UMMATUN WAHIDA
وَ اِنَّ ہٰذِہٖۤ اُمَّتُکُمۡ اُمَّۃً وَّاحِدَۃً وَّ اَنَا رَبُّکُمۡ فَاتَّقُوۡنِ ۵۲﴾
Wa-inna hathihi ommatukum ommatan wahidatan waana rabbukum faittaqooni

En voorwaar, deze godsdienst (de Islam) is jullie godsdienst, de enigste. En Ik ben jullie Heer, vreest Mij daarom.
{Qs al Muminun ayah 52}
UMMATUN WAHIDA
وَ اِنَّ ہٰذِہٖۤ اُمَّتُکُمۡ اُمَّۃً وَّاحِدَۃً وَّ اَنَا رَبُّکُمۡ فَاتَّقُوۡنِ ۵۲﴾
Wa-inna hathihi ommatukum ommatan wahidatan waana rabbukum faittaqooni

En voorwaar, deze godsdienst (de Islam) is jullie godsdienst, de enigste. En Ik ben jullie Heer, vreest Mij daarom.
{Qs al Muminun ayah 52}
UMMATUN WAHIDA
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

UMMATUN WAHIDA

Wa-inna hathihi ommatukum UMMATUN WAHIDATAN waana rabbukum faittaqooni En voorwaar, deze godsdienst (de Islam) is jullie godsdienst, de enigste. En Ik ben jullie Heer, vreest Mij daarom.
 
IndexLaatste afbeeldingenZoekenRegistrerenInloggen

 

 Surah Al-Anmbi'jaa

Ga naar beneden 
AuteurBericht
Ummatun_wahida
Admin
Ummatun_wahida


Aantal berichten : 419
Registratiedatum : 09-12-12

Surah Al-Anmbi'jaa Empty
BerichtOnderwerp: Surah Al-Anmbi'jaa   Surah Al-Anmbi'jaa Emptyza jan 12, 2013 12:50 pm

Al-Anmbi'jaa


In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

1. Voor de mensen is de afrekening dichterbij gekomen en toch wenden zij zich in achteloosheid af.

2. Er komt geen nieuwe Vermaning tot hen van hun Heer of zij luisteren er naar terwijl zij er mee spelen.

3. En hun hart is achteloos. En de onrechtvaardigen plegen overleg in het geheim zeggende: "Is deze (Mohammed) niet slechts een mens als gij? Wilt gij dan de tovenarij met open ogen tegemoet gaan?"

4. Zeg: "Mijn Heer, weet wat in de hemel en op aarde wordt gezegd; Hij is de Alhorende, de Alwetende."

5. "Neen," zeggen zij, "verwarde dromen; neen, hij heeft het verzonnen; neen, hij is een dichter. Laat hem ons een teken brengen zoals de vroegere (profeten) dit hebben gebracht."

6. Vóór hen (bewoners van Mekka) heeft nooit een stad geloofd die Wij vernietigden; zullen deze dan wel geloven?

7. En vóór u zonden Wij slechts mannen aan wie Wij een openbaring hadden gezonden - Vraagt degenen, die de Vermaning bezitten, indien gij het niet weet. -

8. En Wij maakten hun lichaam niet zodanig dat zij geen voedsel behoefden te gebruiken, evenmin dat zij voor eeuwen konden blijven leven.

9. Aldus vervulden Wij aan hen Onze belofte, en Wij redden hen en degenen die Wij wilden; doch Wij verdelgden de buitensporigen.

10. Wij hebben u een Boek (de Koran) nedergezonden waardoor gij tot aanzien kunt komen, wilt gij dan met begrijpen?

11. Hoe menige stad vol van ongerechtigheid hebben Wij vernietigd en na haar hebben Wij een ander volk verwekt!

12. En toen zij Onze straf bemerkten, ziet, toen sloegen zij er voor op de vlucht.

13. "Vlucht niet en keert terug tot de genoegens die u waren veroorloofd en tot uw woningen opdat gij ondervraagd zult worden."

