De eerste openbaring van Al Quran:

De profeet [صلى الله عليه وسلم] was een liefhebben van rust en eenzaamheid. Vaak trok hij zich terug om na te denken over de schepping van de hemel en de aarde. Dit deed hij in de grot [Ghaar Al-Hiraa] op een heuvel niet ver van Mekka.

Toen de profeet [صلى الله عليه وسلم] veertig jaar oud was, was hij op een nacht aan het einde van de maand Ramadan in de grot, hier ontving hij de eerste openbaring van de Heilige Koran. Overgeleverd door Aisha [رضي الله عنها]:

“Het begin van de Goddelijke openbaring aan Allah’s boodschapper [صلى الله عليه وسلم] was in de vorm van goede dromen welke uitkwamen zoals het heldere daglicht, en toen werd de liefde voor afzondering aan hem geschonken. Hij was gewend in de grot [Ghaar al-Hiraa] in afzondering te gaan waar hij vele dagen onafgebroken Allah [alleen] aanbad, voor zijn verlangen zijn familie te zien. Hij was gewend voedsel voor de reis en het verblijf met zich mee te nemen, en daarna terug te keren naar [zijn vrouw] Khadeeja, om op dezelfde wijze weer voedsel mee te nemen toen opeens de Waarheid op hem neerdaalde, terwijl hij in Ghaar al-Hiraa was. De Engel Djibreel [عليه السلام] kwam naar hem toe en vroeg hem om te lezen “Iqra”.. De profeet antwoorde: ‘Ik kan niet lezen; Ma ana bi Qari.’ De profeet [صلى الله عليه وسلم] voegde er aantoe ‘De engel pakte me hardhandig vast en drukte me zo hard dat ik het niet meer kon verdragen. Hij liet me daarna los, en vroeg me opnieuw om te lezen, en ik antwoordde weer: ‘Ik kan niet lezen.’ Daarop pakte hij mij voor de 2e keer vast totdat ik het niet meer kon verdragen. Hij liet me toen los en opnieuw vroeg hij mij te lezen, maar opnieuw antwoordde ik ‘Ik kan niet lezen [wat zal ik lezen?]‘. Daarop pakte hij me voor de 3e keer vast en duwde me, en toe liet hij me los en zei:

“Verkondig de naam van uw Heer, de Schepper Die de mens uit geronnen bloed schiep. Verkondig, want uw Heer is de meest Eerbiedwaardige.” [Soerat Al-'Alaq 1-3]

Toen keerde Allah’s boodschapper terug met de Openbaring en zijn hart klopte hevig. Hij ging toen naar Khadeeja en zei: ‘Bedek me! Bedek me!’ Zij bedekte hem totdat de angst over was en daarna vertelde hij haar alles wat er gebeurd was en zei: ‘Ik vrees dat er mogelijk iets met me kan gebeuren.’ Khadeeja antwoordde: ‘Nooit. Bij Allah, Allah zal jou nooit in ongenade brengen. Je onderhoudt goede relaties met je familie, helpt de armen en behoeftigen, bedient de gasten goedgeefs en helpt de getroffenen van een rampspoed.’


Khadeeja vergezelde hem daarna naar haar neef Waraq ibn Naufal die gedurende de pre-islamitische periode christen was geworden en gewend was te schrijven met Hebreeuwse letters. Hij schreef net zoveel van de Gospel in het Hebreeuws als Allah hem wenste te schrijven. Hij was een oude man en had zijn gezichtsvermogen verloren. Khadeeja zei tegen Waraq: ‘Luister naar het verhaal van je neef!’ Waraq vroeg: ‘Oh mijn neef, wat heb je gezien?’ Allah’s boodschapper beschreef wat hij ook maar had gezien. Waraq zei: ‘Dit is dezelfde engel [Djibreel] die de geheimen bewaard die Allah aan Moesa [عليه السلام] had gezonden. Ik wou dat ik jong was en de tijd kon meemaken waneer jouw mensen zich tegen jou zouden keren.’ De profeet [صلى الله عليه وسلم] vroeg: ‘Zullen ze mij verdrijven?’ Waraq antwoordde bevestigend en zei: ‘Elke man die met iets gelijksoortige kwam als jij hebt hebt gebracht werd behandeld met vijandigheid; en als ik in leven moet blijven tot de dag dat ze je zullen verdrijven, dan zou ik je krachtig steunen.’ Maar na een paar dagen overleed Waraq en de Goddelijke openbaring stopte voor een tijd.”

Jabir bin Abdullah al-Ansaari [رضي الله عنه] heeft overgeleverd betreffende de periode van de pauze in de Openbaring, verslag gevend van de toespraak van de profeet [صلى الله عليه وسلم]: “Terwijl ik liep hoorde ik opeens een stem vanuit de hemel. Ik keek omhoog en zag dezelfde Engel die me bezocht in Ghaar al-Hiraa, zittend op een stoel tussen de hemel en aarde. Ik werd bang van hem, en kwam thuis en zei: “Wikkel me in dekens.” En toen openbaarde Allah de volgende Heilige Koran verzen:

“Oh gij die u omhult! Sta op en waarschuw de Grootheid van uw heer. En reinig uw hart. En vlied de onreinheid.” [Soerat Al-Muddathir: 1-5]

Hierna kwam de openbaring krachtig, veelvuldig en regelmatig.” [Sahih Al-Boekhari]