringen van het wereldse leven, maar de goede blijvende (daden) zijn beter bij uw Heer, als beloning en betere hoop.
18:47 En op de Dag (dag des oordeel) dat Wij de bergen doen voortdrijven (als wolken), zal u de aarde duidelijk zien. En Wij zullen hen verzamelen en Wij zullen niet één van hen achterlaten.
018.048 WaAAuridoo AAala rabbika saffan laqad ji/tumoona kama khalaqnakum awwala marratin bal zaAAamtum allan najAAala lakum mawAAidan
18:48 En zij zullen voor uw Heer in rijen opgesteld worden (en Allah zal tot hen zeggen): "Voorzeker, u bent tot Ons gekomen zoals Wij u de eerste keer schiepen. uw vermoedden zelfs dat Wij de afspraak met jullie nooit zouden maken."
018.049 WawudiAAa alkitabu fatara almujrimeena mushfiqeena mimma feehi wayaqooloona ya waylatana ma lihatha alkitabi la yughadiru sagheeratan wala kabeeratan illa ahsaha wawajadoo ma AAamiloo hadiran wala yathlimu rabbuka ahadan
18:49 En het boek (met hun daden) zal voor hen geplaatst worden en u zult de zondaren in angst zien door het geen wat erin staat. En zij zullen zeggen: "Wee ons, wat is dat voor boek dat niets kleins weglaat en niets groots, zonder dat berekend te hebben!" En zij zullen wat zij deden vóór zich vinden. En uw Heer doet niet één van hen onrecht aan.
018.050 Wa-ith qulna lilmala-ikati osjudoo li-adama fasajadoo illa ibleesa kana mina aljinni fafasaqa AAan amri rabbihi afatattakhithoonahu wathurriyyatahu awliyaa min doonee wahum lakum AAaduwwun bi/sa lilththalimeena badalan
18:50 En (gedenkt) toen Wij tot de Engelen zeiden: "Prosterneer uzelf voor Adam", toen prosterneerde zij zich, behalve Iblis, hij behoorde tot de Dijinn's en hij schond het gebod van zijn Heer. Zouden jullie dan hem en zijn nageslacht in plaats van mij als beschermer nemen, terwijl zij voor jullie vijanden zijn? Slecht is de ruil voor de onrechtvaardige!
18:51 Ik roep hen niet op om te getuigen van de schepping van de hemelen en de aarde en niet van de schepping van henzelf, en Ik neem niet degenen die doen dwalen als helpers.
18:52 En op de Dag waarop Hij zegt: "Roept de deelgenoten op waarvan u (het bestaan) vermoedde," zullen zij hen oproepen, maar zij zullen hen niet antwoorden en Wij zullen tussen hen een barrière (van vuur) maken.
018.055 Wama manaAAa alnnasa an yu/minoo ith jaahumu alhuda wayastaghfiroo rabbahum illa an ta/tiyahum sunnatu al-awwaleena aw ya/tiyahumu alAAathabu qubulan
18:55 En de mensen werden toen de leiding tot hen kwam niet gehinderd te geloven en hun Heer om vergeving te vragen, opdat de handelwijze die de vroegere trof, of de bestraffing die zichtbaar over hen kwam.
18:56 En Wij zenden de Boodschappers slechts als verkondigers van goede tijdingen en waarschuwers. En degenen die ongelovig zijn twisten slechts op valse wijze om daarmee de Waarheid te vernietigen. En zij nemen Mijn Tekenen en dat waarvoor gewaarschuwd werd, ter bespotting.
18:57 En wie is er onrechtvaardiger dan degene die met de Tekenen van zijn Heer vermaand wordt, maar zich daarvan afwendt en vergeet wat zijn handen gedaan hebben? Voorwaar, Wij hebben over hun harten een versluiering aangebracht, zodat zij het niet begrijpen, en in hun oren doofheid. En indien u hen tot de Leiding oproept, dan zullen zij zich toch nooit in de goede richting laten leiden.