14. Zij antwoordden: "Wee ons, voorzeker, wij waren onrechtvaardig."

15. En hun geroep hield niet op totdat Wij hen nedermaaiden en uitblusten.

16. Wij schiepen de hemel en de aarde en al hetgeen er tussen is, niet tot vermaak.

17. Indien Wij een spel hadden willen doen, dan zouden Wij met Onszelf hebben gespeeld, maar dit doen Wij niet.

18. Neen, Wij stellen de waarheid tegenover de valsheid zodat de eerste de laatste het hoofd breekt en ziet, zij vergaat. En wee u, wegens hetgeen gij beweert.

19. Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is, en degenen die zich in Zijn tegenwoordigheid bevinden, zijn niet te trots om Hem te aanbidden, noch worden zij dit moede;

20. Zij verheerlijken Hem dag en nacht, en zij verslappen hierin nimmer.

21. Hebben zij (de afgodendienaars) goden genomen van de aarde die de doden kunnen opwekken?

22. Indien er naast Allah andere Goden waren in (de hemel en op aarde) zouden dezen voorzeker tot chaos zijn vervallen. Verheven is Allah, de Heer van de Troon, boven hetgeen zij zeggen.

23. Hij kan niet worden ondertraagd betreffende hetgeen Hij doet, doch zij zullen worden ondervraagd.

24. Hebben zij Goden buiten Hem genomen? Zeg: "Komt met uw bewijzen." Hier is de verkondiging dergenen die vóór mij waren. Doch de meesten hunner kennen de waarheid niet en zij zijn er afkerig van.

25. En Wij zonden geen boodschapper vóór u zonder hem te openbaren: "Voorzeker er is geen God buiten Mij, aanbidt derhalve Mij alleen."

26. En zij zeggen: "De Barmhartige heeft Zich een zoon genomen." Heilig is Hij. Neen, zij zijn slechts geëerde dienaren.

27. Zij spreken niet eer Hij het beveelt, en zij handelen volgens Zijn gebod.

28. Hij weet wat vóór hen is, en wat achter hen is, zij zijn voor niemand voorspraak behalve voor degene die Hem behaagt en zij sidderen uit eerbied voor Hem.

29. En wie hunner zou zeggen: "Ik ben een God naast Hem," die zouden Wij met de hel vergelden. Aldus vergelden Wij de onrechtvaardigen.

30. Hebben de ongelovigen niet ingezien dat de hemel en de aarde gesloten waren en dat Wij ze dan hebben geopend? En al hetgeen leeft, hebben Wij uit water gemaakt. Willen zij dan toch niet geloven?

31. En Wij hebben op aarde onwrikbare bergen geplaatst, opdat zij niet met hen (de mensen) zouden beven; en Wij hebben er wijde wegen gemaakt, opdat zij de juiste richting zouden volgen.

32. En Wij hebben de hemel gemaakt tot een welbeschermd dak; niettemin wenden zij zich af van deze tekenen.

33. En Hij is het, Die de nacht en de dag schiep. Ook de zon en de maan, elk hunner beweegt zich langs een (vaste) baan.

34. Wij hebben aan niemand vóór u een eeuwig leven geschonken. Indien gij sterft, zouden zij hier dan voor eeuwig kunnen blijven?

35. Iedere ziel zal de dood ondergaan en Wij beproeven u met kwaad en goed en tot Ons zult gij terugkeren.

36. Wanneer de ongelovigen u zien, spotten zij slechts met u, zij zeggen: "Is dit degene die kwaad spreekt van uw Goden?" terwijl zij het zijn die de verkondiging van de Barmhartige verwerpen.

37. De mens is met een haastige natuur geschapen. Ik zal u Mijn tekenen tonen, doch vraagt Mij niet ze te verhaasten.

38. En zij zeggen: "Wanneer zal deze belofte worden vervuld, indien gij waarachtig zijt?"

39. O, wisten de ongelovigen maar de tijd wanneer zij niet bij machte zullen zijn het Vuur van hun gezicht of van hun rug te weren en niet zullen worden geholpen!

40. Neen, onverwachts zal het hen achterhalen en het zal hen verbijsteren; en zij zullen niet bij machte zijn het te voorkomen, noch zal hun uitstel worden gegeven.

41. Voorzeker werden de boodschappers vóór u ook bespot, maar degenen die hen bespotten, werden door het bespotte getroffen.

