De tweede Bay’at [verdrag van] Al-’Aqabah:

In het jaar daarop kwam Mus’ab ibn `Umayr [رضي الله عنه] terug naar Mekka met een aantal Ansar moslims en enkele Moeshrikeen [polytheïsten] uit Medina. Nadat de Ansar de bedevaart hadden volbracht ontmoette de boodschapper van Allah hen en de Moeshrikeen. Op dat moment waren zij met 73, waaronder twee vrouwen. De profeet [صلى الله عليه وسلم] praatte met hen, las de Koran en nodigde hen uit de islam te accepteren. De profeet [صلى الله عليه وسلم] accepteerde hun trouw op deze voorwaarden:

Jullie moeten mij beschermen zoals jullie je vrouw en kinderen zouden beschermen.
Jullie luisteren naar mij, en jullie volgen van mij, of jullie actief zijn of lui.
Jullie betalen geld of dit gemakkelijk is of niet.
Wees niet bang dat iemand je afkeurt voor iets wat je doet voor Allah [سبحانه وتعالى].
Jullie moeten mensen tot het goede aansporen, en het kwade verbieden. Hiervoor krijgen jullie het Paradijs.
Zij gaven hun trouw aan de profeet [صلى الله عليه وسلم], en de profeet [صلى الله عليه وسلم] antwoordde: “Ik ben van jullie en jullie zijn van mij. Ik zal vechten met diegenen die tegen jullie vechten, en ik zal vrede hebben met diegenen die jullie in vrede laten leven.”