Ummatun_wahida Admin
Aantal berichten : 419 Registratiedatum : 09-12-12
Onderwerp: Re: Surah Al-Kahf za jan 12, 2013 12:37 pm
018.058 Warabbuka alghafooru thoo alrrahmati law yu-akhithuhum bima kasaboo laAAajjala lahumu alAAathaba bal lahum mawAAidun lan yajidoo min doonihi maw-ilan
18:58 En uw Heer is de Vergevensgezind, Bezitter van de Barmhartigheid. Indien Hij hen zou grijpen voor wat zij verricht hebben, dan zou Hij zeker de bestraffing voor hen versneld hebben. Maar voor hen is er de afspraak (op de dag des oordeel), nooit zullen zij buiten Hem een toevlucht vinden.
018.060 Wa-ith qala moosa lifatahu la abrahu hatta ablugha majmaAAa albahrayni aw amdiya huquban
18:60 En (gedenkt) toen Mozes tot zijn knecht zei: "Ik zal niet ophouden voordat ik de plaats bereik waar de twee zeeën samenkomen of ik zal altijd doorgaan."
018.063 Qala araayta ith awayna ila alssakhrati fa-innee naseetu alhoota wama ansaneehu illa alshshaytanu an athkurahu waittakhatha sabeelahu fee albahri AAajaban
18:63 Hij (de knecht) zei: "Zag u (wat er gebeurde) toen wij ons naar de rots begaven'? Toen vergat ik over de vis te vertellen en niemand anders dan de satan heeft mij hem laten vergeten. En Hij zocht zijn weg in de zee op een verbazingwekkende manier."
018.065 Fawajada AAabdan min AAibadina ataynahu rahmatan min AAindina waAAallamnahu min ladunna AAilman
18:65 Zij vonden toen een van Onze dienaren die Wij barmhartigheid van Onze kant gegeven hadden en die Wij kennis die bij Ons vandaan kwam onderwezen hadden.
018.071 Faintalaqa hatta itha rakiba fee alssafeenati kharaqaha qala akharaqtaha litughriqa ahlaha laqad ji/ta shay-an imran
18:71 Zo gingen zij dan verder totdat, toen zij aan boord van het schip waren, hij er een gat in maakte. Hij (Mozes) zei: "Maak u er een gat in om haar opvarenden te laten verdrinken? U hebt iets vreselijks gedaan!"
018.074 Faintalaqa hatta itha laqiya ghulaman faqatalahu qala aqatalta nafsan zakiyyatan bighayri nafsin laqad ji/ta shay-an nukran
18:74 Zo gingen zij verder totdat zij een jongeling ontmoetten en hij hem doodde. Hij (Mozes) zei: "Doodde u een onschuldige ziel zonder recht? Voorzeker, u heeft iets verwerpelijk gedaan!"
018.076 Qala in saaltuka AAan shay-in baAAdaha fala tusahibnee qad balaghta min ladunnee AAuthran
18:76 Hij (Mozes) zei: "Als ik u hierna nog eens over iets vraag, dan hoeft u mij niet te vergezellen. Van mijn kant heeft u al een verontschuldiging gekregen."
018.077 Faintalaqa hatta itha ataya ahla qaryatin istatAAama ahlaha faabaw an yudayyifoohuma fawajada feeha jidaran yureedu an yanqadda faaqamahu qala law shi/ta laittakhathta AAalayhi ajran
18:77 Zo gingen zij verder totdat zij enkele bewoners uit een stad ontmoetten en hen om voedsel vroegen, maar zij weigerden hen gastvrijheid te verlenen. Toen vonden zij daar een muur die dreigde in te storten, maar hij (Al-Khidr) zette die weer recht. Hij (Mozes) zei: "Als u gewild had, zou u hiervoor zeker een vergoeding kunnen vragen."
018.079 Amma alssafeenatu fakanat limasakeena yaAAmaloona fee albahri faaradtu an aAAeebaha wakana waraahum malikun ya/khuthu kulla safeenatin ghasban
18:79 Wat betreft het schip: zij was van arme mensen, die op zee werkten, en ik wilde haar onbruikbaar maken, want na hen kwam een koning, die elke schip met geweld zou nemen.
18:82 En wat betreft de muur: die behoorde tot twee weesjongens in de stad en eronder lag een schat die bestemd was voor hen, en hun vader was een oprechte man. Daarom wenste uw Heer dat zij hun volwassen leeftijd bereikten en (dan) hun schat uithaalden, als Barmhartigheid van uw Heer. En ik deed het niet uit mijn eigen wil; dat is de uitleg over hetgeen waarmee u niet in staat was geduld te hebben."