42. Zeg: "Wie beschermt u dag en nacht behalve de Barmhartige?" Neen, zij wenden zich af van de gedachtenis aan hun Heer.

43. Hebben zij goden die hen kunnen beschermen tegen Ons? Zij kunnen zichzelf niet helpen, noch worden zij door Ons bijgestaan.

44. Neen, Wij hebben deze (mensen) en hun vaderen een voorziening gegeven totdat het leven hun verlengd werd. Zien zij met dat Wij het land (der ongelovigen) bezoeken, het van de buitenzijde af besnoeiend? Zullen zij dan de overhand hebben?

45. Zeg: "Ik waarschuw u slechts door Openbaring." Doch de doven horen de roep niet wanneer zij worden gewaarschuwd.

46. En indien een ademtocht der kastijding van uw Heer hen raakt, zullen zij ongetwijfeld zeggen: "Wee ons, wij waren inderdaad onrechtvaardigen."

47. En Wij zullen weegschalen der gerechtigheid instellen op de Dag der Opstanding, zodat geen enkele ziel in enig opzicht onrecht zal worden aangedaan. En al was het slechts het gewicht van een mosterdzaadje, Wij zullen het naar voren brengen en Wij zijn voldoende als Rekenaar.

48. En Wij schonken Mozes en Aäron het Onderscheid, tot een licht en een gedachtenis voor de godvrezenden.

49. Die hun Heer in het verborgene vrezen en het Uur duchten.

50. En dit (de Koran) is een gezegende verkondiging die Wij hebben nedergezonden: zult gij deze dan ontkennen?

51. En voorheen schonken Wij aan Abraham zijn rechtschapenheid en Wij kenden hem goed.

52. Toen hij tot zijn vader en tot zijn volk zeide: "Wat zijn deze beelden waaraan gij zo gehecht zijt?"

53. Antwoordden zij: "Wij vonden dat onze vaderen deze aanbaden."

54. Hij zeide: "Voorwaar, gij met uw vaderen verkeert in duidelijke dwaling."

55. Zij zeiden: "Hebt gij ons de waarheid gebracht, of speelt gij slechts met ons?"

56. Hij antwoordde: "Neen, uw Heer is de Heer van de hemelen en van de aarde, Die deze schiep en ik leg getuigenis er van af."

57. En, bij Allah, ik zal tegen uw afgoden een plan beramen nadat gij hun uw rug hebt toegewend."

58. Alsdan brak hij ze in stukken, behalve de grootste daarvan, opdat zij zich tot hem zouden wenden.

59. (Toen zij dit zagen) zeiden zij: "Wie heeft dit onze Goden aangedaan? Voorwaar, hij moet een boosdoener zijn."

60. Enigen hunner zeiden: "Wij hoorden een jonge man over hen spreken; hij heet Abraham."

61. Zij zeiden: "Brengt hem dan voor de ogen des volks, opdat zij kunnen getuigen."

62. Zij vroegen: "Hebt gij dit onze Goden aangedaan, o Abraham?"

63. Hij antwoordde: "Iemand heeft het gedaan; dit is de grootste van hen. Vraagt hen of zij kunnen spreken."

64. Toen kwamen zij tot inkeer en zeiden (bij zichzelf) "Gij zijt zelf de boosdoeners."

65. En zij lieten (beschaamd) het hoofd hangen, "Gij weet wel dat deze niet kunnen spreken."

66. Hij zeide: "Aanbidt gij dan in plaats van Allah datgene wat u geenszins kan baten noch schaden?"

67. "Schande over u en over hetgeen gij buiten Allah aanbidt. Hebt gij dan geen verstand?"

68. Zij zeiden: "Verbrandt hem en helpt uw goden indien gij iets wilt doen."

69. Wij zeiden: "O vuur, wees koel en onschadelijk voor Abraham."

70. En zij wensten hem kwaad te doen doch Wij deden hen de grootste verliezers zijn.

71. En Wij redden hem en Lot en voerden hen naar het land dat Wij zegenden voor alle volkeren.

72. En Wij schonken hem Izaäk en Jacob als kleinzoon en Wij maakten hen allen rechtvaardig.

73. En Wij maakten hen tot leiders die de mensen leidden op Ons bevel en Wij zonden een Openbaring tot hen, die aanspoorde, goede werken te doen, het gebed te onderhouden en aalmoezen te geven. En zij aanbaden Ons alleen.

