“Heilig is Hij [Allah] Die zijn dienaar [Mohammad bij nacht voerde van de heilige moskee [Medina] naar de verre moskee [Jeruzalem].” [Soerat Ali-'Imran: 1]Na de dood van zijn oom en zijn vrouw met daarbij ook het gebeuren in Al-Ta’ef werd de profeet [صلى الله عليه وسلم] zeer droevig. Allah [سبحانه وتعالى] compenseerde dit met de Hemelreis aan het einde van Rajab. Vanaf de verre moskee in Jeruzalem werd hij ‘s nachts naar de zeven hemelen gebracht. Daar zag hij het resultaat van de goede daden in De Tuin [Het Paradijs] en de slechte daden in Het Vuur [De Hel]. In deze nacht legde Allah [سبحانه وتعالى] vijf gebeden op aan iedere moslim.
Toen de profeet [صلى الله عليه وسلم] terugkwam op aarde vertelde hij de mensen van Mekka [Qoeraysh] wat hij had gezien in de hemelen. Zij geloofden hem niet, maar hij gaf hen het bewijs:
“Er is een karavaan kamelen onderweg vanuit vanuit As-Shaam, deze karavaan zal met zonsondergang aankomen in Mekka.” Ten slotte kwam deze voorspelling van de profeet [صلى الله عليه وسلم] uit en alleen Abu Bakr geloofde hem. En hij gaf hen een tweede bewijs:
Overgeleverd door Jabir ibn Abdullah [رضي الله عنه], hij hoorde Allah’s boodschapper [صلى الله عليه وسلم] zeggen:
“Toen de mensen van Qoeraysh mij niet geloofden [over mijn Nachtelijke Reis], stond ik op in Al-Hiyr en Allah [سبحانه وتعالى] toonde mij Jeruzalem voor mij, en ik beschreef het aan hen terwijl ik er naar keek.” [Sahih Al-Boekhari]Nadat de boodschapper [صلى الله عليه وسلم] bewezen had dat hij in de zeven hemelen was geweest geloofden Qoeraysh hem niet en zij werden nog hatelijker tegen de profeet [صلى الله عليه وسلم] en zijn volgelingen.