018.086 Hatta itha balagha maghriba alshshamsi wajadaha taghrubu fee AAaynin hami-atin wawajada AAindaha qawman qulna ya tha alqarnayni imma an tuAAaththiba wa-imma an tattakhitha feehim husnan
18:86 Totdat, toen hij de plaats van de zonsondergang bereikte, zag hij haar ondergaan in een bron van modderige (hete) water. En hij trof daar een volk aan. Wij zeiden: "O Dzoelqarain: of u geeft hun een bestraffing of u behandelt hen met goedheid."
018.087 Qala amma man thalama fasawfa nuAAaththibuhu thumma yuraddu ila rabbihi fayuAAaththibuhu AAathaban nukran
18:87 Hij zei: "Wat betreft degene die onrechtvaardig is: wij zullen hem straffen, daarna wordt hij tot zijn Heer teruggebracht en Hij zal hem dan straffen met een verschrikkelijke bestraffing.
018.088 Waamma man amana waAAamila salihan falahu jazaan alhusna wasanaqoolu lahu min amrina yusran
18:88 Maar wat betreft degene, die gelooft en goede werken verricht: voor hem zal er een goede beloning (paradijs) zijn. En wij (Dzoelqarnain) zullen hem van onze beschikking iets gemakkelijk tot hem zeggen."
18:94 Zij zeiden: "O Dzoelqarnain, (de volken van) Jadjoedj en Madjoedj zijn verderf-zaaiers op aarde. Zullen wij u een vergoeding geven opdat u tussen ons en hen een barrière maakt?"
018.095 Qala ma makkannee feehi rabbee khayrun faaAAeenoonee biquwwatin ajAAal baynakum wabaynahum radman
18:95 Hij (Dzoelqarnain) zei: "(De macht) waarmee mijn Heer mij voorzien heeft is beter. Helpt mij met mankracht, dan zal ik tussen jullie en hen een wal opwerpen.
018.096 Atoonee zubara alhadeedi hatta itha sawa bayna alsadafayni qala onfukhoo hatta itha jaAAalahu naran qala atoonee ofrigh AAalayhi qitran
18:96 Brengt mij brokken ijzer." Toen hij tussen beide hellingen het even hoog had opgestapeld zei hij: "Blaas!." En toen hij er dan een vuur van gemaakt had, zei hij: "Brengt mij gesmolten koper om het eroverheen te gieten."
018.098 Qala hatha rahmatun min rabbee fa-itha jaa waAAdu rabbee jaAAalahu dakkaa wakana waAAdu rabbee haqqan
18:98 Hij (Dzoelqarnain) zei: "Dit is een Barmhartigheid van mijn Heer. Wanneer de toezegging van mijn Heer komt, dan maakt Hij het tot stof. En de toezegging van mijn Heer is Waar."
18:99 En wij laten hen op die dag (wanneer de wal tot stof gemaakt wordt) met elkaar mengen. En er wordt op de Bazuin geblazen, waarna Wij hen (iedereen) allen bij elkaar zullen brengen (dag des oordeel).
018.102 Afahasiba allatheena kafaroo an yattakhithoo AAibadee min doonee awliyaa inna aAAtadna jahannama lilkafireena nuzulan
18:102 Denken degenen die niet geloven, dat zij Mijn dienaren naast Mij tot beschermers kunnen nemen? Wij hebben de Hel klaargemaakt als een verblijfplaats voor de ongelovigen.
18:105 Zij zijn degenen die niet geloven in de Tekenen van hun Heer en in de ontmoeting met Hem. Hun daden zijn vruchteloos en op de Dag der Opstanding kennen Wij aan hun (daden) geen gewicht toe.
018.109 Qul law kana albahru midadan likalimati rabbee lanafida albahru qabla an tanfada kalimatu rabbee walaw ji/na bimithlihi madadan
18:109 Zeg (O Mohammed): "Als de zee inkt was voor de woorden van mijn Heer, dan zou de zij zee uitgeput raken voordat de woorden van mijn Heer uitgeput raakten, ook al voegden Wij een daaraan gelijke hoeveelheid toe."
18:110 Zeg: "Voorwaar, ik ben slechts een mens als jullie. Aan mij wordt geopenbaard dat jullie god één God is. Wie daarom de ontmoeting met zijn Heer verwacht: laat hem goede daden verrichten en laat hem bij de aanbidding van zijn Heer niet één deelgenoot toekennen."