74. En aan Lot schonken Wij wijsheid en kennis. En Wij bevrijdden hem uit de stad die gruwelijk handelde. Zij waren inderdaad een boos en opstandig volk.

75. En Wij namen hem in Onze barmhartigheid op, want hij was een der rechtvaardigen.

76. En toen Noach voordien riep, verhoorden Wij zijn gebed en redden hem en zijn gezin uit de grote ramp.

77. En Wij stonden hem bij tegen degenen die Onze tekenen verloochenden. Zij waren voorzeker een slecht volk; derhalve verdronken Wij hen allen.

78. En toen David en Salomo rechtspraken betreffende het veld waar de geiten van zekere mensen bij nacht graasden, waren Wij Getuige van hun oordeel.

79. Wij schonken Salomo begrip van de zaak en aan elk hunner schonken Wij wijsheid en kennis. En Wij noopten de bergen en de vogels om samen met David Gods heerlijkheid te loven. En Wij waren het, Die dat deden.

80. En Wij leerden hem de kunst, maliënkolders voor u te maken, opdat deze u zouden beschermen tegen aanvallen. Zult gij dan niet erkentelijk zijn?

81. En Wij maakten de geweldige wind aan Salomo onderdanig. Deze blies om zijnentwille in de richting van het land dat Wij hadden gezegend. En Wij bezitten kennis van alle dingen.

82. En Wij maakten onder de duivels, die voor hem doken en daarnaast andere arbeid verrichtten en Wij waren het die over hen waakten.

83. En (gedenk) Job toen hij tot zijn Heer riep, zeggende: "Kwelling heeft mij terneer geworpen en Gij zijt de Genadigste der genadigen."

84. Wij verhoorden daarom zijn gebed en bevrijdden hem van moeilijkheden en gaven hem de zijnen en het gelijke er van daarnevens, als een bewijs Onzer barmhartigheid en als een herinnering voor de vromen.

85. En Ismaël en Idries en Zol-Kifl; allen behoorden tot de standvastigen.

86. En Wij namen hen op in Onze genade want zij behoorden tot de rechtvaardigen.

87. En Zonnoen (Jonas) toen hij in toorn heenging en dacht dat Wij geen macht over hem hadden en in de duisternis uitriep, zeggende: "Er is geen God dan Gij. Heilig zijt Gij. Ik behoorde inderdaad tot de onrechtvaardigen."

88. Wij verhoorden toen zijn gebed en namen zijn droefenis van hem weg. En aldus verlossen Wij de gelovigen.

89. En Zacharia, toen hij tot zijn Heer riep, zeggende: "Mijn Heer, laat mij niet alleen en Gij zijt de Beste der erfgenamen."

90. Toen verhoorden Wij zijn gebed en beloofden hem Johannes en Wij maakten zijn vrouw geschikt (een kind te krijgen). Zij plachten met elkander te wedijveren in goede werken en zij riepen Ons in hoop en vrees aan en waren nederig voor Ons.

91. En (gedenk) haar, die haar kuisheid bewaarde; Wij bliezen haar Onze geest in en Wij maakten haar en haar zoon tot een teken voor alle volkeren.

92. Voorwaar, dit is uw gemeenschap: één gemeenschap; en Ik ben uw Heer, aanbidt Mij derhalve.

93. Doch zij (hun volgelingen) hebben hun eenheid verbroken; toch zullen zij allen tot Ons terugkeren.

94. Wie ook goede werken verricht en een gelovige is, voor diens ijver zal geen ondankbaarheid zijn. Wij zullen dit voorzeker in zijn voordeel boekstaven.

95. En voor een stad die Wij verdelgd hebben, is het een onherroepelijk gebod, dat het (volk) niet zal terugkeren.

96. Zelfs wanneer Gog en Magog zullen worden losgelaten en zij elke hoogte zullen overschrijden.

97. En als de ware Belofte nadert, dan ziet, de ogen der ongelovigen zullen verstard zijn. (Zij zullen zeggen): "O! wee ons, wij waren hier inderdaad onachtzaam over, neen, wij waren onrechtvaardigen."

98. Voorwaar, gij met hetgeen gij buiten Allah aanbidt, zult de brandstof der hel zijn. Daartoe zult gij komen.

99. Indien dezen werkelijk Goden waren geweest zouden zij niet daarin zijn gegaan; nu zullen allen er in verblijven.

100. Daarin zullen zij weeklagen en niets horen.

101. Voorzeker degenen, aan wie door Ons tevoren de belofte van een goede beloning is gedaan, dezen zullen er ver van verwijderd worden.

102. Geen gerucht daarvan (van de hel) zullen zij horen, en zij zullen voor eeuwig vertoeven in hetgeen hun zielen begeren.

103. De grote ontzetting zal hen niet beangstigen en de engelen zullen hen tegemoet komen, zeggende: "Dit is de Dag die u was beloofd."

104. De Dag, waarop Wij de hemelen zullen oprollen zoals een schrijver zijn geschriften oprolt. Gelijk Wij de schepping eerst begonnen, aldus zullen Wij haar terugbrengen - een Belofte van Ons; voorwaar Wij zullen deze nakomen.

105. En voordien hebben Wij na de Vermaning in de geschriften geschreven dat Mijn rechtvaardige dienaren de aarde zullen erven.

106. Voorzeker, hierin ligt een boodschap voor mensen die God dienen.

107. En Wij hebben u (Mohammed) slechts als genade voor de werelden gezonden.

108. Zeg: "Voorzeker, mij is geopenbaard dat uw God slechts een enig God is, zult gij u dan aan Hem onderwerpen?"

109. Maar indien zij zich afwenden, zeg dan: "Ik heb u allen gelijkelijk ingelicht en ik weet niet of hetgeen waar gij mee bedreigd wordt, nabij of ver is."

110. "Voorwaar, Hij weet wat openlijk besproken wordt en Hij weet hetgeen gij verbergt."

111. "En ik weet niet of het voor u een beproeving is of een voordeel voor een bepaalde tijd."

112. Zeg: "Mijn Heer, oordeel in waarheid." En "Onze Heer is de Barmhartige Wiens hulp moet worden ingeroepen tegen hetgeen gij zegt."
Terug naar boven Ga naar beneden
https://ummatun-wahida.1forum.biz
Ummatun_wahida
Admin
Ummatun_wahida


Aantal berichten : 419
Registratiedatum : 09-12-12

Surah Al-Anmbi'jaa Empty
BerichtOnderwerp: Re: Surah Al-Anmbi'jaa   Surah Al-Anmbi'jaa Emptyza jan 12, 2013 12:51 pm

Bismi Allahi alrrahmani alrraheemi

1. Iqtaraba lilnnasi hisabuhum wahum fee ghaflatin muAAridoona

2. Ma ya/teehim min thikrin min rabbihim muhdathin illa istamaAAoohu wahum yalAAaboona

3. Lahiyatan quloobuhum waasarroo alnnajwa allatheena thalamoo hal hatha illa basharun mithlukum afata/toona alssihra waantum tubsiroona

4. Qala rabbee yaAAlamu alqawla fee alssama-i waal-ardi wahuwa alssameeAAu alAAaleemu

5. Bal qaloo adghathu ahlamin bali iftarahu bal huwa shaAAirun falya/tina bi-ayatin kama orsila al-awwaloona

6. Ma amanat qablahum min qaryatin ahlaknaha afahum yu/minoona

7. Wama arsalna qablaka illa rijalan noohee ilayhim fais-aloo ahla alththikri in kuntum la taAAlamoona

8. Wama jaAAalnahum jasadan la ya/kuloona alttaAAama wama kanoo khalideena

9. Thumma sadaqnahumu alwaAAda faanjaynahum waman nashao waahlakna almusrifeena

10. Laqad anzalna ilaykum kitaban feehi thikrukum afala taAAqiloona

11. Wakam qasamna min qaryatin kanat thalimatan waansha/na baAAdaha qawman akhareena

12. Falamma ahassoo ba/sana itha hum minha yarkudoona

13. La tarkudoo wairjiAAoo ila ma otriftum feehi wamasakinikum laAAallakum tus-aloona

14. Qaloo ya waylana inna kunna thalimeena

15. Fama zalat tilka daAAwahum hatta jaAAalnahum haseedan khamideena

16. Wama khalaqna alssamaa waal-arda wama baynahuma laAAibeena

17. Law aradna an nattakhitha lahwan laittakhathnahu min ladunna in kunna faAAileena

18. Bal naqthifu bialhaqqi AAala albatili fayadmaghuhu fa-itha huwa zahiqun walakumu alwaylu mimma tasifoona

19. Walahu man fee alssamawati waal-ardi waman AAindahu la yastakbiroona AAan AAibadatihi wala yastahsiroona

20. Yusabbihoona allayla waalnnahara la yafturoona

21. Ami ittakhathoo alihatan mina al-ardi hum yunshiroona

22. Law kana feehima alihatun illa Allahu lafasadata fasubhana Allahi rabbi alAAarshi AAamma yasifoona

23. La yus-alu AAamma yafAAalu wahum yus-aloona

24. Ami ittakhathoo min doonihi alihatan qul hatoo burhanakum hatha thikru man maAAiya wathikru man qablee bal aktharuhum la yaAAlamoona alhaqqa fahum muAAridoona

25. Wama arsalna min qablika min rasoolin illa noohee ilayhi annahu la ilaha illa ana faoAAbudooni

26. Waqaloo ittakhatha alrrahmanu waladan subhanahu bal AAibadun mukramoona

27. La yasbiqoonahu bialqawli wahum bi-amrihi yaAAmaloona

28. YaAAlamu ma bayna aydeehim wama khalfahum wala yashfaAAoona illa limani irtada wahum min khashyatihi mushfiqoona

29. Waman yaqul minhum innee ilahun min doonihi fathalika najzeehi jahannama kathalika najzee alththalimeena

30. Awa lam yara allatheena kafaroo anna alssamawati waal-arda kanata ratqan fafataqnahuma wajaAAalna mina alma-i kulla shay-in hayyin afala yu/minoona

31. WajaAAalna fee al-ardi rawasiya an tameeda bihim wajaAAalna feeha fijajan subulan laAAallahum yahtadoona

32. WajaAAalna alssamaa saqfan mahfoothan wahum AAan ayatiha muAAridoona

33. Wahuwa allathee khalaqa allayla waalnnahara waalshshamsa waalqamara kullun fee falakin yasbahoona

34. Wama jaAAalna libasharin min qablika alkhulda afa-in mitta fahumu alkhalidoona

35. Kullu nafsin tha-iqatu almawti wanablookum bialshsharri waalkhayri fitnatan wa-ilayna turjaAAoona

36. Wa-itha raaka allatheena kafaroo in yattakhithoonaka illa huzuwan ahatha allathee yathkuru alihatakum wahum bithikri alrrahmani hum kafiroona

37. Khuliqa al-insanu min AAajalin saoreekum ayatee fala tastaAAjiloona

38. Wayaqooloona mata hatha alwaAAdu in kuntum sadiqeena

39. Law yaAAlamu allatheena kafaroo heena la yakuffoona AAan wujoohihimu alnnara wala AAan thuhoorihim wala hum yunsaroona

40. Bal ta/teehim baghtatan fatabhatuhum fala yastateeAAoona raddaha wala hum yuntharoona

41. Walaqadi istuhzi-a birusulin min qablika fahaqa biallatheena sakhiroo minhum ma kanoo bihi yastahzi-oona

42. Qul man yaklaokum biallayli waalnnahari mina alrrahmani bal hum AAan thikri rabbihim muAAridoona

43. Am lahum alihatun tamnaAAuhum min doonina la yastateeAAoona nasra anfusihim wala hum minna yushaboona

44. Bal mattaAAna haola-i waabaahum hatta tala AAalayhimu alAAumuru afala yarawna anna na/tee al-arda nanqusuha min atrafiha afahumu alghaliboona

45. Qul innama onthirukum bialwahyi wala yasmaAAu alssummu aldduAAaa itha ma yuntharoona

46. Wala-in massat-hum nafhatun min AAathabi rabbika layaqoolunna ya waylana inna kunna thalimeena

47. WanadaAAu almawazeena alqista liyawmi alqiyamati fala tuthlamu nafsun shay-an wa-in kana mithqala habbatin min khardalin atayna biha wakafa bina hasibeena

48. Walaqad atayna moosa waharoona alfurqana wadiyaan wathikran lilmuttaqeena

49. Allatheena yakhshawna rabbahum bialghaybi wahum mina alssaAAati mushfiqoona

50. Wahatha thikrun mubarakun anzalnahu afaantum lahu munkiroona

51. Walaqad atayna ibraheema rushdahu min qablu wakunna bihi AAalimeena

52. Ith qala li-abeehi waqawmihi ma hathihi alttamatheelu allatee antum laha AAakifoona

53. Qaloo wajadna abaana laha AAabideena

54. Qala laqad kuntum antum waabaokum fee dalalin mubeenin

55. Qaloo aji/tana bialhaqqi am anta mina allaAAibeena

56. Qala bal rabbukum rabbu alssamawati waal-ardi allathee fatarahunna waana AAala thalikum mina alshshahideena

57. WataAllahi laakeedanna asnamakum baAAda an tuwalloo mudbireena

58. FajaAAalahum juthathan illa kabeeran lahum laAAallahum ilayhi yarjiAAoona

59. Qaloo man faAAala hatha bi-alihatina innahu lamina alththalimeena

60. Qaloo samiAAna fatan yathkuruhum yuqalu lahu ibraheemu

61. Qaloo fa/too bihi AAala aAAyuni alnnasi laAAallahum yashhadoona

62. Qaloo aanta faAAalta hatha bi-alihatina ya ibraheemu

63. Qala bal faAAalahu kabeeruhum hatha fais-aloohum in kanoo yantiqoona

64. FarajaAAoo ila anfusihim faqaloo innakum antumu alththalimoona

65. Thumma nukisoo AAala ruoosihim laqad AAalimta ma haola-i yantiqoona

66. Qala afataAAbudoona min dooni Allahi ma la yanfaAAukum shay-an wala yadurrukum

67. Offin lakum walima taAAbudoona min dooni Allahi afala taAAqiloona

68. Qaloo harriqoohu waonsuroo alihatakum in kuntum faAAileena

69. Qulna ya naru koonee bardan wasalaman AAala ibraheema

70. Waaradoo bihi kaydan fajaAAalnahumu al-akhsareena

71. Wanajjaynahu walootan ila al-ardi allatee barakna feeha lilAAalameena

72. Wawahabna lahu ishaqa wayaAAqooba nafilatan wakullan jaAAalna saliheena

73. WajaAAalnahum a-immatan yahdoona bi-amrina waawhayna ilayhim fiAAla alkhayrati wa-iqama alssalati wa-eetaa alzzakati wakanoo lana AAabideena

74. Walootan ataynahu hukman waAAilman wanajjaynahu mina alqaryati allatee kanat taAAmalu alkhaba-itha innahum kanoo qawma saw-in fasiqeena

75. Waadkhalnahu fee rahmatina innahu mina alssaliheena

76. Wanoohan ith nada min qablu faistajabna lahu fanajjaynahu waahlahu mina alkarbi alAAatheemi

77. Wanasarnahu mina alqawmi allatheena kaththaboo bi-ayatina innahum kanoo qawma saw-in faaghraqnahum ajmaAAeena

78. Wadawooda wasulaymana ith yahkumani fee alharthi ith nafashat feehi ghanamu alqawmi wakunna lihukmihim shahideena

79. Fafahhamnaha sulaymana wakullan atayna hukman waAAilman wasakhkharna maAAa dawooda aljibala yusabbihna waalttayra wakunna faAAileena

80. WaAAallamnahu sanAAata laboosin lakum lituhsinakum min ba/sikum fahal antum shakiroona

81. Walisulaymana alrreeha AAasifatan tajree bi-amrihi ila al-ardi allatee barakna feeha wakunna bikulli shay-in AAalimeena

82. Wamina alshshayateeni man yaghoosoona lahu wayaAAmaloona AAamalan doona thalika wakunna lahum hafitheena

83. Waayyooba ith nada rabbahu annee massaniya alddurru waanta arhamu alrrahimeena

84. Faistajabna lahu fakashafna ma bihi min durrin waataynahu ahlahu wamithlahum maAAahum rahmatan min AAindina wathikra lilAAabideena

85. Wa-ismaAAeela wa-idreesa watha alkifli kullun mina alssabireena

86. Waadkhalnahum fee rahmatina innahum mina alssaliheena

87. Watha alnnooni ith thahaba mughadiban fathanna an lan naqdira AAalayhi fanada fee alththulumati an la ilaha illa anta subhanaka innee kuntu mina alththalimeena

88. Faistajabna lahu wanajjaynahu mina alghammi wakathalika nunjee almu/mineena

89. Wazakariyya ith nada rabbahu rabbi la tatharnee fardan waanta khayru alwaritheena

90. Faistajabna lahu wawahabna lahu yahya waaslahna lahu zawjahu innahum kanoo yusariAAoona fee alkhayrati wayadAAoonana raghaban warahaban wakanoo lana khashiAAeena

91. Waallatee ahsanat farjaha fanafakhna feeha min roohina wajaAAalnaha waibnaha ayatan lilAAalameena

92. Inna hathihi ommatukum ommatan wahidatan waana rabbukum faoAAbudooni

93. WataqattaAAoo amrahum baynahum kullun ilayna rajiAAoona

94. Faman yaAAmal mina alssalihati wahuwa mu/minun fala kufrana lisaAAyihi wa-inna lahu katiboona

95. Waharamun AAala qaryatin ahlaknaha annahum la yarjiAAoona

96. Hatta itha futihat ya/jooju wama/jooju wahum min kulli hadabin yansiloona

97. Waiqtaraba alwaAAdu alhaqqu fa-itha hiya shakhisatun absaru allatheena kafaroo ya waylana qad kunna fee ghaflatin min hatha bal kunna thalimeena

98. Innakum wama taAAbudoona min dooni Allahi hasabu jahannama antum laha waridoona

99. Law kana haola-i alihatan ma waradooha wakullun feeha khalidoona

100. Lahum feeha zafeerun wahum feeha la yasmaAAoona

101. Inna allatheena sabaqat lahum minna alhusna ola-ika AAanha mubAAadoona

102. La yasmaAAoona haseesaha wahum fee ma ishtahat anfusuhum khalidoona

103. La yahzunuhumu alfazaAAu al-akbaru watatalaqqahumu almala-ikatu hatha yawmukumu allathee kuntum tooAAadoona

104. Yawma natwee alssamaa katayyi alssijlli lilkutubi kama bada/na awwala khalqin nuAAeeduhu waAAdan AAalayna inna kunna faAAileena

105. Walaqad katabna fee alzzaboori min baAAdi alththikri anna al-arda yarithuha AAibadiya alssalihoona

106. Inna fee hatha labalaghan liqawmin AAabideena

107. Wama arsalnaka illa rahmatan lilAAalameena

108. Qul innama yooha ilayya annama ilahukum ilahun wahidun fahal antum muslimoona

109. Fa-in tawallaw faqul athantukum AAala sawa-in wa-in adree aqareebun am baAAeedun ma tooAAadoona

110. Innahu yaAAlamu aljahra mina alqawli wayaAAlamu ma taktumoona

111. Wa-in adree laAAallahu fitnatun lakum wamataAAun ila heenin

112. Qala rabbi ohkum bialhaqqi warabbuna alrrahmanu almustaAAanu AAala ma tasifoona
Terug naar boven Ga naar beneden
https://ummatun-wahida.1forum.biz
 
Surah Al-Anmbi'jaa
Terug naar boven 
Pagina 1 van 1
 Soortgelijke onderwerpen
-
» Surah Al Fat'h
» Surah At-Tur
» Surah Taa Haa
» Surah Al-Ala
» Surah Al-Asr

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
UMMATUN WAHIDA :: Quran :: Volledige Quran: Arabisch, Nederlandse interpretatie en fonetisch-
Ga naar: